ECLI:NL:RBROT:2012:BV7511

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
394388 / HA RK 12-46
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in de rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2012 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die vreesde dat de rechter vooringenomen was in een civielrechtelijke procedure waarin hij betrokken was. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de argumenten die door de verzoeker waren aangevoerd. De verzoeker stelde dat de rechter geen uitstel had verleend voor het indienen van processtukken, wat volgens hem leidde tot een vrees voor partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde echter dat de beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen niet onbegrijpelijk was en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van de verzoeker. De wrakingskamer benadrukte dat een voor een partij onwelgevallige beslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij deze beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid kan opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden geen aanwijzing gaven voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 1 maart 2012
Zaaknummer: 394388
Rekestnummer: HA RK 12-46
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam gewraakte rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechter is in behandeling de door [naam eiseres] B.V. als eiseres tegen verzoeker als gedaagde ingestelde civielrechtelijke vordering, welke procedure als kenmerk heeft 1204144/ CV EXPL 11-5358.
Bij brief van 18 januari 2012 heeft de gemachtigde van verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor genoemde procedure, waaronder de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker, zijn gemachtigde, de rechter alsmede de gemachtigde van de wederpartij zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 6 februari 2012.
Ter zitting van 16 februari 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen de gemachtigde van verzoeker, mr. N. Lagerweij en de gemachtigde van de wederpartij mr. B.J. de Deugd.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Nu verzoeker door de beslissing van de rolrechter van 28 december 2011 niet wordt toegestaan alsnog te concluderen voor dupliek in conventie en repliek in reconventie, is er vrees ontstaan voor rechterlijke partijdigheid. De gemachtigde van verzoeker heeft zich vanwege verschillen in de toepassing en interpretatie van het landelijk rolreglement door de diverse kanton(rol)rechters in deze verlaten op de rolwaarnemer, te weten [naam rolwaarnemer], van de diensten waarvan hij al jarenlang gebruik maakt. Op grond van haar mededelingen kon en mocht de gemachtigde van verzoeker veronderstellen dat hij nog een laatste uitstel zou krijgen. Gelet hierop had de rechter het verzoek om aanhouding moeten honoreren. De gevolgen van het wijzen van vonnis op een onvoldragen conclusiewisseling zal ernstig nadelig zijn voor verzoeker vanwege onvolledige toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor en de daarmee gepaard gaande aannames dat het verweer in conventie kennelijk niet langer wordt gehandhaafd en de weren tegen de vordering in reconventie niet worden weersproken. Zulks geldt temeer nu in de procedure voor verzoeker grote belangen op het spel staan en de wederpartij onder meer betaling van substantiële bedragen vordert ter zake van verbouwingskosten aan het gehuurde en tevens de veroordeling van verzoeker vordert om medewerking te verlenen aan de voorgenomen verbouwing van het bedrijfspand. Verzoeker heeft van zijn kant in die procedure de veroordeling van [naam eiseres] gevorderd tot betaling van schadevergoeding.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
Bij de beslissing geen nader uitstel te verlenen is slechts de goede procesorde aan de orde geweest. Bij deze beslissing zijn de voor alle partijen kenbare regels gevolgd en is niet vooruit gelopen op een oordeel of is hiermee te kennen gegeven dat de verweren als niet langer gehandhaafd dan wel niet weersproken worden beschouwd. Bij brief van 1 december 2011 is rechtstreeks aan de gemachtigde van verzoeker bericht dat er een laatste uitstel is verleend en dat de termijn niet meer verlengd kan worden. Op de rol van 30 december 2011 is geen gemotiveerd uitstel verzoek van of namens de gemachtigde ontvangen, doch slechts een bericht van [naam rolwaarnemer] met de mededeling dat in verband met het niet ontvangen van instructies van de gemachtigde van verzoeker om uitstel wordt verzocht. Onder deze omstandigheden was er geen aanleiding om terug te komen op de beslissing om geen nader uitstel te verlenen.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is
3.4
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
Dat kan slechts anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing kan worden ontleend voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
3.5
De wrakingskamer is van oordeel dat van het vorenstaande in dit geval geen sprake is en overweegt daartoe als volgt.
Bij brief van 1 december 2011 heeft de rechtbank de gemachtigde van verzoeker bericht dat een laatste uitstel in de zaak wordt verleend tot de terechtzitting van 28 december 2011 en dat deze termijn niet kan worden verlengd. Gezien die duidelijke mededeling is de stelling van de gemachtigde van verzoeker dat hij, gezien het rolbericht van [naam rolwaarnemer] van 1 december 2011 met de vermelding (a.p.), mocht verwachten dat uitstel zou worden verleend naar het oordeel van de wrakingskamer ongegrond.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoeker op 28 december 2011 de rechtbank verzocht om aanhouding welk verzoek bij brief van de rechtbank van 29 december 2011 is afgewezen. Hierop heeft de gemachtigde van verzoeker op 29 december 2011 de rechtbank verzocht om herziening van de beslissing om geen uitstel te verlenen. Bij brief van 9 januari 2012 heeft de rechtbank de gemachtigde van verzoeker uitgebreid gemotiveerd bericht dat er geen aanleiding bestaat om terug te komen op de beslissing om geen uitstel te verlenen. Uit deze processuele gang van zaken kan geen blijk van vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is de gemotiveerde processuele beslissing van de rechter om geen verder uitstel te verlenen in de onderhavige zaak derhalve niet een zozeer onbegrijpelijke beslissing, dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing kan worden ontleend dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief- gerechtvaardigd is.
3.6
Het verzoek is mitsdien ongegrond.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam gewraakte rechter].
Deze beslissing is gegeven op 1 maart 2012 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. H.J.M. van der Kaaij, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.