ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8328

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
337309 / HA RK 09-163 e.a.
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken tegen de kantonrechter in een arbeidsovereenkomst ontbindingszaak

In deze zaak hebben verzoeksters wrakingsverzoeken ingediend tegen de kantonrechter die eerder ontbindingsverzoeken van hun werkgever, een notariskantoor, had behandeld. De verzoeksters vreesden dat de kantonrechter niet onpartijdig was, onder andere vanwege haar eerdere betrokkenheid bij de kamer van toezicht waar het notariskantoor onder viel. De wrakingskamer heeft de verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve gronden zijn voor de vrees van partijdigheid. De kantonrechter heeft in haar eerdere beslissingen niet onterecht gehandeld en de omstandigheden die door de verzoeksters zijn aangevoerd, bieden geen basis voor de conclusie dat de kantonrechter vooringenomen zou zijn. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingsverzoeken zijn afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende zijn om de objectieve vrees voor partijdigheid te rechtvaardigen. De beslissing is genomen op 23 september 2009.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummers : 337309, 337314, 33716, 33718
Rekestnummers: HA RK 09-163, HA RK 09-164, HA RK 09-165, HA RK 09-166
Uitspraak : 23 september 2009
Beslissing van de meervoudige kamer op de verzoeken van:
1. [naam verzoekster 1],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. B.J. Sanders, advocaat te Zutphen,
2. [naam verzoekster 2],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. B.J. Sanders, advocaat te Zutphen,
3. [naam verzoekster 3],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
procederend in persoon,
4. [naam verzoekster 4],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. I.M.P. Koevoets, advocaat te Amsterdam,
strekkende tot wraking van mr. [naam kantonrechter], in de hoedanigheid van kantonrechter plaatsvervanger in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter)
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 20 augustus 2009 zijn door de kantonrechter behandeld de tegen de respectieve verzoeksters ingediende verzoekschriften tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [naam notariskantoor] en ieder van verzoeksters.
Bij gelegenheid van die behandeling hebben verzoeksters ieder de kantonrechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de griffiedossiers betreffende de hiervoor bedoelde verzoeken;
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek van mr. B.J. Sanders.
Verzoeksters alsmede de kantonrechter zijn verwittigd van de datum waarop de wrakingsverzoeken zouden worden behandeld en zij zijn voor de zitting uitgenodigd.
De kantonrechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De kantonrechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 9 september 2009, waar de verzoeken tot wraking gelijktijdig zijn behandeld, zijn verzoeksters [1], [2] en [4] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Namens [naam notariskantoor] zijn de notarissen
[naam notaris 1] en [naam notaris 2] verschenen. Verzoekster [3] heeft te kennen gegeven dat zij ervan afziet de mondelinge behandeling van haar verzoek bij te wonen.
De gemachtigden en de verschenen verzoeksters hebben de verzoeken nader toegelicht.
[Naam notaris 1] en [naam notaris 2] zijn in de gelegenheid gesteld namens [naam notariskantoor] haar zienswijze toe te lichten.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van een door [naam notaris 1] overhandigde e-mail d.d. 9 september 2009 gericht aan de gemachtigde mr. B.J. Sanders.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1 Ter adstructie van de respectieve wrakingsverzoeken hebben verzoeksters, in essentie gelijkluidend, verkort en zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd:
* er is sprake van objectieve verwevenheid van de (bestuurs)functies die de kantonrechter en notaris [naam notaris 1] van [naam notariskantoor] vanaf 1999 gezamenlijk hebben uitgeoefend in de kamer van toezicht respectievelijk het bestuur van de ring van notarissen, beide in het arrondissement Rotterdam;
* de kantonrechter is in haar beschikkingen d.d. 1 juli 2009 ten gunste van [naam notariskantoor] ingegaan tegen de heersende vaste jurisprudentie en klaarblijkelijk uniforme opvattingen van de Nederlandse kantonrechters op het gebied van collectieve ontbindingsverzoeken;
* [naam notariskantoor] doet in het onderhavige collectieve ontbindingsverzoek met zoveel woorden een beroep op de overwegingen die de kantonrechter heeft gegeven in haar beschikkingen d.d. 1 juli 2009;
* berichten van de griffie, waaronder de oproepingsbrief van de griffier, hielden in dat de verzoeken tot ontbinding zullen worden behandeld door een andere kantonrechter, te weten mr. [naam andere kantonrechter].
