vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Zaaknummer / rolnummer: 362603 / HA ZA 10-2758
Vonnis van 24 augustus 2011
de naamloze vennootschap
ABN AMRO LEASE N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. D.J. Bos,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EEF&HUUB ROTTERDAM-ZUID B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S. Kocken.
Partijen zullen hierna AAL en EH genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 15 februari 2007 is tussen AAL als lessor en Autobedrijf van Werkhoven Barendrecht B.V. (verder: AWB) als lessee een lease-overeenkomst (verder: de Overeenkomst) tot stand gekomen betreffende een personenauto merk Mitsubishi Pajero 3.8 LWB Instyle A (verder: het Object). Blijkens de bepalingen van de Overeenkomst is aan AAL “een eerste recht van bezitloos pand” (verder: het Pandrecht) op het Object verleend door AWB.
2.2. Op 3 april 2009 wordt AWB in staat van faillissement verklaard. Uit het handelsregister blijkt dat vanaf 27 december 2006 [A] de enige bestuurder is. Uit het handelsregister blijkt dat vanaf 19 juni 2006 [B] de bestuurder van deze vennootschap is. Gedurende de periode 1 september 2007 tot 1 januari 2008 was [C] ook bestuurder van [A]
2.3. Blijkens een factuur d.d. 28 april 2008 van “Van Werkhoven Autobedrijf”, gericht aan EH, met nummer 08200081, is het Object voor een bedrag van € 42.625,00 verkocht en geleverd aan EH. Op de factuur is vermeld: “Aan u geleverd tegen handelsprijs”. Blijkens het rekening-afschrift van EH is door haar betaald op rekening 0677417314 ten name van Van Werkhoven een bedrag van € 42.625,00 onder vermelding van voormeld factuurnummer per valutadatum 28 mei 2008. Het vrijwaringsbewijs dateert van 25 april 2008. Daarvoor stond de kentekenregistratie van het Object op naam van AWB.
2.4. “Van Werkhoven Autobedrijf” correspondeert in het handelsregister met Autobedrijf Van Werkhoven B.V. i.o., opgericht op 1 februari 2005. De bevoegde functionaris is M.J.C. Holding B.V. i.o. Uit het handelsregister blijkt dat [C], tezamen met [B], daarvan de bevoegde functionaris is met ingang van 1 februari 2005. De inschrijving in het handelsregister is met ingang van 23 juli 2005 geëindigd.
2.5. De transactie onder 2.3. is namens EH gedaan door [D]. Aan de kant van “Van Werkhoven Autobedrijf” treedt [C] op. Zij zijn broers. Voormelde rekening waarop EH het bedrag van € 42.625,00 heeft voldaan staat op naam van [D]. EH heeft het Object doorverkocht aan een klant.
3. De vordering
3.1. De vorderingen van AAL zien op het volgende:
1. “Gedaagde te veroordelen tot het betalen aan eiseres het bedrag ad € 41.176, dan wel, indien hoger, de verkoopprijs excl. BTW waarvoor Eef & Huub het Object heeft doorverkocht, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW, vanaf de dag dat gedaagde in verzuim is, zijnde 8 februari 2010, althans vanaf de dag van dagvaarding”;
2. proceskostenveroordeling,
3. waarmerking van het vonnis als een Europese executoriale titel.
3.2. AAL legt de volgende, kort en zakelijk weer te geven, stellingen aan haar vorderingen ten grondslag:
- uit de vaststaande feiten volgt dat [C] niet beschikkingsbevoegd was de auto te verkopen,
- EH heeft dus het Object gekocht van een beschikkingsonbevoegd persoon, te weten [C],
- door de auto door te verkopen aan een derde heeft zij het risico genomen aansprakelijk te zijn voor de door de eigenaar of pandhouder hierdoor geleden schade,
- bovendien moet EH hebben geweten dat de auto belast was met Pandrecht gelet op het feit dat [C] en [D] broers zijn,
- tot slot geldt dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn en ook maatschappelijk onaanvaardbaar als EH niet aansprakelijk zou zijn jegens AAL.
4. Het verweer
4.1. EH concludeert tot afwijzing van de vorderingen van AAL, met veroordeling van AAL in de kosten van de procedure.
4.2. De argumenten van EH komen, voorzover relevant voor de uitkomst van de procedure, hierna aan de orde.
5. De beoordeling
5.1. De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van artikel 3:86 BW geldt dat de overdracht van een roerende zaak, ondanks onbevoegdheid van de vervreemder, geldig is indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is. Indien aan deze vereisten is voldaan dan vervalt het bezitloze pandrecht. Nu duidelijk is dat geen sprake is van een overdracht om niet, EH heeft hier immers een bedrag van
€ 42.625,00 voor betaald, dient onderzocht te worden of EH als verkrijger te goeder trouw kan worden gezien.
5.2. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van goede trouw aan de kant van EH is van belang dat EH een onderneming exploiteert die zich bezighoudt met de verkoop en lease van auto’s. In die zin is EH aan te merken als een partij die deskundig is in deze branche. EH weet dus dat veel auto’s geleased, althans gefinancierd worden zodat bepaald niet is uit te sluiten dat hierop een eigendomsvoorbehoud of een bezitloos pandrecht rust.
5.3. EH stelt onder andere dat zij zaken heeft gedaan met AWB, in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door [C]. De rechtbank constateert dat onder 2.2. van de vaststaande feiten duidelijk wordt dat raadpleging van het handelsregister zou hebben uitgewezen dat [C] niet vertegenwoordigingsbevoegd was. EH beroept zich op de schijn van volmachtverlening maar daarvoor is een handelen van AWB noodzakelijk waaruit dit blijkt, doch daarover is niets gesteld. Evenmin stelt EH dat zij eerder op deze wijze soortgelijke transacties met AWB heeft gedaan zodat zij op grond hiervan op deze schijn van volmachtverlening mocht vertrouwen.
