ECLI:NL:RBROT:2011:BU5000
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.H. Veling
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in leerplichtzaak op grond van vrijstelling door levensbeschouwelijke bezwaren
In deze zaak, die op 17 november 2011 door de kantonrechter te Rotterdam is behandeld, stond de verdachte terecht in verband met een leerplichtzaak. De verdachte, geboren in 1969 in Suriname, had zijn dochter niet ingeschreven als leerling van een school, terwijl zij op 1 april 2011 de leeftijd van vijf jaar had bereikt. De raadsman van de verdachte voerde aan dat zijn cliënt rechtmatig aanspraak maakte op vrijstelling van inschrijving op grond van artikel 5 van de Leerplichtwet 1969, omdat hij bedenkingen had tegen de richting van het onderwijs op de beschikbare scholen in de buurt, gebaseerd op zijn levensovertuiging, het objectivisme. De kantonrechter diende te beoordelen of deze bedenkingen de richting van het onderwijs betroffen, zoals vereist door de wet.
Tijdens de zitting op 4 november 2011 werd het standpunt van de verdachte toegelicht, waarbij hij stelde dat geen van de scholen in de omgeving voldeed aan zijn eisen op het gebied van onderwijs dat zijn levensbeschouwing respecteerde. De officier van justitie betoogde echter dat de bedenkingen van de verdachte niet de richting van het onderwijs betroffen, maar eerder de soort van het onderwijs. De kantonrechter oordeelde dat de bedenkingen van de verdachte niet met de vereiste stelligheid konden worden aangetoond en dat de wetgever niet had gewild dat de rechter het gewicht van dergelijke bezwaren beoordeelt.
Uiteindelijk kwam de kantonrechter tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan het ten laste gelegde feit, omdat de bedenkingen die hij had geuit niet voldoende waren om te concluderen dat hij niet aan de leerplicht had voldaan. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging, en de uitspraak werd openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.