ECLI:NL:RBROT:2009:BJ6284

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
282750 / HA ZA 07-1093
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringskwestie omtrent arbeidsongeschiktheidsverzekering en verzekerbaar belang

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser, een boekhouder, en de verzekeraar AIG Europe (Netherlands) N.V. over de dekking van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Eiser heeft op 13 augustus 1999 een arbeidsongeschiktheidsverzekering aangevraagd, die op 27 augustus 1999 werd geaccepteerd. De verzekeraar betwist echter of eiser nog een verzekerbaar belang heeft, omdat hij volgens hen zijn werkzaamheden als boekhouder heeft beëindigd om een nieuwe onderneming in Portugal te starten. Eiser stelt dat hij arbeidsongeschikt is en dat hij nog wel werkzaamheden verricht, maar de verzekeraar betwist dit. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, ondanks zijn claim van arbeidsongeschiktheid, nog enige werkzaamheden verrichtte, wat de vraag oproept of hij nog recht heeft op uitkering onder de polis. De rechtbank heeft AIG toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat eiser zijn werkzaamheden heeft beëindigd, en eiser is in de gelegenheid gesteld om zijn werkzaamheden en de bijbehorende vergoedingen te verduidelijken. De rechtbank heeft verder overwogen dat indien eiser inderdaad arbeidsongeschikt was, er mogelijk nog steeds een verzekerbaar belang zou zijn, maar dat dit afhankelijk is van de feiten die door beide partijen moeten worden aangetoond. De zaak is complex door de verschillende scenario's die zich hebben voorgedaan en de juridische verplichtingen die voortvloeien uit de polisvoorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 282750 / HA ZA 07-1093
Uitspraak: 26 augustus 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Markelo, gemeente Hof van Twente,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat eerst mr. J.W. Bitter, thans mr. D. Greven,
tegen
de naamloze vennootschap AIG EUROPE (NETHERLANDS) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.J. Hengeveld.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] respectievelijk AIG.
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 17 april 2007 met producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in
reconventie, met producties;
- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in
reconventie, tevens akte houdende wijziging van eis, met één productie;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in
reconventie;
- conclusie van dupliek in reconventie.
1.2 Voorts is vonnis bepaald.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 [eiser] heeft op 13 augustus 1999 bij AIG een arbeidsongeschiktheids-verzekering aangevraagd. AIG heeft deze aanvraag op 27 augustus 1999 geaccepteerd onder polisnummer IWP/920-99081601 met als ingangsdatum van de verzekering 16 augustus 1999. Gedurende de eerste twee jaar betrof het een inkomensonafhankelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna ook: de verzekering).
2.2 Het op de verzekering toepasselijke polisblad luidt, voor zover hier relevant:
“[…] Beroep : boekhouder”
Het op de verzekering toepasselijke 1e VERVOLGBLAD luidt, voor zover hier relevant:
[…]
“2. MINIMUM PERCENTAGE ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Met inachtneming van alle andere voorwaarden en aanvullende bepalingen voor deze verzekering, bestaat uitsluitend recht op uitkering krachtens deze verzekering indien het percentage arbeidsongeschiktheid minimaal 45% bedraagt. […]”
De op deze verzekering toepasselijke polisvoorwaarden luiden, voor zover hier relevant:
“[…] ARTIKEL 2 STREKKING VAN DEZE VERZEKERING
Deze verzekering heeft ten doel een maandelijkse uitkering te verlenen bij derving van inkomen door verzekerde ten gevolge van zijn arbeidsongeschiktheid […]
ARTIKEL 5 ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSCRITERIUM
1. Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake, indien er in relatie tot ziekte of ongeval objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan waardoor de verzekerde beperkt is in zijn functioneren. Onverminderd het hierboven bepaalde wordt arbeidsongeschiktheid aanwezig geacht, indien de verzekerde voor tenminste het op het polisblad vermelde percentage ongeschikt is tot het verrichten van werkzaamheden verbonden aan zijn op het polisblad vermelde beroep, zoals dat voor deze beroepswerkzaamheden in de regel en redelijkerwijs van hem kan worden verlangd. Aanpassing van werkzaamheden en werkomstandigheden alsmede taakverschuivingen binnen het eigen beroep/bedrijf dan wel beroepsgroep/bedrijfstak zullen daarbij worden betrokken indien deze arbeidsongeschiktheid langer voortduurt dan 2 jaar. […]
ARTIKEL 16 VERPLICHTINGEN BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1. De verzekerde respectievelijk verzekeringnemer is verplicht in geval van
arbeidsongeschiktheid:
a. hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen één maand, mededeling te doen aan de verzekeraar. Indien deze mededeling niet binnen één maand heeft plaatsgevonden, zal de eigen risico-termijn eerst ingaan op de dag dat mededeling aan de verzekeraar plaatsvindt en bestaat géén recht op uitkering over de periode voorafgaand aan de datum van deze mededeling;
b. zich direct onder behandeling van een arts te stellen, al het mogelijke te doen om zijn herstel te bevorderen en alles na te laten wat zijn herstel kan vertragen of verhinderen;
c. alle door de verzekeraar nodig geoordeelde gegevens te verstrekken of te doen verstrekken aan de verzekeraar of aan door deze aangewezen (medische) deskundigen en daartoe de nodige machtigingen te verlenen resp. zich desgevraagd door deze(n) te laten onderzoeken; […]
f. zich te onthouden van het opzettelijk verstrekken van onjuiste gegevens en geen feiten of omstandigheden te verzwijgen die voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid of de uitkering van belang zijn of zouden kunnen zijn.
