Overtreding periode van 23 oktober 2009 tot 1 december 2009
In het onderzoeksrapport is gesteld dat eiseres in deze periode in totaal 524.491 telefoonnummers heeft uitgeleverd aan callcenters met de opdracht deze telefoonnummers te bellen (belbestand 2). Dit belbestand 2 bestaat uit diverse deelbestanden. Een aantal van deze deelbestanden bevat volgens eiseres zogenoemde hotleads, dat zijn abonnees die volgens eiseres expliciet - door middel van een actieve en vrije handeling - te kennen zouden hebben gegeven dat zij er geen bezwaar tegen hebben om door eiseres met een commercieel aanbod benaderd te worden. De hotleads zijn opgenomen in deelbestanden [naam] (36 t/m 55) welke een omvang hebben van 20.821 telefoonnummers. Verweerder stelt dat belbestand 2 7.554 telefoonnummers bevat die op dat moment ingeschreven stonden in het BMNR en dat de deelbestanden [naam] 6.086 in het BMNR ingeschreven telefoonnummers bevatten. Verweerder is van oordeel dat eiseres in deze periode abonnees ongevraagd telefonisch heeft benaderd, terwijl deze abonnees ingeschreven stonden in het BMNR en de telefoonnummers uit de belbestanden niet op een juiste wijze zijn ontdubbeld met het BMNR. Eiseres heeft hiermee artikel 11.7, negende en tiende lid, in samenhang met het vijfde lid, van de Tw overtreden.
4.2.2Verweerder stelt dat uit de CD-ROM en de headers van de downloads van eiseres blijkt dat eiseres in de periode 23 oktober tot en met 9 november 2010 verschillende malen gebruik heeft gemaakt van hetzelfde BMNR-bestand, DOWNLOAD_2195_20091020.txt. Gelet op de naamgeving van de BMNR-bestanden is dit de download met nummer 2195 van 20 oktober 2009, een ouder bestand dan het BMNR-bestand van 23 oktober 2009 (DOWNLOAD_0_20091023). Verweerder meent dat het de verantwoordelijkheid is van een ieder die een bestand downloadt bij het BMNR om de volledigheid en correctheid van dit bestand te controleren en indien er vermoedens van onjuistheid zijn om dit te verifiëren bij de beheerder. Op basis van de bestandsnaam alsmede het totaal aantal in het bestand opgenomen telefoonnummers had eiseres ook zelf bij voornoemde bestanden kunnen vaststellen dat het bestand verouderd was.
4.2.3Ten aanzien van de belbestanden zonder hotleads overweegt de rechtbank dat ter zitting door verweerder - onweersproken door eiseres - is verklaard dat de inschrijvingen in het BMNR-bestand op één moment op de dag (meestal ’s nachts) worden verwerkt, zodat er op een dag maar één BMNR-bestand is te downloaden. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat een BMNR-bestand dat wordt gedownload op bijvoorbeeld 20 oktober 2009 ook de datum van die dag heeft.
Uit de headers blijkt van een downloadbestand 20102009 en de data 23 oktober, 2 november en 6 november 2009. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit worden opgemaakt dat op de genoemde data een belbestand zal zijn ontdubbeld aan de hand van het downloadbestand 20102009 dat op 20 oktober 2009 door de beheerder van het BMNR is verstrekt. Dit strookt ook met het - onbetwiste - feit dat op andere data rondom de genoemde data belbestanden zijn ontdubbeld waarbij geen problemen zijn opgetreden en de stelling van verweerder dat er nimmer klachten zijn binnengekomen ten aanzien van het downloadbestand in deze periode.
