ECLI:NL:RBROT:2012:BY5242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1341952
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door hondenbeten

In deze zaak heeft eiser, de eigenaar van de hond Bincky, schadevergoeding gevorderd van gedaagden, de eigenaren van twee loslopende honden die betrokken waren bij een confrontatie met Bincky. De confrontatie resulteerde in bijtwonden en een gebroken kaak bij Bincky, waarvoor eiser behandelingskosten heeft gemaakt. De totale kosten bedroegen € 1.783,36, waarvan eiser een uitkering van € 1.411,74 ontving van zijn verzekering, Proteq Schadeverzekeringen N.V. Eiser vorderde daarnaast een bedrag van € 371,62 als eigen bijdrage, € 267,00 aan buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente vanaf 3 januari 2012.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagden op grond van artikel 6:179 BW als bezitter van hun honden aansprakelijk zijn voor de door hun honden aangerichte schade. Hoewel niet kon worden vastgesteld welke hond de verwondingen bij Bincky heeft veroorzaakt, werd aansluiting gezocht bij het leerstuk van groepsaansprakelijkheid (artikel 6:166 BW). De rechter concludeerde dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, ongeacht de mogelijke betrokkenheid van een derde hond.

De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat eiser voor een te hoog bedrag had aangemaand. Gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van het griffierecht dat boven de € 73,00 uitkwam. De kantonrechter wees de vordering tot afwikkelingskosten af, omdat er onvoldoende gegevens waren om deze kosten te begroten. De uitspraak werd gedaan door mr. C.H. Kemp-Randewijk en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: Loyens & Loeff N.V. te Rotterdam,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
in persoon
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]”, “[gedaagde sub 1]” en “[gedaagde sub 2]”.
1. Het verloop van het proces
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
• het exploot van dagvaarding van 20 april 2012;
• het proces-verbaal van het mondelinge antwoord van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2];
• het tussenvonnis d.d. 1 mei 2012 waarin de kantonrechter een comparitie van partijen heeft gelast;
• het proces-verbaal van de op 31 mei 2012 gehouden comparitie van partijen;
• de conclusie van repliek, tevens houdende vermindering van eis;
• de schriftelijke reacties d.d. 2 augustus 2012 en 6 augustus 2012 van [gedaagde sub 2] respectievelijk [gedaagde sub 1];
• de door partijen overgelegde bescheiden.
1.2 De uitspraak is door de kantonrechter nader bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.2 Door de heer R.J.Th. Bosch, dierenarts, is op 30 november 2011 geconstateerd dat Bincky - de hond van [eiser] - diverse bijtwonden en een gebroken kaak had.
2.3 De totale behandelingskosten van de dierenarts bedroegen € 1.783,36.
2.4 [eiser] heeft op 2 april 2012 aangifte gedaan van het voorval bij de politie [woonplaats]-Rijnmond.
2.4 [eiser] heeft bij Proteq Schadeverzekeringen N.V. een Proteq Dier & Zorg verzekering afgesloten. Ter vergoeding van de behandelingskosten van Bincky heeft [eiser] van Proteq een uitkering ontvangen van € 1.411,74. Dit bedrag bestaat uit de totale behandelingskosten van Bincky ad € 1.783,36 minus de eigen bijdrage van [eiser] ad € 371,62.
3. De vordering
3.1 [eiser] heeft, na wijziging van zijn eis, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], hoofdelijk, te veroordelen aan hem te betalen € 638,62 met rente en kosten.
3.2 Aan zijn vordering legt [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] los liepen in het park en uit eigen beweging de aanval op Bincky hebben ingezet. Door de aanval van de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is Bincky ernstig gewond geraakt. De verwondingen bestonden uit een gebroken kaak, meerdere bijtwonden en verschillende kneuzingen. Bincky is verschillende keren door de dierenarts behandeld. [eiser] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] diverse malen aangemaand om de door hem geleden schade te vergoeden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn met vergoeding van de schade in gebreke gebleven. Nu zijn verzekering een bedrag ad € 1.411,74 heeft uitgekeerd vordert [gedaagde sub 2] thans nog het bedrag aan eigen bijdrage ad € 371,62 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op een bedrag ad € 267,00 ter zake buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente vanaf 3 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
4. Het verweer
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de vordering betwist en hebben - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat de honden met elkaar aan het spelen waren. Er was een hoop drukte. Pas thuis bleek dat de kaak van Bincky was gebroken. Het is spelenderwijs gebeurd. Er was ook nog een derde hond bij betrokken. Waarschijnlijk is één van de honden op Bincky gesprongen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben voorts aangevoerd dat hun belangrijkste bezwaar is dat zij niet willen dat hun honden als gevaarlijke honden worden aangemerkt.
5. De beoordeling van de vordering
5.1 Het geschil spitst zich toe op de vraag of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehouden zijn een bedrag ad € 371,62 ter zake door [eiser] geleden schade aan [eiser] te voldoen.
5.2 Op grond van art. 6:179 BW zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als bezitter aansprakelijk voor enige door hun honden aangerichte schade. Tussen partijen is niet in geschil dat de verwondingen van Bincky zijn opgelopen tijdens een confrontatie van Bincky met de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Echter, niet is vastgesteld welk van de honden de verwondingen bij Bincky heeft aangericht, zodat aansluiting zal worden gezocht bij het leerstuk van de groepsaansprakelijkheid (art. 6:166 BW). Gelet op hierop zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], als bezitter van hun hond, hoofdelijk aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade. Dat er mogelijkerwijs nog een derde hond bij betrokken was, doet aan de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet af. Indien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] menen dat tegen die derde ook een vonnis dient te gewezen worden, hadden zij deze derde middels een oproep in vrijwaring op grond van art.6:210 BW in het geding kunnen betrekken. De (gewijzigde) hoofdsom ligt, gelet op het voorgaande, voor toewijzing gereed.
5.3 De rente wordt, als onweersproken en op de wet gegrond, eveneens toegewezen.
5.4 In de buitengerechtelijke fase heeft [eiser] voor een te hoog bedrag aangemaand, hetgeen aanleiding is de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten af te wijzen.
5.5 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure. Voor zover het griffierecht een bedrag van € 73,00 overschrijdt, dient het meerdere als nodeloos gemaakte kosten voor rekening van [eiser] te blijven. [eiser] heeft in de inleidende dagvaarding immers een te hoog bedrag gevorderd. Zou hij het ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding toewijsbare bedrag gevorderd hebben, dan zou € 73,00 aan griffierecht in rekening zijn gebracht.
5.6 De door [eiser] gevorderde afwikkelingskosten (nakosten) worden afgewezen, nu voldoende gegevens ontbreken om die kosten reeds thans te kunnen begroten. Mocht tussen partijen een geschil ontstaan omtrent de omvang van die kosten, staat het [eiser] vrij de kantonrechter te verzoeken deze te begroten op de voet van artikel 237 lid 4 Rv.
6. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des dat de één betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 371,62, vermeerderd met de rente in de zin van art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf 3 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], eveneens hoofdelijk, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 177,64 aan verschotten en € 180,00 aan salaris voor de gemachtigde, genoemde bedragen te vermeerderen met de verschuldigde rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.