ECLI:NL:RBROT:2011:BQ5619

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1167327
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden door betrokkenheid bij energiefraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 januari 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer. De werknemer, [verweerder], was sinds 1 oktober 1986 in dienst bij de werkgever, [verzoekster], en vervulde de functie van medewerker Logistiek en Vervoer. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op basis van een dringende reden, namelijk de betrokkenheid van de werknemer bij energiefraude. De werknemer werd ervan verdacht betrokken te zijn bij het terugdraaien van elektriciteits- en gasmeters, wat resulteerde in schade voor de werkgever.

De mondelinge behandeling vond plaats op 6 december 2010, waarbij de werkgever werd vertegenwoordigd door mr. W.J. van Aalst en de werknemer door mr. J. Oversluizen. De werkgever voerde aan dat de werknemer, ondanks zijn lange dienstverband, het vertrouwen had geschaad door zijn betrokkenheid bij strafbare feiten die direct de werkzaamheden aangingen. De werknemer had erkend dat hij meetgegevens aan derden had verschaft, maar stelde dat hij dit onder ernstige bedreiging had gedaan.

De kantonrechter oordeelde dat, zelfs als er sprake was van bedreigingen, dit geen rechtvaardiging bood voor het handelen van de werknemer. De rechter concludeerde dat de werknemer de werkgever langdurig had benadeeld en dat de dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst aanwezig was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 4 januari 2011, en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten van € 400,00. De uitspraak benadrukt het belang van goed werknemerschap en de gevolgen van ernstig wangedrag voor de arbeidsrelatie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
beschikking ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak
de besloten vennootschap
[verzoekster],
gevestigd te [vestingsplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. W.J. van Aalst,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. J. Oversluizen.
Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoekster]” respectievelijk “[verweerder]”.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
• het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 6 oktober 2010;
• de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie
aan de zijde van [verweerder].
1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 december 2010, in aanwezigheid van de heer [A] (teamleider [verweerder]) en mevrouw [B] (HR adviseur) namens [verzoekster] bijgestaan door de gemachtigde mr. W.J. van Aalst en [verweerder] bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J. Oversluizen.
1.3 De uitspraak is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1 [verweerder], geboren op [geboortedatum], is sedert 1 oktober 1986 bij [verzoekster] in dienst, laatstelijk in de functie van medewerker Logistiek en Vervoer.
2.2 Het loon van [verweerder] bedraagt thans € 2,771,47 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag.
2.3 De werkzaamheden van [verweerder] bestonden uit het uitgeven en innemen van elektriciteits- en gasmeters en het bijhouden van de administratie daaromtrent. [verweerder] beschikte over in ieder geval raadpleegrechten ten aanzien van de opgenomen gegevens van alle klanten van [verzoekster]. [verweerder] kon meters laten plaatsen, afnemen en overdragen en daarbij standen invoeren en wijzigen.
2.4 [verzoekster] heeft op vordering van de officier van justitie meegewerkt aan een strafrechtelijk onderzoek dat tegen [verweerder] loopt. [verweerder] wordt ervan verdacht betrokken te zijn bij energiefraude (het bij derden terugdraaien van meters).
2.5 [verweerder] is op 23 augustus 2010 in hechtenis genomen. [verweerder] heeft zich vervolgens niet afgemeld bij [verzoekster] en is sindsdien gedetineerd.
2.6 [verzoekster] heeft bij brief van 25 augustus 2010 de salarisbetaling aan [verweerder] gestaakt omdat [verweerder] geen arbeid verricht. [verzoekster] heeft in diezelfde brief de wens om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te beëindigen naar [verweerder] toe geuit. Vervolgens heeft [verzoekster][verweerder] bij brief van 4 oktober 2010 op staande voet ontslagen.
2.7 De brief van 4 oktober 2010 vermeldt ondermeer het volgende:
“(..) Zeer kort geleden is ons duidelijk geworden dat u heeft bekend inderdaad betrokken te zijn bij fraude met onze meters. Gelet hierop en/of omdat sinds uw inhechtenisneming wij geen enkel vertrouwen meer in u (behoeven te) hebben en/of wij zijn geconfronteerd met justitiële vorderingen en/of ook andere bedrijfsonderdelen van Eneco schade hebt berokkend, ontslaan wij u hierbij op staande voet, na uitvoerig intern beraad. (..).
3. Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 [verzoekster] heeft onder overlegging van producties bij verzoekschrift verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens gewichtige redenen, welke gelegen zijn in een dringende reden en subsidiair wegens een verandering in de omstandigheden.
3.2 [verzoekster] heeft aan haar verzoek - zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat [verweerder] bekend heeft dat hij betrokken is geweest bij fraude met de meters van [verzoekster]. [verzoekster] heeft verder aangevoerd dat [verweerder] vast zit op verdenking van betrokkenheid bij strafbare feiten, die direct de werkzaamheden c.q. de werkomgeving raken, namelijk de energiemeters van [verzoekster] zijn gemanipuleerd en/of [verzoekster] is gedupeerd. Van [verzoekster] kan niet worden verlangd de arbeidsovereenkomst voort te zetten met een werknemer, ten aanzien van wie door justitie aan de werkgever vorderingen zijn gedaan om mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek tegen die werknemer. Voorts heeft [verzoekster] aangevoerd dat, door de inhechtenisneming van [verweerder], alle vertrouwen in [verweerder] weg is en dat daarom niet van haar kan worden verlangd dat [verweerder] nog zijn werkzaamheden uitoefent, waaronder het administratieve systeem raadplegen en muteren.
4. Het verweer
4.1 Het verweer strekt primair tot afwijzing van het verzoek. Hetgeen [verweerder] daaraan ten grondslag heeft gelegd wordt, voorzover van belang voor de uitkomst van de procedure, onder de beoordeling van het verzoek behandeld.
4.2 Voor het geval het verzoek tot ontbinding toch wordt ingewilligd, maakt [verweerder] aanspraak op een ontslagvergoeding.
5. De beoordeling
5.1 De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Daarvan is niet gebleken.
5.2 Aan haar verzoek heeft [verzoekster] - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan energiefraude. [verweerder] heeft op zijn beurt ter mondelinge behandeling erkend dat hij de meetgegevens van de meters van [verzoekster] aan derden heeft verschaft, naar eigen zeggen “talloze malen” vanaf 2008. Met deze gegevens konden derden de meterstanden terugdraaien, [verweerder] heeft aangevoerd dat hij dit onder ernstige bedreiging van derden heeft gedaan. Voorts heeft [verweerder] aangevoerd dat hij niet naar de politie of [verzoekster] is gegaan met deze informatie omdat hij in geen van beide het vertrouwen had dat zij hiertegen adequaat zouden optreden.
5.3 Voldoende is gebleken dat [verweerder] zich - al dan niet onder bedreiging van derden – vanaf 2008 schuldig heeft gemaakt aan het verschaffen van de meetgegevens van de meters van [verzoekster] aan derden. Als gevolg hiervan is hij betrokken geweest bij energiefraude. Dat sprake is geweest van mogelijke ernstige bedreigingen door derden aan het adres van [verweerder] is onvoldoende gebleken, nu [verweerder] heeft volstaan met de enkele mondelinge stelling ter zitting, zonder enige nadere onderbouwing. Zelfs al zou sprake zijn van ernstige bedreigingen - waarvan de kantonrechter hierna veronderstellenderwijs zal uitgaan - dan vormt dat nog geen rechtvaardiging voor de handelswijze van [verweerder]. Het lag op de weg van [verweerder] om - in het kader van goed werknemerschap - de politie, maar in ieder geval [verzoekster] als werkgever, in te lichten over de door hem gestelde bedreigingen door derden aan [verweerder] in plaats van te zwichten voor die bedreigingen, nu [verweerder] wist of had moeten weten dat hij middels het verschaffen van dergelijke meetgegevens zijn werkgever in ernstige mate schade zou berokkenen. De redenen die [verweerder] heeft aangedragen voor zijn handelswijze vormen geen rechtvaardiging voor zijn handelen.
5.4 [verweerder] heeft [verzoekster] met zijn handelen langdurig - immers vanaf 2008 - benadeeld omdat het verschaffen van de meetgegevens resulteert in het illegaal betrekken van energie van het net van [verzoekster]. De kantonrechter is van oordeel dat de handelswijze van [verweerder] een dringende reden vormt voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Zijn lange dienstverband doet hieraan niet af. Juist gezien zijn lange staat van dienst mag [verweerder] bekend worden verondersteld met de ernst en ontoelaatbaarheid van zijn gedragingen.
5.5 Het voorgaande leidt er dan ook toe dat de arbeidsovereenkomst met ingang van na te noemen datum wordt ontbonden.
5.6 Bij ontbinding op grond van een dringende reden kan een vergoeding niet aan de orde komen.
5.7 Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de wijze zoals vermeld in het dictum.
6. De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt, voor zover rechtens vereist, de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 4 januari 2011;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 400,00.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J. Frikkee en uitgesproken ter openbare terechtzitting.