ECLI:NL:RBROT:2009:BL3282

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/3227
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van functiewaardering binnen de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak gaat het om de functiewaardering van eiser, die werkzaam is als Hoofd Afdeling Economisch Beheer Staf Kmar (Hfd AEB) binnen de Koninklijke Marechaussee (Kmar). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de waardering van zijn functie, die door de Staatssecretaris van Defensie was vastgesteld op functieschaal 14 met een totaalscore van 59 punten. Na een herwaardering is de totaalscore aangepast naar 60 punten, maar eiser is van mening dat deze waardering niet correct is en dat hij recht heeft op een hogere score.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de toetsing van de functiewaardering beperkt is tot de vraag of de vastgestelde waardering als onhoudbaar moet worden aangemerkt. De rechtbank overweegt dat de waardering is gebaseerd op het functiewaarderingssysteem FUWADEF (2004) en dat de scores voor de verschillende kenmerken van de functie door verweerder in redelijkheid zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de door verweerder toegekende scores voor de kenmerken 1, 4, 5 en 10 niet onhoudbaar zijn en dat er geen aanleiding is om de waardering te vernietigen.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 mei 2009, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/3227
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [plaats], eiser,
gemachtigde mr. J.H.M. Nijhuis, advocaat te Rotterdam,
en
de Staatssecretaris van Defensie, verweerder,
gemachtigde mr. A.J. Verdonk.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 18 december 2007 heeft verweerder de functie van eiser, Hoofd Afdeling Economisch Beheer Staf Kmar (hierna: het Hfd AEB) vastgesteld op functieschaal 14, met een totaalscore van 59 punten.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 28 januari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 juli 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard met aanpassing van de motivering, waardoor de totaalscore op 60 punten komt.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 11 augustus 2008 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2009. Aanwezig waren eiser en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was namens verweerder aanwezig de heer H.J.M. Kolthof, formatiedeskundige.
2 Overwegingen
1 Ten behoeve van de door eiser in 2002 verzochte herwaardering van zijn functie is een functiebeschrijving vastgesteld. Nadat de functiebeschrijving naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) van 15 februari 2007 is aangepast, is deze gewaardeerd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers functie op juiste gronden is gewaardeerd in schaal 14, onder toekenning van een totaalscore van 60 punten. Onder verwijzing naar het advies van de Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering van 8 mei 2008 is verweerder van mening dat de kenmerken 1, 4, 5 en 10 met een score 4 dienen te worden gewaardeerd en niet met een score 5. Er is weliswaar sprake geweest van een groei in de positie van eiser binnen de Marechausseeraad (hierna: MARRA), maar verweerder is van mening dat niet om het organigram heen gegaan kan worden, waaruit blijkt dat eiser een directeur Beleidsvoorbereiding en Beheer (hierna: directeur BVB) boven zich heeft staan.
2 Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe
– samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft onvoldoende gewicht toegekend aan zijn volwaardig lidmaatschap van de MARRA en zijn taak als beleidsterreincontroller. Aanvankelijk was eiser adviserend lid van de MARRA. Met ingang van 4 januari 2000 is eiser benoemd als volwaardig lid van de MARRA, het hoogste besluitvormingsorgaan binnen de Koninklijke Marechaussee (hierna: Kmar). Als beleidsterreincontroller rapporteerde eiser rechtstreeks aan de directeur-generaal Economie en Financiën (hierna: DGEF). Daarmee nam eiser een zelfstandige positie binnen de Kmar in. Niet het organigram is bepalend. Uitgangspunt voor de waardering is de (aangepaste) functiebeschrijving van eiser. Eiser is van mening dat de kenmerken 1, 4, 5 en 10 met een score 5 dienen te worden gewaardeerd in plaats van met een score 4.
3.1 De rechtbank overweegt als volgt.
3.2 Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 november 2008, LJN: BG7101) is de toetsing van de inhoud van de functiewaardering beperkt tot de vraag of gezegd moet worden dat deze op onvoldoende gronden berust. Dit betekent dat de rechtbank pas tot vernietiging kan overgaan indien de waardering als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
3.3 De waardering is tot stand gekomen met het functiewaarderingssysteem FUWADEF (2004). Volgens de handleiding bij dit systeem is bij kenmerk 1 (aard van de werkzaamheden) een score 5 eerst van toepassing indien sprake is van verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van strategische doelen die de sectie Defensie of een geheel krijgsmachtdeel betreffen. Blijkens de functiebeschrijving is het Hfd AEB belast met het ontwikkelen van strategisch beleid van de Kmar ten aanzien van de financiële planning en control. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het Hfd AEB deze integrale verantwoordelijkheid niet heeft en slechts belast is met het ontwikkelen van het beleid op het deelgebied financiën en control en de directeur BVB de verantwoordelijkheid heeft voor het integrale beleidsveld. Voorts heeft verweerder in redelijkheid kunnen stellen dat eiser als volwaardig lid van de MARRA de in de handleiding aangeduide verantwoordelijkheid evenmin heeft, nu de bevelhebber als voorzitter van de MARRA de eindbeslissingen neemt, op basis van adviezen van de MARRA, zodat het Hfd AEB en de andere leden van de MARRA geen eindverantwoordelijkheid hebben in deze, maar medeverantwoordelijkheid. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de toegekende score niet onhoudbaar.
