ECLI:NL:RBROT:2012:BX8365

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
409508 / HA RK 12-757
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 september 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekers tegen een senior-rechter in een kort geding. Het wrakingsverzoek volgde op een beslissing van de rechter om de behandeling van het kort geding uit te stellen van 20 september 2012 naar 21 september 2012 om 15.30 uur, in plaats van het door verzoekers gewenste tijdstip van 14.00 uur. Verzoekers voerden aan dat deze beslissing voortkwam uit vooringenomenheid van de rechter, maar de rechtbank oordeelde dat de beslissing niet onbegrijpelijk was en dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid.

De rechtbank overwoog dat de voortzetting van het kort geding evident spoedeisend was en dat de behandeling al eerder op verzoek van verzoekers was uitgesteld. De rechtbank nam ook in overweging dat de behandeling van het kort geding al vertraging had opgelopen door de behandeling van een eerder wrakingsverzoek. De rechtbank wees ook het verzoek van de rechter af om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers niet meer in behandeling zou worden genomen, omdat dit een procespartij zou verhinderen om de onpartijdigheid van de rechter opnieuw ter discussie te stellen.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, en dat een voor een partij onwelgevallige beslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank concludeerde dat de wraking ongegrond was en dat de verzoekers niet in hun rechten werden beperkt door de beslissing van de rechter.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 24 september 2012
Zaaknummer: 409508
Rekestnummer: HA RK 12-757
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats]
en
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
advocaat mr. W.G.H. Janssen te Leiden,
strekkende tot wraking van [naam gewraakte rechter], senior-rechter in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 13 september 2012 is door de rechter als voorzieningenrechter behandeld het door [naam bank] als eiseres tegen verzoekers als gedaagden aanhangig gemaakte kort geding, dat als kenmerk heeft 408916 / KG ZA 12-740.
Bij gelegenheid van die behandeling hebben verzoekers de rechter gewraakt.
Bij beschikking van de wrakingskamer in deze rechtbank van 19 september 2012 is vorenomschreven wrakingsverzoek afgewezen.
Ter zitting van 20 september 2012 heeft de rechter de behandeling van het kort geding hervat en vervolgens aangehouden tot 21 september 2012.
Ter zitting van 21 september 2012 hebben verzoekers de rechter andermaal gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van het hiervoor omschreven kort geding, waarin zich onder meer bevindt:
- de inleidende dagvaarding van 12 september 2012;
- de processen-verbaal van de zittingen van 13 september 2012 en 21 september 2012 en
- de beschikking van de wrakingskamer van 19 september 2012.
Verzoekers, de rechter, alsmede de advocaat van eiseres in het kort geding zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 24 september 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker {naam] met zijn advocaat mr. Janssen voornoemd, alsmede mr. M. Blagojevic namens mr. M. P. van der Mersch, de advocaat van eiseres in het kort geding.
De rechter is - met voorafgaand bericht van verhindering - niet ter zitting verschenen.
Verzoeker [naam] heeft zijn standpunt mondeling nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek hebben verzoekers het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Verzoekers verkeren in een uitermate penibele situatie. Zij zijn door eiseres op heel korte termijn in rechte betrokken ter zake van een vordering in kort geding tot ontruiming van de door hen bewoonde woning. Verzoekers hebben getracht zich in die korte tijdsperiode te voorzien van rechtsbijstand, maar stuitten daarbij telkens op een muur. Eerst op 20 september 2012 vonden zij hun huidige advocaat mr. Janssen bereid hen bij te staan, ondanks diens druk bezette agenda.
2.1.2
Bij faxbericht van 20 september 2012 te 11.09 uur heeft de advocaat van verzoekers de rechter verzocht een aanhouding te verlenen van de voor die dag te 15.00 uur geplande voortzetting van de behandeling van het kort geding.
Op de zitting van 20 september 2012 heeft verzoeker [naam] aangegeven dat zijn advocaat mr. Janssen in de gelegenheid was om op 21 september 2012 te 14.00 uur ter zitting te verschijnen om verzoekers bij te staan in het kort geding en dat de advocaat - in tegenstelling tot de advocaat van eiseres - niet in de gelegenheid is om op 21 september 2012 te 15.30 uur ter zitting aanwezig te zijn vanwege een zitting in Den Haag.
2.1.3
Tijdens de behandeling van de zaak ter zitting van 20 september 2012 heeft de rechter aangegeven dat zij vonnis wil wijzen en dat zij, in geval zij het schriftelijk verzoek om uitstel tijdig onder ogen had gekregen, de advocaat had laten berichten dat de rechter ervan uitgaat dat er voldoende advocaten aan het kantoor van de advocaat verbonden zijn om mr. Janssen ofwel in Rotterdam, dan wel in Den Haag te laten vervangen. De rechter heeft vervolgens de behandeling van het kort geding aangehouden tot 21 september 2012 te 15.30 uur.
2.1.4
Na de zitting van 20 september 2012 heeft verzoeker [naam] uitgebreid beraad gehad met zijn advocaat. De advocaat was verhinderd op 21 september 2012 te 15.30 uur ter zitting in Rotterdam aanwezig te zijn. Verzoekers willen echter geen andere advocaat dan mr. Janssen. Niet iedere advocaat heeft dezelfde specialisatie. Als gevolg hiervan verscheen verzoeker [naam] op 21 september 2012 andermaal zonder juridische bijstand ter zitting. Hij had op dat moment ook geen stukken meer van de procedure, want die had hij overhandigd aan zijn advocaat.
2.1.5
De rechter geeft blijkbaar de voorkeur aan de belangen van [naam bank] door haar wel in de gelegenheid te stellen zich te laten bijstaan door haar voorkeursadvocaat mr. Van der Mersch, terwijl verzoeker [naam] ter zitting van 21 september 2012 zonder bijstand van zijn voorkeursadvocaat de zaak zou moeten bepleiten en zijn verweer zou moeten voeren, met als risico dat verzoeker [naam] daarbij zaken vergeet of verwart. De wederpartij was ter zitting vertegenwoordigd - behalve door haar voorkeursadvocaat - door meerdere deskundige personen. Dat is geen eerlijke gang van zaken.
2.1.6
Het verzoek van de rechter om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers niet in behandeling wordt genomen, moet worden afgewezen. Dat vraagt de rechter op aangeven van mr. Van der Mersch. Toewijzing van dat verzoek leidt tot een enorme beperking van de rechten van verzoekers.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Zij heeft daarbij - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd:
2.2.1
De behandeling van het kort geding is aanvankelijk voortgezet op 20 september 2012 om 15.30 uur. Een paar minuten voorafgaand aan die zitting kwam mij een fax van mr. Janssen onder ogen, inhoudende een aanhoudingsverzoek, met als reden dat mr. Janssen die middag was verhinderd in verband met een zitting in Den Haag. Op dat moment vermoedde ik dat er op dat faxbericht niet was gerespondeerd door de rechtbank. Hoewel mr. Janssen die fax niet ook aan de advocaat van eiseres, mr. Van der Mersch had gestuurd, heb ik daarin aanleiding gevonden om de zaak verder aan te houden. Ik heb daarbij wel aangegeven dat ik constateerde dat mr. Janssen 12 kantoorgenoten heeft en dat ik bij tijdige bekendheid met het verzoek zou hebben aangegeven dat het niet zou worden gehonoreerd omdat de omvang van zijn kantoor vervangingsmogelijkheden in Den Haag danwel Rotterdam biedt.
2.2.2
Vervolgens heb ik, vanwege het spoedeisend karakter van de zaak, getracht op de kortst mogelijke termijn een voortzetting te plannen. Mr. Van der Mersch gaf aan dat hij vanwege een zitting elders op 21 september 2012 eerst om 15.30 uur in de gelegenheid zou zijn. Van de zijde van verzoekers werd aangegeven dat mr. Janssen vanwege een zitting elders alleen om 13.30 uur of 14.00 uur zou kunnen. Ik heb daarop de voortzetting bepaald op 15.30 uur en daarbij aangegeven dat mr. Janssen, die opnieuw een zitting elders had, maar de keuze zou moeten maken om zich elders dan wel in Rotterdam te laten vervangen door een van zijn kantoorgenoten en dat dit van hem verwacht mag worden nu hij ervoor kiest de zaak van verzoekers aan te nemen terwijl hij bekend is met het tijdstip van de (eerste) zitting (in de middag van 20 september 2012). Ik heb daarbij aangegeven dat de zitting van 20 september 2012 ook al was aangehouden in verband met de verhindering van mr. Janssen.
2.2.3
Ik heb met de belangen van beide partijen rekening te houden en niet alleen met de belangen van verzoekers. Daarbij komt dat een aanhoudingsverzoek wegens verhindering vanwege een zitting in zijn algemeenheid niet wordt gehonoreerd als er sprake is van een verzoek van een advocaat die werkt op een kantoor met enige omvang. In dat geval wordt meegedeeld dat het verzoek wordt afgewezen omdat het kantoor groot genoeg is om vervanging te regelen. Het op de zitting gebruikte argument dat niet iedere advocaat dezelfde specialiteit heeft, snijdt naar mijn mening geen hout omdat ik het kantoor van mr. Janssen ken als een kantoor waar veel advocaten een algemene praktijk houden, met vooral veel civiel (proces)recht.
2.2.4
Ik meen dat volgende wrakingsverzoeken van verzoekers niet meer in behandeling zouden moeten worden genomen en verzoek de wrakingskamer dienovereenkomstig te bepalen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de verzoeken (mede) zijn ingegeven door de wens om de (behandeling van de) zaak (verder) te vertragen. Die indruk is mede ingegeven door de omstandigheid dat verzoekers in de middag van 20 september 2012 ermee bekend waren dat de voortzetting op 21 september 2012 te 15.30 uur zou plaatsvinden, maar er tot op de zitting van 21 september 2012 mee hebben gewacht om mij te wraken.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekers aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstanigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing als vorenbedoeld opleveren. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3.4
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.5
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.6
De rechtbank is van oordeel dat de beslissing van de rechter, genomen ter zitting van 20 september 2012 en inhoudende dat de behandeling van het kort geding werd uitgesteld tot 21 september 2012 te 15.30 uur (in plaats van het door verzoekers gewenste tijdstip van 14.00 uur), niet onbegrijpelijk is in voormelde zin.
Daarbij is in aanmerking genomen dat de voortzetting van het onderhavige kort geding - reeds naar de aard van de procedure, maar tevens gelet op de aard van de vorderingen - evident spoedeisend is. Tevens is in aanmerking genomen dat de behandeling van dat kort geding reeds eenmaal op verzoek van verzoekers was uitgesteld. Tenslotte kan in dit verband niet uit het oog worden verloren dat de behandeling van het kort geding reeds vertraging had opgelopen vanwege de behandeling en beslissing van het eerste verzoek van verzoekers tot wraking van de rechter.
3.7
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
3.8
De rechtbank wijst het verzoek van de rechter om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers niet meer in behandeling wordt genomen af. Daartoe wordt overwogen dat met toewijzing van een dergelijk verzoek in het algemeen terughoudend moet worden omgegaan omdat het een procespartij verhindert de onpartijdigheid van de rechter in het vervolg van de procedure nogmaals ter discussie te stellen, hetgeen een grondrecht is. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat dit tweede wrakingsverzoek van verzoekers op andere gronden is gebaseerd dan het eerste verzoek en dat die gronden - kort samengevat: het zich door de rechter belemmerd achten bij het zich kunnen verzekeren van juridische bijstand van een voorkeursadvocaat ter zitting in kort geding - niet zonder meer kan worden aangemerkt als misbruik van het middel van wraking.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam gewraakte rechter].
wijst af het verzoek om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers niet meer in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven op 24 september 2012 door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.