5.4. Daar komt bij dat door EH geen koopcontract is opgesteld ten aanzien van deze koop die volgens haar met AWB tot stand is gekomen. In plaats daarvan is er slechts de voormelde factuur die niet is opgesteld door AWB maar door “Van Werkhoven Autobedrijf”. Terecht stelt AWB dat toen alle alarmbellen moeten zijn gaan rinkelen bij EH, temeer omdat vervolgens de koopsom op de privé-rekening van [C] diende te worden betaald.
5.5. Voorzover EH wil betogen dat zij zaken heeft gedaan met “Van Werkhoven Autobedrijf” wordt verwezen naar de vaststaande feiten onder 2.4. waaruit duidelijk blijkt dat het gaat om een besloten vennootschap in oprichting, hetgeen reeds moet leiden tot voorzichtigheid bij de partij die met een dergelijke entiteit zaken wil doen. Belangrijk is dat ook uit deze openbare informatie blijkt dat [C] ten tijde van de gewraakte transactie niet bevoegd was deze b.v. i.o. te vertegenwoordigen. Tevens geldt dat het kenteken van het Object niet op naam van “Van Werkhoven Autobedrijf” stond maar op naam van AWB en dat EH dat op het kentekenbewijs Deel 1 had kunnen lezen.
5.6. De rechtbank acht het met AAL aannemelijk, maar kan dit niet vaststellen, dat de beide broers Van Werkhoven op de hoogte waren van het Pandrecht van AAL. Dit is echter voor de beoordeling niet doorslaggevend, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
5.7. Aldus is de rechtbank van oordeel dat EH niet te goeder trouw was bij de transactie van 25 april 2008. In aanmerking nemende hetgeen hiervoor onder 5.2. tot en met 5.5. is overwogen, had EH nader onderzoek dienen te verrichten. Een dergelijk onderzoek hoefde bepaald niet lang te duren en had snel opgeleverd dat [C] niet vertegenwoordigingsbevoegd was ten aanzien van AWB of “Van Werkhoven Autobedrijf”. Gecombineerd met de tenaamstelling van het te verkopen Object en de voormelde factuur (waarop nota bene het KvK-nummer van Autobedrijf Van Werkhoven is vermeld) had EH van de koop moeten afzien dan wel contact moeten zoeken met de wel bevoegde persoon zijdens AWB. Vermelding verdient voorts dat het voor rekening van EH moet komen dat zij haar bedrijfsprocessen kennelijk zo inricht dat zonder schriftelijke overeenkomst een dergelijke transactie kan plaatsvinden terwijl haar medewerker in loondienst de zaak kan afdoen met zijn broer zonder enige controle van een collega of leidinggevende.
5.8. Overigens merkt de rechtbank op dat, anders dan EH stelt, het bezitloos pandrecht niet eindigt wegens het faillissement van AWB. Zelfs al zou het zo zijn dat de statutaire bestuurder van AWB achteraf akkoord is gegaan met de transactie, hetgeen overigens niet uit enig stuk blijkt, dan nog geldt dat EH niet te goeder trouw is, gelet op de discrepantie tussen kentekenregistratie en factuur(betaling) alsmede de snelle uitkomst van een in te stellen onderzoek en de zekerheid die daaruit zou voortvloeien. Terzijde merkt de rechtbank op dat haar bekend is dat door professionele autobedrijven standaard on-line KvK- en RDW-gegevens worden gecheckt.
5.9. Dit betekent dan ook dat EH het Object van een beschikkingsonbevoegde persoon heeft gekocht en dat er dus geen sprake was van een rechtsgeldige eigendomsoverdracht en dat evenmin het Pandrecht van AAL hierdoor teloor is gegaan. Door het Object te verkopen aan een klant die wel te goeder trouw is heeft EH het Pandrecht van AAL veronachtzaamd. Hierdoor kan AAL zich niet meer op het Object verhalen voor de schuld van AWB aan haar zodat EH zich hierdoor onrechtmatig jegens AAL heeft gedragen en zij de schade dient te vergoeden.
5.10. Tegenover de stelling dat AAL schade heeft ondervonden volstaat EH met een enkele ontkenning. Dat acht de rechtbank, gelet op de wel inhoudelijk gemotiveerde stellingen van AAL en het overgelegde taxatierapport van het Object, onvoldoende. Tegen de hoogte van het gevorderde bedrag is geen verweer gevoerd zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
5.11. AAL heeft verzocht om waarmerking van dit vonnis als Europese executoriale titel. Dit verzoek wordt afgewezen, nu in de onderhavige zaak sprake is van een betwiste schuldvordering en de EG-verordening nr. 805.2004 op grond van artikel 3 van die verordening slechts van toepassing is op niet-betwiste geldvorderingen.
5.12. EH zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AAL worden begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- griffierecht 905,00
- salaris advocaat 894,00 (2,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 1.886,93.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. veroordeelt EH om aan AAL te betalen een bedrag van € 41.176,00 te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW, vanaf 8 februari 2010 tot de dag van volledige betaling,
6.2. veroordeelt EH in de proceskosten, aan de zijde van AAL tot op heden begroot op € 1.886,93, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis en veroordeelt EH tevens tot betaling van € 131,-- aan nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der voldoening, verhoogd met € 68,-- aan betekeningskosten in het geval betekening van de executoriale titel plaatsvindt, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de datum van de betekening tot aan de dag der voldoening;
6.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2011.?
1354/2120