ECLI:NL:RBROT:2010:BN5116
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.P. van Essen
- W.J.J. Wetzels
- H. van Lokven-van der Meer
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van rechter-commissaris in strafzaken niet-ontvankelijk wegens te late indiening
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2010 een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in een strafzaak behandeld. Het verzoek werd ingediend door de raadsvrouw van de verzoeker, mr. I.A. Groenendijk, op 9 augustus 2010, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker en zijn raadsvrouw op de hoogte waren van de feiten en omstandigheden die aan het wrakingsverzoek ten grondslag lagen, maar dat zij het verzoek pas indiende op een moment dat dit niet meer tijdig was. De rechter-commissaris had eerder al aangegeven dat de getuigenverhoren niet verzet zouden worden, en dit was aan de verzoeker en zijn raadsvrouw gecommuniceerd. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de relevante feiten bekend zijn. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking, omdat het verzoek te laat was ingediend. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de officier van justitie, die zijn ongenoegen over de situatie had geuit, en de griffier, mr. P.W.E. Wijsman, was ook aanwezig tijdens de zitting. De uitspraak werd gedaan in het kader van een strafzaak waarin de verzoeker preventief gedetineerd was.