2.2 Ter terechtzitting is daaraan toegevoegd dat [naam notariskantoor] onder verscherpt toezicht staat van het Bureau Financieel Toezicht, hierna: BFT, dat in overleg treedt met, dan wel handelt in opdracht van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in dit arrondissement, hierna: de kamer van toezicht.
2.3 Verzoeksters stellen zich op deze gronden op het standpunt dat zij ieder een objectief gerechtvaardigde grond hebben om te vrezen dat de kantonrechter niet onpartijdig is, althans dat door de hiervoor omschreven gang van zaken de (te vermijden) schijn van partijdigheid is gewekt.
2.4 De kantonrechter heeft niet in de wraking berust. De kantonrechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1 Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2 Aan de door verzoeksters aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de kantonrechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor een dergelijk oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen enkele aanwijzing gevonden.
3.3 Vervolgens moet onderzocht worden of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeksters geuite vrees dat de kantonrechter tegen haar een vooringenomenheid koestert, althans een vooringenomenheid koestert ten gunste van haar wederpartij - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4 In essentie valt de daarop gerichte klacht van verzoeksters uiteen in twee onderdelen, te weten:
- de kantonrechter is lid van de kamer van toezicht, en zij staat daarom niet vrij bij de beoordeling van verzoeken van [naam notariskantoor];
- de kantonrechter heeft reeds eerder op verzoek van [naam notariskantoor], de werkgeefster van verzoeksters, de arbeidsovereenkomst met enkele van haar werknemers ontbonden zonder daarbij het afspiegelingsbeginsel te volgen, hoewel dat in de rechtspraak wel volkomen gebruikelijk is bij collectieve ontslagen als deze.
3.5 Vooropgesteld moet worden dat de enkele omstandigheid dat de kantonrechter op de eerdere ontbindingsverzoeken van [naam notariskantoor] heeft beslist, naar objectieve maatstaven niet de vrees kan rechtvaardigen dat de kantonrechter enige vooringenomenheid koestert in het voordeel van [naam notariskantoor]. Dat wordt niet anders wanneer in aanmerking wordt genomen dat de kantonrechter daarbij het verweer van de betreffende werknemers niet, althans niet ten volle heeft gehonoreerd en dat [naam notariskantoor] zich bij een volgend verzoek daarop beroept.
3.6 Verder is van belang dat de beoordeling van de juistheid van die eerdere beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering in beginsel niet tot de bevoegdheid van de wrakingskamer behoort. Dit kan slechts anders zijn indien die beslissingen - gelet op alle omstandigheden van het geval - dermate onbegrijpelijk zijn, dat zij een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees van verzoeksters voor partijdigheid van de kantonrechter objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan geen sprake, ook al kan verdedigd worden dat de motivering voor de afwijking van het ook door de kantonrechter als uitgangspunt genomen afspiegelingsbeginsel compact genoemd kan worden.
3.7 Wat betreft de gestelde verwevenheid tussen functies van de kantonrechter en die van [naam notaris 1] geldt het volgende.
Krachtens de Wet op het notarisambt is de kamer van toezicht belast met het toezicht over de notarissen, en met tuchtrechtspraak. De voorzitter van de kamer van toezicht is de president van de rechtbank. Naast de voorzitter hebben een door de Minister van Justitie als lid van de kamer van toezicht benoemde kantonrechter en belastinginspecteur zitting, alsmede twee (kandidaat-) notarissen, daartoe benoemd door de ringvergadering.
