ECLI:NL:RBROT:2012:BV3067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2407 WET – T2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in personeelsdossier en weigering van de overheid

In deze zaak heeft eiseres, X, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarin haar verzoek om inzage in haar volledige personeelsdossier werd afgewezen. Het bestreden besluit, dat op 27 april 2011 werd genomen, verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. Eiseres stelde dat zij geen volledige inzage had gekregen in haar dossier en dat er stukken waren achtergehouden die betrekking hadden op incidenten waarbij zij betrokken was. Deze incidenten zouden haar ontslag als dierenkeuringsarts hebben veroorzaakt en zouden ook invloed hebben gehad op haar sollicitaties naar vergelijkbare functies.

De rechtbank heeft op 29 november 2011 de zitting gehouden, waarbij eiseres aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door mr. A. van der Bent. De rechtbank overwoog dat de procedure enkel betrekking had op de inzage in het personeelsdossier en niet op de rechtmatigheid van het ontslag of de afwijzing van sollicitaties. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van verweerder, dat inzage was gegeven in alle relevante stukken en dat er geen opzet was om stukken achter te houden, geloofwaardig was. Eiseres had niet kunnen aantonen dat er opzettelijk stukken waren achtergehouden.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 12 januari 2012. Eiseres en verweerder hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 11/2407 WET – T2
Uitspraak in het geding tussen
X, wonende te Hoogvliet, eiseres,
en
de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 27 april 2011 heeft verweerder het door eiseres gemaakte bezwaar tegen de gestelde weigering om een besluit te nemen op haar aanvraag van 22 februari 2010, strekkende tot inzage in haar complete personeelsdossier over de periode waarin zij voor verweerder of een onder verweerder dan wel diens rechtsvoorganger vallende dienst werkzaam was, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2011. Eiseres was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Bent.
2 Overwegingen
2.1 Eiseres stelt dat verweerder haar ten onrechte geen inzage heeft gegeven in haar volledige personeelsdossier. Verweerder zou bewust stukken hebben achtergehouden over een tweetal incidenten waarbij zij was betrokken en waarvan zij de schuld heeft gekregen. Vanwege deze incidenten is zij naar eigen zeggen ontslagen als dierenkeuringsarts en worden haar sollicitaties naar die functie of vergelijkbare functies afgewezen.
2.2 Deze stelling leidt niet tot gegrondverklaring van het beroep. Verweerder stelt inzage te hebben gegeven in alle stukken, die met betrekking tot eiseres beschikbaar zijn. Verweerder heeft eiseres drie maal in de gelegenheid gesteld haar volledige personeelsdossier in te zien en heeft voorts bij brief van 2 mei 2011 aangeboden dat eiseres desgewenst haar digitale personeelsdossier nogmaals mag komen inzien en de daarin berustende documenten mag uitdraaien.
Dat sprake is geweest van enige discrepantie tussen de beschikbare stukken bij de drie gelegenheden waarbij inzage is gegeven, is volgens verweerder geen aanwijzing voor het bewust achterhouden van stukken, maar veeleer het gevolg van een menselijke vergissing, al dan niet gemaakt bij de digitalisering van het personeelsdossier en in verband met de overgang naar het systeem P-Direkt, waardoor enkele van de stukken per ongeluk niet zijn ingescand of uitgedraaid. Deze verklaring van verweerder komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor en eiseres heeft het tegendeel niet aannemelijk kunnen maken.
2.3 Voor zover eiseres met haar beroepschrift heeft willen betogen dat zij ten onrechte is ontslagen alsmede dat zij bij nieuwe sollicitaties ten onrechte is afgewezen, geldt dat de rechtbank zich hierover niet kan uitspreken. De onderhavige procedure heeft slechts betrekking op het besluit van verweerder om eiseres inzage te verstrekken in alle beschikbare, op eiseres betrekking hebbende, stukken uit haar personeelsdossier.
2.4 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. T. Damsteegt, voorzitter, en mr. R.H.L. Dallinga en mr. D. Brugman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Hielkema, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 12 januari 2012.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: