ECLI:NL:RBROT:2012:BV7513

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
394970 / HA RK 12-60
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 maart 2012 een wrakingsverzoek van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker was op 27 januari 2012 als verdachte voorgeleid aan de rechter-commissaris in een strafzaak. Tijdens de zitting heeft de raadsvrouw van verzoeker de rechter-commissaris gewraakt. De wrakingskamer heeft het dossier van de strafzaak bekeken en vastgesteld dat de rechter-commissaris niet de voorgeleiding van verzoeker ter hand heeft genomen. Aangezien er al een beslissing was genomen door een andere rechter-commissaris, was de zaak niet meer bij de gewraakte rechter in behandeling. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker niet kon worden ontvangen in zijn wrakingsverzoek, zoals bepaald in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. De wrakingskamer benadrukte dat wraking alleen mogelijk is zolang de zaak nog bij de betreffende rechter in behandeling is. De beslissing van de rechtbank werd genomen in aanwezigheid van de griffier, en de voorzitter sprak de beslissing uit tijdens een openbare zitting. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere uitkomst rechtvaardigden, en dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris zijn taak op een onafhankelijke en onpartijdige wijze had uitgevoerd, en dat er geen grond was voor de wraking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 1 maart 2012
Zaaknummer: 394970
Rekestnummer: HA RK 12-60
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
raadsvrouw mr. K.S Kort,
strekkende tot wraking van [naam gewraakte rechter], rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
Verzoeker is op 27 januari 2012 als verdachte aan de rechter-commissaris voorgeleid in de strafzaak met parketnummer 10/731026-12.
De rechter-commissaris diende toen de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van verzoeker te toetsen en de vordering tot inbewaringstelling van de verzoeker te behandelen.
Bij aanvang van bovenvernoemde zitting heeft de raadsvrouw namens verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak tegen verzoeker als verdachte waaronder het proces-verbaal van de hiervoor genoemde zitting.
Verzoeker, de rechter-commissaris alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 27 januari 2012.
Ter zitting van 16 februari 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen de raadsvrouw van verzoeker en officier van justitie mr. C. de Jong. De raadsvrouw heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt van verzoeker nader toegelicht.
Verzoeker heeft afstand gedaan van zijn recht aanwezig te zijn op de zitting van de wrakingskamer.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Het verzoek is ontvankelijk, nu mogelijk nog getuigen zullen worden gehoord en de rechter-commissaris hierdoor alsnog bemoeienis met de strafzaak zal hebben.
De rechter-commissaris is met een eerder op 27 januari 2012 gegeven beslissing in de zaak tegen de medeverdachte van verzoeker, zijn tweelingbroer, reeds zo specifiek en zodanig gemotiveerd op verweren ingegaan, dat moet worden aangenomen dat de rechter-commissaris zich in de zaak tegen verzoeker hieraan gebonden zal achten. Het verweer in elk van beide zaken hield in dat er onvoldoende verdenking bestond om tot aanhouding over te gaan. Verzoeker en zijn broer zijn beiden aangehouden, omdat zij volgens de verbalisanten voldeden aan het opgegeven signalement. Op het moment dat de rechter-commissaris oordeelde dat de inverzekeringstelling van de medeverdachte rechtmatig was geweest omdat er voldoende verdenking bestond om die medeverdachte aan te houden, stond daarmee voor verzoeker al vast dat in zijn geval de beslissing hetzelfde zou zijn. Verzoeker heeft daardoor terecht de indruk gekregen dat de beslissing in zijn zaak al vast stond en dat hij geen eerlijke behandeling van zijn zaak meer zou krijgen. Er is sprake geweest van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid, maar ook sprake van subjectieve vrees.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter-commissaris kan opleveren.
Direct na het wrakingsverzoek heeft een andere rechter-commissaris op praktische gronden de voorgeleiding ter hand genomen. Gelet hierop heeft verzoeker geen belang meer bij het verzoek, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Er is geen grond voor wraking aanwezig is als een rechter-commissaris heeft geoordeeld in een zaak van een medeverdachte. Bijzondere omstandigheden waardoor dit anders zou zijn, zijn gesteld noch gebleken. Niet kan worden gezegd dat een gezamenlijk signalement of een verweer dat zowel in de zaak van de medeverdachte als in die van verzoeker wordt gevoerd, een dergelijke bijzondere omstandigheid is. Ten onrechte wordt gesteld dat sprake is van een gezamenlijk signalement van beide verdachten. Bovendien valt uit de afwijzing van een verweer in de zaak van de medeverdachte die eerder aan de rechter-commissaris is voorgeleid, geen standpunt van de rechter-commissaris af te leiden omtrent de rechtmatigheid van de aanhouding of inverzekeringstelling van verzoeker.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter-commissaris. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter-commissaris dient voorop te staan dat een rechter-commissaris uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter-commissaris jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
De wrakingskamer stelt vast dat de rechter-commissaris niet de voorgeleiding van verzoeker ter hand heeft genomen. Op 27 januari 2012 heeft een andere rechter-commissaris een beschikking gegeven inzake de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van verzoeker en de vordering tot inbewaringstelling.
Wraking van een rechter kan alleen worden verzocht zolang de zaak bij die rechter nog in behandeling is. Wraking is een rechtsmiddel dat ertoe dient te voorkomen dat een rechter, door wiens handelen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, bij de behandeling van de zaak betrokken blijft. Nu er een beslissing is gegeven door een andere rechter-commissaris en de zaak dientengevolge niet meer bij de rechter-commissaris in behandeling was, kan verzoeker ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering niet meer worden ontvangen in zijn wrakingsverzoek. Immers, de rechter-commissaris kan, zoals overwogen, thans niet (meer) worden aangemerkt als de rechter-commissaris die de strafzaak tegen verzoeker behandelt. Dat de rechter-commissaris mogelijk in de toekomst nadere onderzoekshandelingen in de strafzaak van verzoeker zal verrichten, kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.3
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat het verzoek overigens ook niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Het behoort tot de normale, wettelijke taak van de rechter-commissaris om in iedere zaak afzonderlijk te oordelen over rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling, gehoord de verdachte en zijn raadsman en na kennisneming van de processtukken in de betreffende zaak.
Het enkele feit dat de rechter-commissaris in de zaak van de medeverdachte van verzoeker een ook in de zaak van verzoeker te voeren verweer niet heeft gehonoreerd, brengt dan ook niet mee dat de rechter-commissaris de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen in de zaak van verzoeker. Uit het procesdossier valt af te leiden dat sprake is van twee verdachten met elk een eigen signalement. De wrakingskamer vermag dan ook niet in te zien wat de relevantie is van het feit dat verzoeker en zijn medeverdachte tweelingbroers zijn van elkaar.
Uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid jegens verzoeker kunnen opleveren zijn aangevoerd, noch aannemelijk geworden.
4. De beslissing
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven op 1 maart 2012 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. H.J.M. van der Kaaij, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.