ECLI:NL:RBROT:2010:BN8788
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van de rechters van de meervoudige strafkamer afgewezen
Op 30 september 2010 heeft de Rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht, een verzoek tot wraking van de rechters van de meervoudige strafkamer afgewezen. Het verzoek was ingediend door de raadsman van de verdachte tijdens een regiezitting op 1 september 2010, waarin de verdachte deel uitmaakte van een megazaak die in blokken werd behandeld. De raadsman stelde dat er een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid bestond, omdat de meervoudige strafkamer in het eerste blok beslissingen had genomen zonder de verdachte te horen, en dat dit de rechters in een positie had geplaatst waarin zij niet onpartijdig konden oordelen in latere blokken.
De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 27 september 2010 en de raadsman, de voorzitter van de meervoudige strafkamer en de officier van justitie waren aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de meervoudige strafkamer niet in de wraking berustte en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking ongegrond was en wees het af. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters R.R. Roukema, B.C. Vink en P.W. van Baal. De rechtbank stelde dat de opmerkingen van de officier van justitie en de voorzitter van de meervoudige strafkamer niet leidden tot een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De rechtbank bevestigde dat de gang van zaken tijdens de regiezitting gebruikelijk was en dat elk verzoek per geval werd bekeken, zonder dat er aanleiding was voor een schijn van vooringenomenheid.