Met de benoeming van de kantonrechter in de kamer van toezicht heeft de ring en haar bestuur dus geen bemoeienis. Het is de wrakingskamer voorts ambtshalve bekend dat noch [naam notaris 1], noch diens kantoorgenoot [naam notaris 2] zitting heeft, of heeft gehad in de kamer van toezicht. De stelling dat er sprake is van een zekere verwevenheid van bestuursfuncties van de kantonrechter en notaris [naam notaris 1] mist daarom naar het oordeel van wrakingskamer dan ook feitelijke grond.
3.8 Ter zitting is ook nog, naar aanleiding van de reactie van [naam notaris 1] op de onderbouwing van enkele wrakingsverzoeken, het verscherpte toezicht op [naam notariskantoor] door BFT aan de orde gesteld. Ook is daarbij aan de orde gesteld dat, wanneer [naam notariskantoor] niet aan de voor notarissen geldende financiële eisen voldoet, BFT een klacht tegen haar kan indienen bij de kamer van toezicht hetgeen bij gegrondverklaring van die klacht het einde van het kantoor van [naam notariskantoor] kan betekenen.
3.9 [Naam notariskantoor] heeft op 15 juli 2009 bij een viertal verzoekschriften de kantonrechter te Schiedam verzocht de arbeidsovereenkomst met verzoeksters te ontbinden. Zij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat het kantoor zich in financieel opzicht in zwaar weer bevindt. Bij die verzoekschriften is, kennelijk ter onderbouwing van de gestelde bedrijfseconomische noodzaak tot verdere personeelsreductie, onder meer een (vervolg-)rapport gevoegd van het BFT dat op 6 juli 2009 aan de voorzitter van de kamer van toezicht over [naam notariskantoor] is uitgebracht. In dat rapport zijn de precaire financiële toestand van [naam notariskantoor] beschreven, alsmede de maatregelen die de notarissen verbonden aan [naam notariskantoor] voorstaan om die toestand te verbeteren, waaronder een verdere personeelsreductie. BFT wijst er daarbij op dat bij uitblijven van verbeteringen cliëntengelden gevaar kunnen gaan lopen.
3.10 In de omstandigheid dat [naam notariskantoor] onder verscherpt toezicht staat van BFT en dat BFT zijn bevindingen rapporteert aan de voorzitter van de kamer van toezicht, is naar het oordeel van de wrakingskamer echter ook geen grond gelegen voor toewijzing van het verzoek, nu het toenmalige lidmaatschap van de kantonrechter van de kamer van toezicht niet reeds met zich brengt dat zij in enig opzicht bemoeienis heeft, heeft gehad of moet hebben gehad met het toezicht op [naam notariskantoor]. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.11 BFT is een zelfstandig bestuursorgaan dat op grond van de Wet op het notarisambt onder meer zelfstandig belast is met het financieel toezicht op de notarissen in Nederland. Dat toezicht, dat voornamelijk preventief van aard is, strekt ertoe déconfitures van notarissen te voorkomen, in het bijzonder ook in het belang van partijen die gelden aan de notaris hebben toevertrouwd.
Indien BFT bij de uitoefening van het toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die naar zijn oordeel grond opleveren tot het opleggen van een tuchtmaatregel, brengt het zijn bevindingen, desgeraden in de vorm van een klacht, ter kennis van de voorzitter van de kamer van toezicht.
Aan BFT kan voorts door de voorzitter van een kamer van toezicht of diens plaatsvervanger een onderzoek worden opgedragen.
3.12 Naar het oordeel van de wrakingskamer rechtvaardigt noch de omstandigheid dat de kantonrechter tot 1 april 2009 in haar hoedanigheid van kantonrechter zitting heeft gehad in de kamer van toezicht, noch de omstandigheid dat nadien in het register van neven-functies van rechters nog steeds is vermeld dat zij die positie bekleedt, naar objectieve maatstaven de vrees dat zij een vooringenomenheid ten gunste van [naam notariskantoor] zou koesteren. Dat [naam notariskantoor] onder verscherpt toezicht staat en dat BFT daaromtrent rapporteert aan de voorzitter van de kamer van toezicht maakt dit niet anders.
