ECLI:NL:RBROT:2012:BZ0991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsbijstandverlener als belanghebbende bij besluit tot vergoeding kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van kosten van rechtsbijstand. Eiser, een rechtsbijstandverlener, heeft namens zijn cliënt bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, het College van Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam, dat een maatregel had opgelegd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een aantal besluiten en een hoorzitting, heeft verweerder uiteindelijk een kostenvergoeding toegekend aan eiser voor de verleende rechtsbijstand. Eiser was van mening dat de vergoeding te laag was vastgesteld en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kostenvergoeding door verweerder aan eiser was toegekend, en dat eiser als belanghebbende kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte een bedrag van € 437,- had toegekend in plaats van het juiste bedrag van € 874,-. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de kostenvergoeding betrof. Tevens werd bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht en de proceskosten diende te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbijstandverlener in het bestuursrecht en bevestigt dat deze als belanghebbende kan optreden in procedures over kostenvergoedingen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld en verweerder veroordeeld tot betaling van deze kosten, evenals het griffierecht. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/146
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2012 in de zaak tussen
[naam], te [plaats], eiser,
en
het College van Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. C.W. de Jong.
Procesverloop
Bij besluit van 14 januari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de cliënt van eiser een maatregel opgelegd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Tegen dit besluit heeft eiser namens zijn cliënt bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 mei 2011 (besluit 1) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser namens zijn cliënt beroep ingesteld.
Bij besluit van 7 december 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder besluit 1 ingetrokken en de opgelegde maatregel gewijzigd. Verweerder heeft aan eiser een kostenvergoeding toegekend voor door eiser op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2012. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en eiser verzocht haar nader te informeren over zijn procesbelang. Eiser heeft aan dit verzoek voldaan. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven en heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser een vergoeding van de kosten in de bestuurlijke voorprocedure toegekend ter hoogte van € 437,- . Dit bedrag heeft verweerder op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht gebaseerd op één punt voor het indienen van het bezwaarschrift met wegingsfactor 1.
2 Eiser stelt dat verweerder heeft verzuimd om bij de vaststelling van de kostenvergoeding tevens één punt toe te kennen voor het verschijnen op de hoorzitting. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 juli 2011 (LJN: BR3200) betoogt eiser dat hij belanghebbende is bij het bestreden besluit voor zover dat ziet op de hem toegekende kostenvergoeding. Eiser stelt daartoe dat uit de bewoordingen van het bestreden besluit volgt dat de kostenvergoeding aan hem is toegekend. Eiser wijst er voorts op dat verweerder de kostenvergoeding op 23 december 2011 aan hem heeft voldaan.
3 Verweerder heeft het standpunt van eiser onderschreven, de rechtbank verzocht om het beroep van eiser gegrond te verklaren en daarbij zelf in de zaak te voorzien. Namens verweerder is ter zitting vermeld dat verweerder bereid is om de proceskosten en het griffierecht van onderhavig beroep te vergoeden.
4.1 Uit vaste rechtspraak van de Afdeling in het kader van de Wet op de rechtsbijstand (zie LJN: BM1023, LJN:BN3156 en LJN:BL6989) volgt dat, als op basis van een toevoeging rechtsbijstand is verleend, de kostenvergoeding op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt geacht te zijn toegekend aan de rechtsbijstandverlener, tenzij in het besluit de vergoeding is toegekend aan de rechtzoekende.
4.2 De rechtbank stelt vast dat eiser op basis van een toevoeging rechtsbijstand heeft verleend. Uit de redactie van het bestreden besluit kan worden afgeleid dat de kostenvergoeding door verweerder is toegekend aan eiser. Dit wordt bevestigd door het feit dat verweerder de kostenvergoeding ook aan eiser heeft voldaan. Nu is vastgesteld dat de kostenvergoeding in het bestreden besluit aan eiser is toegekend, moet hij worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Hierdoor kon hij op grond van artikel 8:1 van de Awb beroep instellen tegen het bestreden besluit.
4.3 Niet in geschil is dat verweerder ten onrechte een bedrag van € 437,- in plaats van een bedrag van € 874,- heeft toegekend. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking voor zover dat ziet op de hoogte van de aan eiser toegekende vergoeding van de kosten van bezwaar. De rechtbank zal op grond van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder a en c, van de Awb zelf in de zaak voorzien.
5 De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.
6 De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de gemaakte reiskosten vast op € 5 en voor de verletkosten op € 20,09 voor het bijwonen van de zitting. De kosten die eiser heeft gemaakt vanwege het opstellen van het beroepschrift komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat dit kosten ter voorbereiding van de zaak betreffen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit ziet op de hoogte van de aan eiser toegekende vergoeding van de kosten in bezwaar,
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit, hetgeen in dit geval inhoudt dat aan eiser een vergoeding van de kosten in bezwaar wordt toegekend van € 874;
- bepaalt dat verweerder op grond daarvan nog aan eiser een bedrag van € 437 vergoedt;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 41 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep tot een bedrag van € 25,09.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Schoneveld, rechter, in aanwezigheid van
P.A. Slegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.