ECLI:NL:RBROT:2010:BP0807

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/2348 BESLU-T2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag registratie als vertaler in het Register beëdigde tolken en vertalers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2010 uitspraak gedaan over de afwijzing van de aanvraag van eiser om als vertaler geregistreerd te worden in het Register beëdigde tolken en vertalers, dan wel op de Uitwijklijst geplaatst te worden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand, dat zijn aanvraag op 13 oktober 2009 had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het overleggen van een aan een Nederlands Havo-diploma gelijkwaardig diploma niet voldoende was om aan te tonen dat eiser de vereiste taalvaardigheid in het Pashto op niveau B2 beheerst. Dit niveau houdt in dat men in staat moet zijn om duidelijke en gedetailleerde teksten te schrijven over een breed scala van onderwerpen in het dagelijks en beroepsleven.

De rechtbank benadrukte dat de instructietaal van de opleiding van eiser Dari was, wat betekent dat de aanvraag voor de taal Pashto in overeenstemming met het gevoerde beleid is afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van verweerder om eiser niet op de Uitwijklijst te plaatsen als vertaler van het Pashto naar het Nederlands, een rechtsgevolg had en derhalve vatbaar was voor bezwaar en beroep. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 5 augustus 2010 ongegrond, waarbij het besluit in stand werd gelaten.