3.4 Voor kenmerk 4 (aanpak van werkzaamheden) wordt een score 5 toegekend indien bij de aanpak van werkzaamheden moet worden ingespeeld op fundamenteel politiek-bestuurlijke, maatschappelijke of internationaal/bondgenootschappelijke ontwikkelingen, waaraan strategische vraagstukken op het gebied van beleid, uitvoering of toezicht zijn verbonden. Volgens verweerder is dit in het geval van eiser niet aan de orde. De rechtbank is van oordeel dat de toegekende score niet onhoudbaar is. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanpak van werkzaamheden door het Hfd AEB valt binnen score 4, waarbij moet worden ingespeeld op nog niet eerder voorgekomen situaties en waarbij zelf alternatieve benaderingen moeten worden gezocht. Hierbij kan worden gedacht aan het, door zijn deelname aan de MARRA en het ontwikkelen van het gehele strategisch financieel-economische beleid, leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het strategische Kmar-beleid.
3.5 Bij kenmerk 5 (dynamiek van de werkzaamheden) komt eiser volgens verweerder niet in aanmerking voor score 5 omdat van het Hfd AEB niet wordt verwacht dat hij bij het bepalen van beleidsuitgangspunten voor de directie moet inspelen op diepgaande en wezenlijke ontwikkelingen met (inter)nationale reikwijdte. Deze taken zijn voorbehouden aan een hoger echelon, waarbij eiser in de regel een adviserende rol heeft. Hoewel de rechtbank eiser kan volgen in zijn stelling dat hij volwaardig lid was van de MARRA, neemt dit niet weg dat eiser een directeur boven zich had en in de MARRA de bevelhebber de eindverantwoordelijkheid had. Dat eiser, gezien zijn ervaring en goede contacten met de bevelhebber, de vroegere directeur BVB, mogelijk in voorkomende gevallen ook met betrekking tot andere beleidsterreinen de bevelhebber van advies voorzag, maakt dit waar het de waardering van een organieke functie betreft, niet anders. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat score 4 van toepassing is. Deze score wordt toegekend indien bij de werkzaamheden moet worden ingespeeld op verschuivingen in beleidsdoelstellingen of op uitkomsten van onderhandelingsprocessen. Bij het Hfd AEB kan hierbij worden gedacht aan het volgen van macro-economische ontwikkelingen en het doen van voorstellen over de wijze waarop hierop door de leiding van de Kmar kan worden ingespeeld en het bespreken van en onderhandelen over de financieel-economische beleidslijnen en het daarbinnen vallende financiële beleid en over de begroting en meerjarenramingen van de Kmar met de DGEF van het Ministerie van Defensie.
3.6 Bij kenmerk 10 (wijze van controle) gaat het om een beoordeling van adviezen, plannen of wetenschappelijke programma’s op bruikbaarheid of op afstemming op andere beleidsvelden. Het Hfd AEB is verantwoording schuldig aan de directeur BVB en de bevelhebber voor wat betreft het binnen de kaders van het rijks- c.q. Kmar-brede beleid ontwikkelde financieel-economische beleid. Daarnaast legt eiser als beleidsterreincontroller rechtstreeks verantwoording af aan de DGEF. Dit duidt er volgens verweerder op dat de analyses, adviezen, rapporten, producten en werkresultaten van eiser door zijn superieuren worden beoordeeld op bruikbaarheid of op afstemming op andere beleidsterreinen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat score 5 niet in aanmerking komt, omdat de werkresultaten van eiser niet kunnen worden beoordeeld op gebleken effectiviteit van zelf ontwikkeld strategisch beleid en/of de mate waarin strategische doelstellingen zijn gerealiseerd. De rechtbank acht de toegekende score 4 niet onhoudbaar.
4 Gelet op het onder 3.2 weergegeven toetsingskader is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de door verweerder vastgestelde waardering als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
5 Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
Recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. A. van ’t Laar, voorzitter, en mr. P.C. Santema en
mr. E.A. Poppe-Gielesen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Snel-van den Hout, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 26 mei 2009.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA te Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
afschrift verzonden op