ECLI:NL:RBROT:2012:BX7998

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
409025 / HA RK 12-719
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak

Op 19 september 2012 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekers tegen een senior-rechter in een civiele zaak. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder het gebruik van de wettelijke mogelijkheid door de rechter om verlof voor dagvaarden op verkorte termijn te verlenen aan eiseres, en het feit dat de rechter niet onmiddellijk op het verweer van onbevoegdheid van verzoekers wilde beslissen. Verzoekers voerden aan dat deze omstandigheden de schijn van partijdigheid wekten, vooral omdat het kantoor van de advocaat van eiseres zich op hetzelfde adres bevond als de rechtbank.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond was voor de vrees van verzoekers dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechter had de mogelijkheid om de wederpartij te horen voordat hij op het verweer van verzoekers besliste, wat in lijn is met het beginsel van hoor en wederhoor. De rechtbank benadrukte dat een voor een partij onwelgevallige beslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, en dat de omstandigheden die door verzoekers waren aangevoerd niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter subjectief niet onpartijdig was.

De beslissing van de rechtbank werd genomen in het kader van een kort geding dat door [naam bank] was aangespannen tegen verzoekers. De rechtbank oordeelde dat de door de rechter genomen beslissingen niet onbegrijpelijk waren en dat de wraking ongegrond was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 19 september 2012
Zaaknummer: 409025
Rekestnummer: HA RK 12-719
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker]
en
[naam verzoekster],
beiden wonende te [adres],
verzoekers,
strekkende tot wraking van [naam gewraakte rechter], senior-rechter in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 13 september 2012 is door de rechter als voorzieningenrechter behandeld het door [naam bank] als eiseres tegen verzoekers als gedaagden aanhangig gemaakte kort geding, dat als kenmerk heeft 408916 / KG ZA 12-740.
Bij gelegenheid van die behandeling hebben verzoekers de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van het hiervoor omschreven kort geding, waarin zich onder meer bevindt:
- de inleidende dagvaarding van 12 september 2012 en
- het proces-verbaal van de zitting van 13 september 2012.
Verzoekers, de rechter, alsmede de advocaat van eiseres in het kort geding zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 19 september 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoekers, alsmede mr. P. van der Mersch, de advocaat van eiseres in het kort geding.
De rechter is - met voorafgaand bericht van verhindering - niet ter zitting verschenen.
Verzoekers hebben hun standpunt mondeling nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek hebben verzoekers het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Verzoekers zijn op 12 september 2012 door de [naam bank] in kort geding gedagvaard om te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter op 13 september 2012. Daartoe had de voorzieningenrechter aan eiseres verlof verleend om verzoekers te dagvaarden op verkorte termijn. Voor verzoekers was het op die korte termijn niet meer mogelijk ten aanzien van de vordering van eiseres advies in te winnen of juridische bijstand te organiseren.
2.1.2
Ter zitting hebben verzoekers meteen bij aanvang van de zitting als verweer gevoerd dat de rechtbank c.q. de voorzieningenrechter niet bevoegd is het kort geding te behandelen, omdat verzoekers aan de bank volmacht hebben gegeven tot verkoop van het onderpand (zijnde de thans door verzoekers bewoonde onroerende zaak) en in die volmacht (artikel 11) door alle betrokkenen uitdrukkelijk woonplaats is gekozen ten kantore van de bank te [plaats].
2.1.3
De rechter heeft geweigerd aanstonds op dat verweer te beslissen. Hierdoor is sprake van schijn van partijdigheid. Het heeft er de schijn van dat de rechter in het voordeel van eiseres zal beslissen, ook omdat het kantooradres van de advocaat van eiseres gelijk is aan het adres van de rechtbank.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Zij heeft daarbij - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
2.2.1
Ter zitting van 13 september 2012 heeft verzoeker [naam] het woord gevoerd. Hij wees op artikel 11 van de volmacht en stelde dat vanwege dat artikel de rechtbank Rotterdam niet bevoegd was. Hij wilde van mij direct een beslissing van die strekking.
Ik heb daarop aangegeven dat ik daar op dat moment niet direct een beslissing op zou nemen. Voordat ik dat verder kon toelichten/motiveren werd ik gewraakt. Het enige argument dat daarvoor gebruikt is, is dat de rechtbank en het kantoor van de advocaat van eiseres op hetzelfde adres gevestigd zijn, zodat rechtbank en advocaat elkaar wel zullen tegenkomen. Ik heb ter zitting aangegeven dat ik, alvorens ik een beslissing op een verweer kan nemen, de andere partij in het kader van het beginsel van hoor en wederhoor daarover aan het woord wil en moet laten. Verzoeker [naam] gaf vervolgens aan dat hij mij, zonder dat de wederpartij het woord had gevoerd, wraakt.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekers aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing als vorenbedoeld opleveren.
3.4
Daarbij moet voorop worden gesteld dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.5
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
3.6
Verzoekers zijn door de [naam bank] in kort geding gedagvaard, waarbij door de rechter daaraan voorafgaand aan eiseres verlof was verleend voor dagvaarding op verkorte termijn als bedoeld in artikel 254, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Gelet op het spoedeisend belang dat eiseres stelt te hebben bij haar vordering, is het niet ongebruikelijk dat in dit geval van deze wettelijke mogelijkheid gebruik is gemaakt; in ieder geval is die beslissing van de rechter niet onbegrijpelijk in voormelde zin.
3.7
De omstandigheid dat de rechter niet meteen heeft willen beslissen op het door verzoekers gevoerde verweer van onbevoegdheid, waarbij de rechter niet meer de kans kreeg de wederpartij gelegenheid te geven zich daarover uit te laten, rechtvaardigt niet de kennelijk bij verzoekers aanwezige vrees voor een vooringenomenheid van de rechter.
In het kader van hoor en wederhoor had de voorzieningenrechter niet eerder op het verweer van gedaagden kunnen beslissen dan nadat zij eiseres in de gelegenheid had gesteld hierop haar visie te geven. Voorts is het niet ongebruikelijk dat de rechter over een dergelijk verweer eerst uitspraak doet in haar eindvonnis.
3.8
Het feit dat het kantoor van de advocaat van eiseres in het kort geding is gevestigd aan hetzelfde Wilhelminaplein als de rechtbank, maakt het voorgaande niet anders. Ook niet indien een en ander in onderlinge samenhang wordt bezien.
3.9
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam gewraakte rechter].
Deze beslissing is gegeven op 19 september 2012 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. M. Fiege, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.