De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien verweerder gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan eiser, maar dit was gebaseerd op bescheiden die pas na het nemen van het bestreden besluit waren ingediend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/2348 BESLU-T2
Uitspraak in het geding tussen
[A], wonende te [B], eiser,
gemachtigde mr. A. Barada, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand N.V. te Amsterdam,
en
de minister van Justitie, thans: de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 13 oktober 2009 heeft de Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch (hierna: de Raad) de aanvraag van eiser om registratie als vertaler van het Dari en Pashto naar het Nederlands in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: Rbtv), dan wel op de zogeheten Uitwijklijst, afgewezen.
Bij besluit van 8 januari 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Raad het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, aangevuld bij brief van 15 maart 2010.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 5 augustus 2010 heeft verweerder eiser bericht dat hij met onmiddellijke ingang is geregistreerd op de Uitwijklijst als vertaler van het Dari naar het Nederlands en dat overigens het bestreden besluit ongewijzigd blijft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2010. Daar zijn verschenen eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en voor verweerder mr. M. Lely-Schuurman, werkzaam bij de Raad.
2 Overwegingen
2.1 Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) in werking getreden.
2.1.1 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wbtv is er een register voor beëdigde tolken en vertalers.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan verweerder een lijst houden waarop de gegevens worden bijgehouden van vertalers die beschikken over een recente verklaring omtrent het gedrag en die wegens het ontbreken van opleidingen of het ontbreken van onafhankelijke deskundigen die de kennis kunnen toetsen, niet kunnen aantonen te beschikken over de vereiste competenties taalvaardigheid in de bron- of de doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- of doeltaal. Verweerder kan een instelling aanwijzen die deze lijst bijhoudt.
Ingevolge het vijfde lid van dit artikel kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Wbtv maken daar vermelde diensten en instanties in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde vertalers.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan in afwijking van het eerste lid gebruik worden gemaakt van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal geen ingeschrevene bevat.
2.1.3 Ingevolge artikel 2 van de Regeling aanwijzing bewerker en mandaat Rbtv van 9 december 2008 (Stcrt 2009, nr. 2502, hierna: de mandaatregeling) is de Raad de op grond van artikel 2, tweede en derde lid, van de Wbtv aangewezen instelling die het register bewerkt en de lijst bijhoudt.
2.2 De rechtbank stelt voorop dat het geschil tussen partijen zich nu beperkt, zoals zij ter zitting ook hebben bevestigd, tot de beantwoording van de vraag of verweerder terecht heeft geweigerd eiser als vertaler van het Pashto naar het Nederlands op de in artikel 2, derde lid, van de Wbtv bedoelde Uitwijklijst te plaatsen.
2.3 Ambtshalve overweegt de rechtbank vervolgens dat zij van oordeel is dat een beslissing van verweerder over het plaatsen van een kandidaat als tolk of vertaler op de Uitwijklijst als een op rechtsgevolg gericht besluit is aan te merken. Weliswaar geldt voor de Uitwijklijst niet de zogeheten afnameplicht ingevolge artikel 28 van de Wbtv, maar dat doet er niet aan af dat de Uitwijklijst berust op een publiekrechtelijke grondslag, die de wetgever heeft gecreëerd als sluitstuk nodig onder meer omdat niet voor alle talen beëdigde tolken/vertalers beschikbaar zijn voor het wettelijk systeem dat tot doel heeft kwaliteitswaarborgen te bieden voor vertalingen in het justitiële domein. Gewezen wordt in dit verband op de passage over de Uitwijklijst in de Nota van Toelichting bij het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Stb. 2008/555, blz. 15). Door plaatsing als tolk of vertaler op de Uitwijklijst, waarvoor kwaliteitscriteria zijn ontwikkeld, gaan betrokkenen onderdeel vormen van dit met waarborgen omgeven systeem, waarmee zij een juridische status verkrijgen, die hen onderscheid van de vertalers en tolken die niet op de Uitwijklijst worden geplaatst. In zoverre is een beslissing omtrent plaatsing op de Uitwijklijst dan ook op enig rechtsgevolg gericht en daarmee een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit.
2.3.1 Gelet op het voorgaande is de brief van verweerder van 5 augustus 2010 als besluit aan te merken, bij welk besluit verweerder is teruggekomen op het betreden besluit wat betreft de plaatsing van eiser op de Uitwijklijst als vertaler van het Dari naar het Nederlands en waarbij verweerder overigens dat besluit ongewijzigd heeft gehandhaafd. Daarbij tekent de rechtbank nog aan dat bij dit besluit verweerder ook de aan het bestreden besluit klevende omissie heeft rechtgezet dat daarin niet staat vermeld dat de Raad het besluit in mandaat voor verweerder heeft genomen.
2.4 Het besluit van 5 augustus 2010 wordt door de rechtbank aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), waartegen ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb het beroep van eiser mede is gericht. Nu gesteld, noch gebleken is dat eiser nog enig procesbelang heeft bij toetsing van het betreden besluit, zal de rechtbank zijn beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaren en haar toetsing beperken tot het besluit van 5 augustus 2010, voor zover dat strekt tot de gehandhaafde afwijzing van de plaatsing van eiser als vertaler van het Pashto naar het Nederlands.
2.6 Verweerder heeft de gehandhaafde afwijzing gebaseerd op zijn beleid, neergelegd in het Besluit Uitwijklijst Wbtv (hierna: het Besluit), gepubliceerd Stcrt. 2009, nr. 102, zoals gerectificeerd in Stcrt. 2009, nr. 111. Dit beleid is tot stand gekomen en gebaseerd op een advies van het Kwaliteitsinstituut beëdigde tolken en vertalers van 25 mei 2009. Ofschoon in het Besluit niet wordt vermeld dat het krachtens de mandaatregeling in mandaat door de Raad namens verweerder is vastgesteld en wordt uitgevoerd, ziet de rechtbank daarin geen aanleiding om daaraan niet de status van hier toepasselijke beleidsregel toe te kennen, nu vaststaat dat verweerder dit beleid voor zijn rekening neemt.
2.7 Volgens artikel 1 van het Besluit kan, indien de Raad een verzoek van vertaler om te worden ingeschreven in het Rbtv afwijst, hij de vertaler voor de desbetreffende vertaalrichting plaatsen op de Uitwijklijst indien:
- in de desbetreffende vertaalrichting geen door de Raad erkende toets kan worden afgelegd; en
- de vertaler aantoonbaar beschikt over aantoonbaar mbo-denk/werkniveau én over taalcompetenties in bron- en doeltaal op niveau B2 van het Europese referentiekader voor talen (hierna: niveau B2) én over relevante werkervaring als vertaler.
2.8 Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de beantwoording van de vraag of eiser aantoonbaar over taalcompetenties in het Pashto op niveau B2 beschikt. Eiser stelt dat hij door het overleggen van zijn in Afghanistan behaalde diploma, en de waardering daarvan door het Nuffic, heeft aangetoond dat hij onderwijs in het Pashto en Dari heeft gevolgd, waarmee hij een niveau heeft bereikt dat in Nederland globaal vergelijkbaar is met een HAVO-diploma, en daarmee dat hij voor beide talen voldoet aan het volgens het beleid geldende niveau B2.
2.8.1 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met het overleggen van een aan een Nederlands Havo-diploma gelijkwaardig diploma alleen wordt aangetoond dat de instructietaal op niveau B2 wordt beheerst. Eiser kan immers niet staande houden dat het beheersen van een vreemde taal op Havo-eindexamenniveau minimaal gelijkstaat aan het beheersen van die taal op niveau B2, wat onder meer inhoudt: “Kan duidelijke gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen in het dagelijks leven, in het beroepsleven en in opleidingen”.
2.8.2 Gelet verder op de omstandigheid dat eiser ter zitting ook heeft bevestigd dat de instructietaal van zijn opleiding Dari was, moet worden geoordeeld dat verweerder in overeenstemming met het gevoerde beleid de aanvraag van eiser, voor zover hier nog in geding, heeft afgewezen.
2.9 Nu werkervaring als vertaler volgens het beleid een zelfstandig criterium vormt bij de beoordeling van een aanvraag om plaatsing op de Uitwijklijst, kan de door eiser aangevoerde omstandigheid dat hij beschikt over jarenlange ervaring niet aangemerkt worden als een bijzondere omstandigheid, die verweerder noopte tot het maken van een uitzondering op het beleid.
2.10 Uit het voorgaande volgt dat het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 5 augustus 2010, ongegrond moet worden verklaard en dat dit besluit in stand kan worden gelaten.
2.11 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De omstandigheid dat verweerder bij het besluit van 5 augustus 2010 gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan eiser, biedt daarvoor in dit geval geen aanleiding, nu dit was gebaseerd op bescheiden, die ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb door eiser tijdig aan verweerder moesten worden verschaft, terwijl hij dit pas na het nemen van het bestreden besluit heeft gedaan.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk,
verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 5 augustus 2010 ongegrond.
Aldus gedaan door mr. P. van Zwieten, voorzitter, en mr. D. Haan en mr. A. van Gijzen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.T. van de Erve, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 9 december 2010.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: