ECLI:NL:RBROT:2012:BX3090

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1317208
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Wet op het consumentenkrediet op een koopovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam ambtshalve beoordeeld of de Wet op het consumentenkrediet (WCK) van toepassing is op een koopovereenkomst. De eiseres had gedaagde bij exploot van dagvaarding op 10 januari 2012 gedagvaard en vorderde een betaling van € 459,25, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde heeft verstek laten verlenen en niet gereageerd op de vordering.

De kantonrechter overweegt dat de WCK sinds 25 mei 2011 van toepassing is op krediettransacties waarbij de betalingen van de kredietnemer binnen drie maanden na het ter beschikking stellen van de geldsom plaatsvinden. In dit geval is er sprake van een krediettransactie, aangezien eiseres een bedrag ter beschikking heeft gesteld aan gedaagde, die dit bedrag met rente dient terug te betalen. De kantonrechter wijst erop dat de WCK bepalingen omtrent de toegelaten kredietvergoeding bevat, die in dit geval niet zijn nageleefd, aangezien de gevorderde vergoeding van 16% per jaar het wettelijk toegestane percentage overschrijdt.

Daarom oordeelt de kantonrechter dat de overeenkomst in strijd is met de WCK en dat de gevorderde vergoeding niet kan worden toegewezen. De kantonrechter veroordeelt gedaagde tot terugbetaling van de hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 juli 2011. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. De vorderingen tot ontbinding van de koopovereenkomst worden niet verder beoordeeld, omdat deze niet in het petitum zijn opgenomen.

De kantonrechter legt gedaagde de proceskosten op, bestaande uit griffierecht, explootkosten en informatiekosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Het vonnis is uitgesproken door mr. W.J.J. Wetzels tijdens een openbare terechtzitting op 20 april 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 10 januari 2012,
gemachtigde: van der Meer & Philipsen Gerechtsdeurwaarders te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die niet heeft gereageerd.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen aan eiseres te betalen € 459,25 met rente en kosten zoals in de dagvaarding omschreven.
Tegen gedaagde is verstek verleend.
2. De beoordeling van de vordering
2.1. Ambtshalve dient beoordeeld te worden of op de koopovereenkomst de Wet op het consumentenkrediet (hierna WCK), zoals deze sinds 25 mei 2011 geldt, van toepassing is.
Artikel 1 van de WCK definieert een krediettransactie als iedere overeenkomst met de strekking dat door of vanwege de eerste partij (de kredietgever) aan de tweede partij (de kredietnemer) een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de tweede partij aan de eerste partij een of meer betalingen doet.
In het onderhavige geval is dat precies wat er gebeurt. Het feit dat eiseres de transactie bestempelt als een koopovereenkomst van een deel van de loonvordering van gedaagde op diens werkgever maakt dat niet anders. De feitelijke uitvoering van de koopovereenkomst is immers dat eiseres aan gedaagde een bedrag ter beschikking stelt en dat gedaagde, althans diens werkgever een - aanzienlijk hoger - bedrag dient terug te betalen. De kantonrechter is aldus van oordeel dat sprake is van een krediettransactie.
Uit hetgeen eiseres voorts heeft gesteld blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat terugbetaling binnen drie maanden dient te geschieden. De WCK bepaalt in artikel 2 lid 2 dat voor krediettransacties waarbij de betalingen van de kredietnemer plaatsvinden binnen drie maanden nadat de geldsom ter beschikking is gesteld, uitsluitend de artikelen 34 tot en met 36 gelden. De kantonrechter overweegt dat dit onder meer betekent dat de WCK bepalingen omtrent de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding gelden en wijst erop dat onder de kredietvergoeding alle beloningen en vergoedingen vallen, die de kredietgever bedingt en in rekening brengt.
Naast de WCK gelden de bepalingen van titel 2A van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, in welke bepalingen voorschriften zijn opgenomen omtrent de precontractuele informatieplicht en formaliteiten waaraan de kredietovereenkomst dient te voldoen. Onder meer is verplicht informatie te geven over het jaarlijks kostenpercentage.
Op grond van de WCK mag de kredietvergoeding thans hoogstens 16% per jaar bedragen. Op basis van de stukken kan niet exact worden vastgesteld wat het jaarlijkse kostenpercentage is, doch wel is op basis van de stellingen van eiseres in de inleidende dagvaarding duidelijk dat de door haar gevorderde vergoeding genoemd percentage van 16% te boven gaat. Derhalve oordeelt de kantonrechter dat sprake is van een op grond van de WCK verboden overeenkomst.
2.2. Dit betekent dat de door eiseres gevorderde vergoeding niet kan worden toegewezen. De kantonrechter zal gedaagde veroordelen tot terugbetaling van de hoofdsom, het geleende bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 2 juli 2011.
2.3. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden eveneens afgewezen als zijnde in strijd met de WCK.
2.4. In de dagvaarding vermeldt eiseres dat zij vordert dat de kantonrechter de koopovereenkomst ontbindt dan wel voor recht verklaart dat de overeenkomst is ontbonden. Nu deze vorderingen niet terugkeren in het petitum, behoeven deze vorderingen geen verdere beoordeling.
2.5. De kantonrechter zal gedaagde veroordelen in de kosten van het geding, bestaande uit het griffierecht, explootkosten en de informatiekosten, nu niet gezegd kan worden dat eiseres de onderhavige procedure nodeloos aanhangig heeft gemaakt. Gedaagde is immers in gebreke gebleven met de terugbetaling van de geldlening. Voor toewijzing van het gemachtigdensalaris bestaat geen aanleiding, nu eiseres ook gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld en bovendien de dagvaarding de nodige tegenstrijdigheden bevat.
3. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen kwijting te betalen € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW met ingang van 2 juli 2011 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 192,17 aan verschotten en verstaat dat eiseres de overige kosten van het geding zelf dient te dragen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.