De rechtbank is van oordeel dat, los van hetgeen hiervoor is overwogen, verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft gemeend dat de periode waarin de overtreding is begaan de periode van 23 oktober 2009 tot 1 december 2009 betreft. Gelet op artikel 13 van het Besluit BMNR kan een belbestand dat is ontbundeld tegen het BMNR vier weken worden gebruikt. Uit de toelichting bij artikel 13 van het Besluit BMNR blijkt dat een belbestand niet direct hoeft te worden ontdubbeld aan het gedownloade BMNR-bestand, maar dat, als het belbestand later wordt ontdubbeld, de periode van vier weken wordt verkort. Dit betekent dat uitgaande van een gedownload BMNR-bestand op 20 oktober 2009 belbestanden die tegen dat downloadbestand zijn ontdubbeld, gebruikt mochten worden tot en met 16 november 2009 en dat tot dat moment geen sprake is van een overtreding van artikel 11.7, tiende lid, van de Tw.
Ten aanzien van artikel 11.7, negende lid, van de Tw geldt hetgeen de rechtbank hiervoor onder 4.1.3 heeft overwogen. Verweerder was niet bevoegd om terzake aan eiseres een boete op te leggen.
Belbestanden met hotleads
4.3.1Eiseres stelt dat de belbestanden die bestaan uit hotleads niet tegen het BMNR hoeven te worden ontdubbeld. Verweerder hanteert een verkeerde norm. Het gaat er om dat de betreffende abonnee op kenbare wijze heeft aangegeven dat hij benaderd wil worden door eiseres. Voor het gebruik van telemarketing heeft de wetgever gekozen voor een “opt out’ systeem. Bij een dergelijk systeem staat voorop dat de abonnee voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden mag worden benaderd, tenzij hij te kennen heeft gegeven daartegen bezwaar te hebben. De wetgever heeft de keuze voor een ‘opt out’ systeem bij telemarketing bij de introductie van de BMNR-regels nog eens nadrukkelijk bevestigd. Verweerder mag niet via - overigens niet voor 1 oktober 2009 gepubliceerd - beleid alsnog in strijd met de Tw een ‘opt in’ voor telemarketing introduceren, ook niet voor nummers die in het BMNR staan.
Bij e-mail van 21 mei 2010 heeft eiseres verweerder voorzien van de complete lijst met leveranciers wiens leads uiteindelijk door eiseres zijn gebruikt. [Y] is de vaste leverancier en ontwikkelt eigen lead concepten (enquêtes en prijsvragen) en koopt leads in bij de negen in de e-mail opgesomde derden. Daarbij is aangegeven dat al deze leveranciers bij het werven van leads werken met dezelfde methode. Elk concept bevat (deelname)voorwaarden, een privacy statement en een permission statement. In de bijlage bij de e-mail is per leverancier aangegeven wat het permission statement inhield. Met dat permission statement geeft de consument toestemming om commercieel benaderd te worden door (onder andere) eiseres. Eiseres stelt dat daarmee geen sprake meer is van ‘ongevraagde communicatie’, maar van ‘gevraagde communicatie’. De door eiseres voorgestane uitleg van ‘gevraagde communicatie’ wordt sinds jaar en dag marktbreed toegepast en is - kort gezegd - ook door de Stichting Infofilter, de beheerder van het Infofilter, onderschreven. De door verweerder voorgestane aanscherping van de eisen voor ‘gevraagde communicatie’ vereist ten minste een expliciete (kenbare) wettelijke grondslag in de Tw. De per 1 oktober 2009 in werking getreden wetswijziging bevatte deze grondslag niet en deze is ook nadien niet in de Tw geïntroduceerd. Deze aanscherping zou ook in strijd zijn met artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) dat de communicatievrijheid beschermt, nu deze beperking niet bij de wet is voorzien en door verweerder niet is gemotiveerd, laat staan aangetoond, dat zij noodzakelijk en proportioneel is in een democratische samenleving. Het is niet aan eiseres om aan te tonen dat de betreffende abonnees door haar gebeld wenste te worden, maar aan verweerder om te bewijzen dat deze abonnee, ondanks de afgegeven toestemming, dat toch niet wilde en eiseres dat ook redelijkerwijs had moeten weten.