ARTIKEL 17 VASTSTELLING VAN ARBEIDSONGESCHIKTHEID […]
3. De vaststelling zal aan de verzekeringnemer worden meegedeeld. Indien de verzekeringnemer resp. de verzekerde hiertegen niet binnen 30 dagen bezwaar maakt, wordt hij geacht met de vaststelling akkoord te gaan. […]
ARTIKEL 20 VERVAL- EN VERJARINGSTERMIJN
1. Heeft de verzekeraar ten aanzien van een vordering van een rechthebbende uit deze verzekering een definitief standpunt ingenomen, hetzij door het afwijzen van de vordering, hetzij door (een aanbod van) finale afdoening, dan vervalt na 1 jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de rechthebbende of diens gemachtigde van dit standpunt kennis kreeg, ieder recht ten opzichte van de verzekeraar terzake van het schadegeval waarop de vordering was gegrond, tenzij de rechthebbende binnen die termijn het standpunt van de verzekeraar in rechte heeft aangevochten. […]
ARTIKEL 21 VERPLICHTINGEN BIJ RISICO-WIJZIGINGEN
1. Verzekeringnemer dan wel verzekerde is verplicht, op straffe van verlies van het recht op uitkering, de verzekeraar direct mee te delen indien verzekerde:
a. zijn op het polisblad vermelde beroep beëindigt of wijzigt dan wel als de daaraan verboden werkzaamheden een verandering ondergaan;
b. voor langer dan 6 maanden naar het buitenland vertrekt.”
2.3 Begin 2004 heeft [eiser] in verband met psychische problemen voor het eerst
zijn huisarts geconsulteerd, die hem heeft doorverwezen naar Hanzepoort, onderdeel van de GGZ regio Deventer. De diagnose van Hanzepoort luidt, voor zover hier relevant:
“[…] Er is sprake van een grote 53-jarige man met een narcistische persoonlijkheidsstoornis en anti sociale trekken die door zijn persoonlijkheidsproblematiek in toenemende mate prikkelbaar wordt, concentratie problemen krijgt en steeds meer geneigd is deze situatie te ontvluchten. Door zijn concentratieproblemen kan hij zijn werk niet meer doen […]”
2.4 Bij brief van 27 januari 2004 heeft [eiser] voor het eerst bij AIG melding gemaakt van arbeidsongeschiktheid via inzending van een schadeformulier. Bij vraag 2 e, “Bent u geheel arbeidsongeschikt?” van het schadeformulier heeft [eiser] het hokje “Ja” aangekruist, en ingevuld sedert “20-1-2004”. Bij vraag 3 a. “Welke ziekte heeft u?” heeft [eiser] ingevuld: “Depressiviteit geen lust meer vermoeidheid.”, en bij vraag 3b “Sedert wanneer?” “1-11-2003” en bij vraag 3c “Heeft u reeds eerder deze ziekte gehad?” heeft [eiser] het hokje “nee”aangekruist.
2.5 De controlerend arts, verbonden aan Unicare medisch advies Zorgmanagement achtte [eiser] naar aanleiding van zijn onderzoek op 22 maart 2004 sinds oktober/november 2003 volledig arbeidsongeschikt.
2.6 AIG heeft aanvankelijk een uitkering van EUR 1.890,75 per maand aan [eiser] toegekend op basis van de toen voorhanden medische gegevens en conform van het advies van haar medisch adviseur.
2.7 Op 14 december 2004 schrijft AIG aan de advocaat van [eiser], voor zover hier relevant, als volgt:
“[…] Op basis van feitelijke informatie achten wij de heer [eiser] niet arbeidsongeschikt in de zin van de polis. Het moge u niet onbekend zijn dat de heer [eiser] sedert lange tijd, al dan niet tesamen met u, een onderneming drijft in Portugal. De onderneming in Portugal, Quinta de Aljó- Off Road & Outdoor Park, staat volgens onze informatie sedert 2 februari 2002 op naam van de heer [eiser]. In ieder geval geeft de betreffende website voldoende informatie over activiteiten, waarbij de heer [eiser] betrokken is geweest gedurende de periode dat hij zich arbeidsongeschikt heeft gemeld onder de polis.
Wij achten deze activiteiten voldoende passend voor de beoordeling dat de heer [eiser] arbeidsgeschikt is om inkomen te genereren uit arbeid. Wij laten thans in het midden of -en ongeacht de achterliggende reden- de heer [eiser] geschikt is geweest om het beroep in de polis als boekhouder te kunnen uitoefenen, dan wel dat hij dit beroep feitelijk heeft uitgeoefend in de periode van 20 januari 2004 tot heden.
Er zullen geen aanvullende uitkeringen meer verstrekt worden.[…]”
2.8 Bij brief van AIG aan [eiser], gedateerd 18 mei 2006, heeft AIG de uitkering onder de polis definitief afgewezen.
2.9 Bij brief van 21 augustus 2006 heeft [eiser] aan AIG meegedeeld het niet met het definitieve dekkingsstandpunt eens te zijn.
2.10 De financiële bedrijfsgegevens van [eiser] laten verder, voor zover hier relevant, het volgende beeld zien:
Jaar omzet winst voor belastingen
2000 EUR 54.248,- EUR 13.514,-
2001 EUR 58.215,- EUR 18.302,-
2002 EUR 66.799.- EUR 18.798,-
2003 EUR 2.776,- EUR 1.524,-.
3 De vordering in conventie
3.1 De gewijzigde vordering luidt om AIG bij vonnis te veroordelen tot betaling van EUR 30.783,18 (EUR 28.361,25 aan hoofdsom en EUR 2.421,93 aan wettelijke rente berekend tot de datum van dagvaarden), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 april 2007 tot aan de voldoening en met veroordeling van AIG in de proceskosten.
3.2 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: [eiser] heeft genoegzaam bewezen dat hij arbeidsongeschikt is in de zin van de polis, en de geringe werkzaamheden die hij verricht in Portugal en voor de Wiggergroep maken hem nog niet arbeidsgeschikt voor zijn werk als boekhouder. AIG weigert ten onrechte dekking onder de verzekeringspolis.
4 Het verweer in conventie
4.1 Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, [eiser] te veroordelen tot betaling van EUR 1.158,- aan buitengerechtelijke kosten, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding met inbegrip van rente en nakosten. Volgens AIG kan [eiser] geen aanspraak maken op uitkering onder de polis. AIG voert daartoe primair, onder verwijzing naar artikel 2 van de polisvoorwaarden, aan dat de dekking onder de verzekering reeds ruimschoots voor de melding van [eiser] was vervallen dan wel was beëindigd in verband met het ontbreken van een verzekerbaar belang aan de zijde van [eiser]. Subsidiair voert AIG aan dat [eiser] niet arbeidsongeschikt is in de zin van de polis, en dit ook niet is geweest. Meer subsidiair is [eiser] volgens AIG de uit de polisvoorwaarden voortvloeiende verplichtingen niet nagekomen waardoor AIG in haar belangen is geschaad en waardoor het recht op uitkering is komen te vervallen, terwijl uiterst subsidiair het beroep van [eiser] op uitkering onder de polis naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, aldus AIG.
5 De vordering in reconventie
5.1 In reconventie vordert AIG bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [eiser] tot terugbetaling van EUR 11.344,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2007 tot aan de algehele voldoening, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, met inbegrip van nakosten en rente.
