ECLI:NL:RBROT:2012:BW0411
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om nadeelcompensatie HSL-Zuid; herhaalde aanvraag en nieuw gebleken feiten
In deze zaak hebben eisers op 18 mei 2010 een verzoek om schadevergoeding ingediend bij verweerder, in verband met de aanleg van de HSL-Zuid. Het primaire besluit van verweerder, gedateerd 5 juli 2010, wees deze aanvraag af. Op 22 maart 2011 verklaarde verweerder het bezwaar van eisers tegen dit besluit ongegrond. Hierop hebben eisers beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 30 januari 2011 was eiser aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. M.J. Heule.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek van eisers kan worden aangemerkt als een herhaalde aanvraag op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat bij een nieuwe aanvraag na een afwijzing, nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld. Eisers stelden dat er sprake was van relevante nieuwe feiten, zoals ernstige geluidsoverlast door de treinen op het HSL-traject en het ontbreken van geluidsschermen aan de oostzijde van het tracé. De rechtbank concludeerde echter dat deze nieuwe feiten en omstandigheden niet konden afdoen aan het eerdere besluit, omdat de geluidsbelasting in de eindsituatie nog niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat, indien na de ingebruikname van de HSL-Zuid blijkt dat de geluidshinder feitelijk meer bedraagt dan eerder berekend, er onder omstandigheden een nieuw verzoek om schadevergoeding kan worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 8 maart 2012. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.