4.3.2Verweerder stelt dat uit artikel 11.7, vijfde tot en met twaalfde lid, van de Tw blijkt dat de verplichting om het BMNR te raadplegen altijd geldt. In deze bepalingen wordt geen uitzondering gemaakt anders dan in het geval sprake is van een relatie die is ontstaan door de verkoop van een product of dienst, zoals bedoeld in artikel 11.7, derde lid, van de Tw. Wanneer een telefoonnummer van een abonnee niet in het BMNR ingeschreven staat, mag de abonnee in het kader van telemarketing ongevraagd benaderd worden. Na de inschrijving van een telefoonnummer van een abonnee in het BMNR is het niet langer toegestaan deze te benaderen met ongevraagde commerciële, ideële of charitatieve communicatie door middel van telemarketing. Door inschrijving in het BMNR maakt een abonnee zijn ‘opt out’ kenbaar. Bij telemarketing bestaat geen uitzondering op de wettelijke verplichtingen indien toestemming van de ontvanger is gekregen. Bij telemarketing is het slechts toegestaan de ingeschreven abonnee te benaderen indien onmiskenbaar geen sprake is van ongevraagde communicatie oftewel gevraagde communicatie. Slechts in het geval de abonnee duidelijk kan aangeven dat hij door een door hem gekozen partij en middels een door hem gekozen wijze benaderd wenst te worden, kan sprake zijn van een ondubbelzinnig en uitdrukkelijk verzoek tot informatie. Alleen in die gevallen dat een consument uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verzoekt om communicatie is het niet nodig het BMNR te raadplegen. Voor het beantwoorden van de vraag of sprake is van ongevraagde communicatie is niet van belang op welke wijze de (contact)gegevens van de consument zijn vergaard. Er is slechts geen sprake van ongevraagde communicatie indien een abonnee daadwerkelijk en met zoveel woorden verzoekt om communicatie. Ten eerste betekent dit dat de consument zelf en op eigen initiatief voor iedere afzonderlijke communicatie verzoekt om gebeld te worden. Ten tweede betekent dit dat het verzoek van de consument voldoende duidelijk is, dus ten minste de naam van het bedrijf of de organisatie en het onderwerp van gesprek moet bevatten. Bij contactgegevens die zijn verkregen door participatie van adverteerders aan (online) prijsvragen of enquêtes, waarbij abonnees door het accepteren van de algemene voorwaarden, een privacy- en/of permission statement (impliciet) instemmen met het gebruik van hun contactgegevens, is geen sprake van bovenstaande uitzondering. Dergelijke statements zijn zowel bij leadconcepten als enquêtes en prijsvragen zeer algemeen. Ook in die gevallen is nog steeds sprake van ongevraagde communicatie en moet het BMNR geraadpleegd worden. Per geval zal bekeken moeten worden of er sprake is van de uitzondering.
Verweerder stelt te hebben getracht te onderzoeken of bij de gekozen wervingswijze van de hotleads sprake is geweest van communicatie die voldoet aan de eisen waardoor er sprake zou zijn van gevraagde communicatie. Verweerder heeft slechts kunnen vaststellen dat in de door eiseres aangedragen gevallen daarvan niet altijd sprake was. Twee aangehaalde voorbeelden waarbij enige duidelijkheid is verschaft, vormen een onvoldoende onderbouwing voor de stelling van eiseres dat alle hotleads gevraagde communicatie betreffen. Omdat eiseres in de mondelinge zienswijze heeft aangegeven dat er verschillende soorten leads bestonden, heeft verweerder getracht vast te stellen welke vorm(en) van deze hotleads zich in de deelbestanden [naam] bevonden. Eiseres heeft na een korte toelichting ten aanzien van dit punt een beroep gedaan op haar zwijgrecht. In het boetebesluit heeft verweerder dan ook vastgesteld dat er onvoldoende onderbouwing was voor de stelling van eiseres dat alle hotleads gevraagde communicatie betreffen. In bezwaar heeft verweerder eiseres wederom in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven ten aanzien van de samenstelling van de deelbestanden [naam]. Eiseres heeft - kort gezegd - geen gedetailleerde informatie meer kunnen leveren. Ook is gebleken dat de gevraagde informatie niet op andere wijze is te achterhalen. Verweerder kan zich in bezwaar slechts baseren op de door eiseres verstrekte voorbeelden. Verweerder stelt vast dat in de aangedragen gevallen geen sprake is van een ondubbelzinnig en uitdrukkelijk verzoek om te kunnen spreken van gevraagde communicatie. In de concepten is veelal sprake van meerdere bedrijven die deelnemen aan de concepten als sponsor en/of deelnemende adverteerder en ook op die algemene manier beschreven staan.