5.2 Zoals AIG reeds in conventie heeft betoogd, is het recht van [eiser] op uitkering onder de polis komen te vervallen. Dit impliceert dat reeds gedane uitkeringen onverschuldigd zijn betaald, zodat [eiser] deze dient terug te betalen, aldus AIG.
6 Het verweer in reconventie
6.1 Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van AIG in de kosten van het geding. Zoals in conventie reeds is betoogd, is AIG onder de polis gehouden tot uitkering over te gaan, zodat geen sprake is geweest van een onverschuldigd door AIG gedane betaling, aldus [eiser].
7 De beoordeling
In conventie
7.1 Allereerst staat ter beoordeling of de dekking onder de polis op het moment van melding van de arbeidsongeschiktheid op 27 januari 2004 reeds was vervallen dan wel was beëindigd in verband met het ontbreken van een verzekerbaar belang, zoals AIG aanvoert maar [eiser] betwist.
7.2 Voorop wordt gesteld dat uit de niet betwiste bedrijfsgegevens van [eiser], zoals hiervoor onder 2.10 weergegeven, volgt dat [eiser] over het gehele jaar 2003 nauwelijks nog via zijn bedrijf werkzaamheden verrichtte als boekhouder. Over de reden hiervan bestaat tussen partijen verschil van mening. De rechtbank maakt onderscheid tussen uiteenlopende scenario’s die zich mogelijkerwijs hebben voorgedaan en die van belang zijn voor de vraag of nog sprake was van een verzekerbaar belang. In het eerste scenario (scenario A) is de oorzaak dat [eiser] in 2003 nagenoeg geen werkzaamheden meer als boekhouder verrichtte gelegen in de omstandigheid dat hij feitelijk toen reeds arbeidsongeschikt was, al dan niet zonder dit reeds zelf te beseffen. Scenario B betreft het scenario dat [eiser] feitelijk geen werkzaamheden voor zijn bedrijfje meer verrichtte omdat hij zijn werkzaamheden definitief had beëindigd ten einde in Portugal een nieuwe business op te starten en/of vanwege problemen met justitie en scenario C gaat ervan uit dat [eiser] om andere reden in 2003 feitelijk (tijdelijk) geen werkzaamheden meer als boekhouder verrichtte maar er geen sprake was van daadwerkelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis. Indien scenario A zich heeft voorgedaan, zoals [eiser] stelt, is er onvoldoende aanleiding om geen dekking onder de polis aan te nemen wegens het ontbreken van een verzekerbaar belang, en gaat het primaire verweer van AIG niet op. In dat geval was er immers nog wel sprake van derving van inkomen ten gevolge van arbeidsongeschiktheid waartegen [eiser] zich bij AIG had verzekerd, en had hij nog wel belang bij de verzekering. AIG heeft verder onvoldoende toegelicht op grond waarvan de omstandigheid, dat [eiser] zijn ziekte mogelijk pas laat heeft onderkend of meegedeeld, zou meebrengen dat geen sprake meer is van een verzekerbaar belang. Aan het (te) laat melden van de arbeidsongeschiktheid verbindt artikel 16a van de polisvoorwaarden slechts de consequentie dat de eigen-risico termijn pas ingaat op de dag van melding alsmede dat er geen recht op uitkering bestaat over de periode van vóór de melding. Verder kan redelijkerwijs niet worden gezegd dat in geval van een reeds langer bestaande arbeidsongeschiktheid sprake is geweest van een situatie zoals bedoeld in artikel 21 van de polisvoorwaarden. Er is immers in geval van arbeidsongeschiktheid geen sprake van het beëindigen of wijzigingen van zijn beroep door [eiser]. Indien scenario C zich heeft voorgedaan ontbreekt weliswaar de grond om in dit geval tot uitkering over te gaan, er is in dat geval immers geen sprake van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis, maar kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden gezegd dat [eiser] geen verzekerbaar belang meer heeft onder de verzekering, hij kan zijn werkzaamheden als boekhouder dan immers weer hervatten. Indien zich echter scenario B heeft voorgedaan, dient wel ervan te worden uitgegaan dat er geen sprake meer is van dekking onder de polis wegens gebrek aan verzekerbaar belang. Allereerst had [eiser] in dat geval ingevolge artikel 21 van de polisvoorwaarden hiervan melding moeten maken aan AIG, zulks op straffe van verval van zijn rechten onder de polis. Een dergelijke melding heeft niet plaatsgevonden. Daarnaast zou in dat geval het belang dat [eiser] bij de verzekering had, te weten het verzekeren van het risico van derving van inkomsten ten gevolge van arbeidsongeschiktheid voor werk als boekhouder, niet langer aanwezig zijn geweest, aangezien hij niet langer inkomsten als boekhouder genereerde die hij verzekerde onder de polis. Dat hij in een later stadium mogelijk wel arbeidsongeschikt is geraakt om werkzaamheden als boekhouder te verrichten, doet dan hier niet meer ter zake. Aangezien AIG wel heeft gesteld dat scenario B zich heeft voorgedaan, maar [eiser] dit gemotiveerd heeft betwist, zal AIG, op wie in deze de bewijslast rust en overeenkomstig haar bewijsaanbod, worden toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat deze situatie (scenario B) zich heeft voorgedaan.
7.3 Subsidiair betoogt AIG dat er in het geheel geen sprake is (geweest) van arbeidsongeschiktheid in de zin van de verzekeringspolis.
Allereerst beroept AIG zich in dit verband erop dat [eiser] stilzwijgend akkoord is gegaan met de vaststelling van arbeidsgeschiktheid door AIG door niet binnen 30 dagen na de definitieve afwijzing van de dekking per brief van 18 mei 2006 te reageren, zoals artikel 17 lid 3 van de polis voorschrijft. [eiser] heeft pas bij brief van 21 augustus 2006 meegedeeld het niet met het definitieve standpunt eens te zijn.
Met [eiser] is de rechtbank echter van oordeel dat het per brief van 21 augustus 2006 reageren op het definitieve afwijzende dekkingsstandpunt niet reeds het verval van een recht op uitkering onder de polis kan bewerkstellingen. Uit een redelijke uitleg van de verzekeringspolis, en met name van artikel 17 lid 3 in combinatie met artikel 20 lid 1 van de polisvoorwaarden en mede bezien in het licht dat aanvankelijk door AIG het standpunt was ingenomen dat wel sprake was van arbeidsongeschiktheid, volgt niet dat door het uitblijven van een reactie binnen 30 dagen meteen sprake is van een verval van ieder recht op dekking. Redelijkerwijs heeft [eiser] ervan uit mogen gaan dat in dat geval het bepaalde in artikel 20 doorslaggevend is, mede nu [eiser] onbetwist heeft gesteld dat AIG in haar brief naar dit artikel verwijst. In artikel 20 lid 1 van de polisvoorwaarden staat een vervaltermijn van één jaar na kennisgeving van het definitieve dekkingsstandpunt van de verzekeraar. Dit onderdeel van het verweer van AIG kan dan ook niet slagen.
7.4 Vervolgens wordt toegekomen aan de kern van het geschil dat partijen verdeeld houdt, te weten de vraag of [eiser] al dan niet arbeidsongeschikt in de zin van de polis kan worden geacht met inachtneming van de werkzaamheden die [eiser] ondanks zijn beweerdelijke arbeidsongeschiktheid toch nog uitvoerde ten behoeve van het outdoor park in Portugal alsmede in Nederland voor de Wiggersgroep en waarvan de (controlerende) medici, die aanvankelijk van arbeidsongeschiktheid uitgingen, geen kennis hadden en waarmee zij bij hun oordeel geen rekening hebben gehouden.
Alvorens hieromtrent een hernieuwd oordeel van een deskundige (op medisch- dan wel arbeidsdeskundig gebied) te vragen, waarbij voor ogen dient te worden gehouden dat in beginsel op [eiser] de bewijslast rust van de stelling dat sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de verzekeringspolis, dient echter eerst komen vast te staan welke betaalde en/of onbetaalde werkzaamheden [eiser] precies verrichtte, alsmede in welke omvang deze werkzaamheden werden verricht in de periode vlak voorafgaand en na de door hem gestelde arbeidsongeschiktheid. Partijen verschillen immers van mening over de vraag welke werkzaamheden door [eiser] nog wel zijn en konden worden verricht alsmede in welke omvang. Daarnaast staat tussen partijen ter discussie of uit het verrichten van deze werkzaamheden kan worden geconcludeerd dat [eiser] nog wel in staat kon worden geacht tot het verrichten van werkzaamheden als boekhouder.
In dit verband is het aan [eiser] om nader te verduidelijken, en zoveel mogelijk met schriftelijke bewijsstukken te onderbouwen, welke werkzaamheden hij precies verrichte, welke (financiële) vergoedingen hier tegenover stonden en hoeveel uur per dag/week/maand hij deze werkzaamheden verrichtte. Daarbij kan onder meer (maar niet uitsluitend) worden gedacht aan het overleggen van de volgende nog niet overgelegde stukken:
- een volledig overzicht van de (medische) behandeling van [eiser] die hij heeft ondergaan in verband met zijn gestelde arbeidsongeschiktheid;
- correspondentie van [eiser] met uitkeringsinstanties en/of het GAK/UWV;
- een kopie van belastinggegevens (bvb aangiftes inkomstenbelasting);
- jaaropgaves in verband met zijn werkzaamheden bij de WiggersGroep en het Outdoor Park te Portugal.
[eiser] zal de hiervoor bedoelde toelichting, onder overlegging van bewijsstukken, kunnen geven in zijn na het houden van het getuigenverhoor te nemen conclusie na enquête. AIG zal vervolgens bij antwoordconclusie kunnen reageren.
7.5 Ten aanzien van het meer subsidiair gevoerde verweer van AIG, te weten het verweer dat [eiser] zijn uit de polisvoorwaarden voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen waardoor AIG in haar belangen is geschaad en waardoor het recht op uitkering is komen te vervallen, wordt reeds thans als volgt overwogen.
Ten aanzien van de te late melding (artikel 16a van de polisvoorwaarden) gaat het verweer van AIG niet op. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien in welk belang AIG is geschaad dat zou meebrengen dat het recht op uitkering onder de polis is komen te vervallen. Zo is onvoldoende toegelicht hoe bij melding binnen één maand het voorkomen en/of verminderen van de arbeidsongeschiktheid mogelijk zou zijn geweest.
Ook de omstandigheid dat [eiser] zijn medicijnen niet zou gebruiken (beroep op artikel 16b van de polisvoorwaarden) geeft onvoldoende aanleiding om te concluderen dat zijn recht op uitkering onder de polis is komen te vervallen. Daarbij wordt wederom in aanmerking genomen dat het hier psychische klachten betreft en dat in dergelijke gevallen, anders dan bij somatische klachten, medicijnen doorgaans worden voorgeschreven ter ondersteuning van de psychotherapeutische behandeling. Gelet ook op de vrijheid die personen hebben om hun medische behandeling te kiezen, mede in verband met bijvoorbeeld bijwerkingen van bepaalde medicijnen, kan, zonder nadere toelichting die ontbreekt, in dit geval niet worden aangenomen dat [eiser] zijn herstel heeft bemoeilijkt of vertraagd, mede nu hij kennelijk welwillend is de overige therapie te volgen.
Ten slotte gaat vooralsnog het beroep op artikel 16 c en/of f van de polisvoorwaarden evenmin op. Thans is nog helemaal niet gezegd dat, zo [eiser] wel (eerder) nadere informatie omtrent zijn werkzaamheden in Portugal en/of voor de Wiggersgroep en/of zijn medische behandeling zou hebben verstrekt, dit tot een andere beslissing omtrent het verlenen van (voorlopige) dekking zou hebben geleid. [eiser] zal, zoals hiervoor onder 7.4 overwogen, thans tot het verstrekken van nadere informatie worden toegelaten.
7.6 Iedere verdere beslissing, waaronder ten aanzien van het uiterst subsidiaire verweer, zal worden aangehouden tot na de bewijslevering als bedoeld in rechtsoverweging 7.2.
In reconventie
7.7 Aangezien de beantwoording van de vraag of AIG de reeds aan [eiser] gedane uitkeringen onder de polis onverschuldigd heeft betaald afhangt van de uitkomst van de procedure in conventie, zal iedere verdere beslissing in reconventie worden aangehouden.
8 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
8.1 laat AIG toe tot het leveren van het in rechtsoverweging 7.2 genoemde bewijs;
8.2 bepaalt dat indien AIG dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter-commissaris mr. ;
8.3 bepaalt dat de advocaat van AIG binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in de eerstvolgende maanden en dat de advocaat van [eiser] binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
8.4 bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
in reconventie
8.5 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling op 26 augustus 2009. .