3.13 Ingevolge de Wet op het notarisambt zijn immers toezichthoudende en tuchtrechtelijk taken gescheiden. Het toezicht en eventuele onderzoeken die in het kader daarvan aan onder meer BFT kunnen worden opgedragen, is voorbehouden aan de voorzitter van de kamer van toezicht die daarbij een van zijn plaatsvervangers kan inschakelen. Klachtbehandeling vindt plaats door de kamer van toezicht. Voorts geldt dat een plaatsvervangend voorzitter die een onderzoek in een zaak heeft uitgevoerd, op grond van artikel 96 lid 7 van de Wet op het Notarisambt niet deelneemt aan de behandeling van die zaak door de kamer van toezicht. Een tuchtrechtelijke klacht van BFT over [naam notariskantoor] is thans niet aan de orde en, ten slotte, is het de wrakingskamer ambtshalve bekend dat de kantonrechter niet de functie van plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht heeft bekleed.
3.14 Ook overigens is er geen grond om aan te nemen dat de kantonrechter in de hoedanigheid van lid van de kamer van toezicht, of ook anderszins, in enig opzicht bemoeienis heeft of heeft gehad met (een of meer notarissen, verbonden aan) [naam notariskantoor], of contacten onderhoudt of heeft onderhouden met een of meer hunner, anders dan bij gelegenheid van een tegen [naam notaris 1] ingediende tuchtklacht, die met de onderhavige zaken geen verband houdt.
3.15 Gronden waarop niettemin de schijn van enige vorm van mogelijke belangenverstrengeling of van onvoldoende scheiding van functionele belangen een objectieve legitimatie zou kunnen krijgen, zijn ook overigens niet aannemelijk geworden. Dat onder werknemers van het kantoor van [naam notariskantoor] andersluidende geruchten de ronde deden, is onvoldoende grond voor een ander oordeel, omdat niet aannemelijk is geworden dat die geruchten in meerdere of mindere mate op feitelijk juiste gronden berusten.
3.16 Verzoeksters hebben er ten slotte nog op gewezen dat bij de oproepen voor de mondelinge behandeling van de ontbindingsverzoeken - en in enkele gevallen ook nadien nog - is meegedeeld dat deze zou plaatsvinden voor de kantonrechter mr. [naam andere kantonrechter] en dat pas in een laat stadium, in een enkel geval zelf pas enkele ogenblikken voor de zitting, duidelijk is geworden dat de verzoeken niet door mr. [naam andere kantonrechter], maar door de kantonrechter behandeld zouden worden.
Ook daaraan is geen aanwijzing te ontlenen voor een objectief te rechtvaardigen vrees dat de kantonrechter een vooringenomenheid ten gunste van [naam notariskantoor] zou koesteren. Uit de schriftelijke reactie van de kantonrechter op het wrakingsverzoek leidt de wrakingskamer af dat de kantonrechter nu juist, kennelijk op praktische gronden, gevraagd is de verzoeken in, kort gezegd, de tweede ontslagronde bij [naam notariskantoor] te behandelen omdat zij ook de verzoeken in de eerste ronde had behandeld. Ook daarin kan geen grond voor wraking worden gevonden, waarbij tevens wordt verwezen naar hetgeen hiervoor in overweging 3.5 is geoordeeld.
3.17 De slotsom moet zijn dat de hiervoor besproken gronden van de wrakingsverzoeken, noch elk op zich bezien, noch in onderlinge samenhang beschouwd, de conclusie kunnen dragen dat de door verzoeksters geuite vrees dat de kantonrechter een vooringenomenheid koestert ten gunste van [naam notariskantoor] objectief gerechtvaardigd is. De verzoeken tot wraking worden daarom afgewezen.
4. De beslissing
wijst af de verzoeken tot wraking van [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 23 september 2009 door mr. A.J.P. Van Essen, voorzitter, en mr. W.J.J. Wetzels en mr. T.B. Trotman, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.