4.3.3De rechtbank overweegt dat als er sprake is van gevraagde communicatie, geen overtreding plaatsvindt van artikel 11.7, negende en tiende lid, van de Tw. Verweerder heeft betoogd dat, anders dan bij de regels voor het gebruik van automatische oproepsystemen, faxen en elektronische berichten voor het overbrengen van ongevraagde communicatie zoals spam (artikel 11.7, eerste tot en met vierde lid, van de Tw), voor het gebruik van de telefoon voor het overbrengen van ongevraagde communicatie (telemarketing) geen uitzondering bestaat op de wettelijke verplichtingen indien toestemming van de ontvanger is verkregen. Toestemming is gedefinieerd in artikel 1, aanhef en onder i, en artikel 8, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en artikel 11.1, aanhef en onder g, van de Tw als ‘elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee betrokkene aanvaardt dat hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt”. Eventuele toestemming ziet derhalve in dit verband primair op de verwerking van de contactgegevens voor telemarketingdoeleinden, maar maakt ongevraagde communicatie nog geen gevraagde communicatie. De bepalingen uit artikel 11.7, vijfde tot en met twaalfde lid, van de Tw zijn dus van toepassing ook al heeft de abonnee toestemming gegeven in de hiervoor genoemde zin.
Ter zitting heeft verweerder herhaald dat toestemming niet hetzelfde is als gevraagde communicatie. Met een inschrijving in het BMNR geeft een abonnee aan dat hij niet meer ongevraagd gebeld wil worden. Uiteraard blijft het voor een abonnee die ingeschreven staat in het BMNR mogelijk om een organisatie te verzoeken om hem telefonisch te benaderen met een commercieel aanbod. De abonnee moet daar dan wel met zoveel woorden om verzocht hebben, alleen dan zal sprake zijn van gevraagde communicatie. Het kan niet zo zijn dat de inschrijving van een abonnee in het BMNR - die daarmee aangeeft dat hij niet meer telefonisch benaderd wenst te worden - wordt omzeild door het al te gemakkelijk accepteren dat een abonnee heeft ‘gevraagd’ om gebeld te worden. Het accepteren van zeer algemeen gestelde voorwaarden bij een prijsvraag of enquête of het in algemene zin instemmen om telefonisch benaderd te worden voor commerciële doelen is volstrekt onvoldoende om te kunnen spreken van gevraagde communicatie.
