ECLI:NL:RBROT:2012:BW4170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2815
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit inzake bedrijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Friese Stroomtrein Maatschappij (eiseres) en de Minister van Infrastructuur en Milieu, Inspectie Leefomgeving en Transport (verweerder). De zaak betreft een beroep tegen een besluit van verweerder waarin tarieven in rekening zijn gebracht voor aanvragen voor een bedrijfsvergunning en een veiligheidsattest. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft de bezwaren ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 29 maart 2012 zijn partijen niet verschenen, maar de rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of het beroep ontvankelijk was, gezien het faillissement van eiseres dat op 3 januari 2012 was uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat, gelet op artikel 8:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de artikelen 25 en 27 van de Faillissementswet (Fw) van overeenkomstige toepassing zijn. De curator heeft echter aangegeven de procedure niet over te nemen, en verweerder heeft ontslag van instantie gevraagd.

De rechtbank heeft het verzoek van verweerder om ontslag van instantie toegewezen, omdat er geen redenen waren om de procedure voort te zetten. Hierdoor werd het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2815
uitspraak van de meervoudige kamer van 26 april 2012 in de zaak tussen
Stichting Friese Stroomtrein Maatschappij, te Sneek, eiseres,
gemachtigde: mr. M.D. Kalmijn,
en
de Minister van Infrastructuur en Milieu, Inspectie Leefomgeving en Transport , verweerder,
gemachtigde: mr. M.B. Gschwind.
Procesverloop
Bij besluiten van 23 februari 2011 heeft verweerder tarieven in rekening gebracht voor de aanvragen voor een bedrijfsvergunning en een veiligheidsattest deel A en deel B.
Bij besluit van 30 mei 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder de hiertegen gerichte bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2012. Partijen zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
Overwegingen
1 Bij brieven van 20 februari 2012 zijn partijen uitgenodigd voor de behandeling ter zitting op 29 maart 2012.
2 Bij brief van 29 februari 2012 heeft verweerder enige uit het Centraal Insolventieregister afkomstige documenten overgelegd, waaruit blijkt dat op 3 januari 2012 het faillissement van eiseres is uitgesproken. Gelet hierop zal de rechtbank ambtshalve beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
3 Ingevolge artikel 8:22, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover thans van belang, zijn in geval van faillissement de artikelen 25 en 27 van de Faillissementswet (Fw) van overeenkomstige toepassing. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de artikelen 25, tweede lid, en 27 geen toepassing vinden, indien partijen vóór de faillietverklaring zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen.
4 Artikel 25 van de Fw:
1. Rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de failliete boedel behorende ten onderwerp hebben, worden zowel tegen als door de curator ingesteld.
2. Indien zij, door of tegen de gefailleerde ingesteld of voortgezet, een veroordeling van de gefailleerde ten gevolge hebben, heeft die veroordeling tegenover de failliete boedel geen rechtskracht.
Artikel 27 van de Fw:
1. Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en door de schuldenaar ingesteld is, wordt het geding ten verzoeke van de gedaagde geschorst, ten einde deze gelegenheid te geven, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator tot overneming van het geding op te roepen.
2. Zo deze aan die oproeping geen gevolg geeft, heeft de gedaagde het recht ontslag van de instantie te vragen; bij gebreke daarvan kan het geding tussen de gefailleerde en de gedaagde worden voortgezet, buiten bezwaar van de boedel.
3. Ook zonder opgeroepen te zijn, is de curator bevoegd het proces te allen tijde over te nemen en de gefailleerde buiten het geding te doen stellen.
5 De rechtbank stelt vast dat partijen na de faillietverklaring zijn uitgenodigd op de zitting te verschijnen, zodat ingevolge artikel 8:22, eerste en tweede lid, van de Awb artikel 27 van de Faillissementswet van overeenkomstige toepassing is.
6 De rechtbank heeft verweerders brief van 29 februari 2012 beschouwd als een verzoek om de curator op te roepen tot overneming van het geding als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Fw. De griffier heeft de curator vervolgens bij brief van 5 maart 2012 verzocht of deze het geding wil overnemen. De curator heeft bij brief van 6 maart 2012 laten weten de procedure niet over te zullen nemen.
7 De rechtbank heeft vervolgens bij brief van 9 maart 2012 verweerder in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van zijn recht ontslag van de instantie te vragen op grond van artikel 27, tweede lid, van de Fw. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder bij brief van 14 maart 2012 ontslag van de instantie gevraagd.
8 De rechtbank wijst het verzoek om ontslag van de instantie van verweerder toe, aangezien niet is gebleken dat er redenen aanwezig zijn om de procedure voort te zetten. Het beroep van eiseres zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzitter, en mr. M. Schoneveld en
mr. Y.E. de Muynck, leden, in aanwezigheid van mr. M. Traousis - van Wingaarden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.