De rechtbank verenigt zich met verweerders betoog. Naar het oordeel van de rechtbank is - gelet op de tekst van artikel 11.7, eerste lid, van de Tw en de definitie van het begrip toestemming - voldoende duidelijk, concreet en kenbaar wat onder gevraagde informatie als bedoeld in artikel 11.7, vijfde en negende lid, van de Tw dient te worden verstaan en dat toestemming niet hetzelfde is als gevraagde informatie. Dat eiseres stelt dat verweerder pas zeer recent eiseres en de rest van de markt actief heeft geïnformeerd over haar standpunt terzake van contactgegevens en toestemmingen die zijn verkregen via (online) prijsvragen en enquêtes doet daar dan ook niet aan af. Verweerder heeft ook aangegeven dat zij die toelichting geeft uit het oogpunt van transparantie, omdat een aantal van de boetebesluiten vanwege rechterlijke procedures nog niet is gepubliceerd, waardoor het niet voor iedereen even inzichtelijk is hoe OPTA in alle gevallen telemarketingregels heeft toegepast. Het toepassen van de norm in de periode voorafgaand aan deze toelichting is naar het oordeel van de rechtbank - anders dan eiseres stelt - niet in strijd met het lex certa beginsel. Overigens blijkt uit het onderzoeksrapport dat verweerder al op 14 april 2009 een waarschuwing wegens overtreding van de telemarketingregelgeving openbaar heeft gemaakt, waarin het hier ingenomen standpunt over ongevraagde communicatie is weergegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder terecht dat de bepalingen rondom het BMNR pas sinds 1 oktober 2009 in werking zijn getreden en pas sinds de invoering van die bepalingen een BMNR is opgericht en het niet langer is toegestaan in dat register ingeschreven abonnees te benaderen met ongevraagde communicatie. Het niet mogen benaderen van deze abonnees komt derhalve niet door ‘het aanscherpen van de regels’ door verweerder, maar door invoering van het BMNR.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit de inventarisatie door [Y] van de leadconcepten die gebruikt zijn voor het verzamelen van de hotleads blijkt dat veelal sprake is van meerdere bedrijven die deelnemen aan de concepten als sponsor en/of deelnemende adverteerder en ook op die algemene manier beschreven staan en dat in die gevallen geen sprake is van een ondubbelzinnig en uitdrukkelijk verzoek om te kunnen spreken van gevraagde communicatie. Enkele voorbeelden hiervan zijn: “Wanneer je hieronder je e-mailadres invult, ga je akkoord met het privacy statement en voorwaarden en geef je aan dat je per e-mail en telefoon benaderd wenst te worden door de deelnemende adverteerders voor commerciële aanbiedingen”, “Ik ga akkoord met de voorwaarden en privacy statement en geef aan dat ik gebeld wil worden door de deelnemende partijen”, “Ik ga akkoord met de deelnamevoorwaarden en ben ervan op de hoogte dat ik telefonisch benaderd kan worden over mijn gewonnen prijs en door de sponsor(s) van deze actie”. De rechtbank is voorts met verweerder van oordeel dat de voorbeelden van online enquêtes die zijn gevoegd bij het onderzoeksrapport, waaraan aan de consument enige duidelijkheid is verschaft, onvoldoende onderbouwing vormen voor de stelling van eiseres dat alle hot leads gevraagde communicatie zouden betreffen.
De rechtbank overweegt verder dat het eiseres al in de onderzoeksfase duidelijk kon zijn dat hotleads van belang waren en dat verweerder de hotleads niet als gevraagde communicatie zag. Het had op de weg van eiseres gelegen om al in die fase met meer informatie te komen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Verweerder heeft vervolgens onverplicht in de bezwaarfase op 8 april 2011 alsnog een gedetailleerd informatieverzoek over de hotleads gedaan. Dat die informatie op dat moment niet meer aanwezig en niet meer op te vragen was, kan eiseres noch verweerder worden verweten.
Nu de hotleads niet als gevraagde communicatie zijn aan te merken, en het dus om ongevraagde communicatie gaat, heeft eiseres ten aanzien van de belbestanden met de hotleads artikel 11.7, tiende lid, van de Tw overtreden door deze niet te ontdubbelen aan het BMNR.
Ten aanzien van de overtreding van artikel 11.7, negende lid, van de Tw geldt hetgeen hiervoor onder 4.1.3 is overwogen. Verweerder was niet bevoegd terzake een boete op te leggen.