Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak : 18 augustus 2009
Zaaknummer : 334471
Rekestnummer : HA RK 09-134
Parketnummer : 10/691137-09
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam rechter-commissaris], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
Verzoeker is gedagvaard voor de politierechter in deze rechtbank op 5 mei 2009. Hem is - kort gezegd - wederspannigheid tenlastegelegd. De rechter-commissaris, zitting doende als politierechter in deze rechtbank, heeft bedoelde zaak behandeld en heeft aan het slot van de zitting het verzoek van de advocaat van verzoeker om de verbalisanten als getuigen te horen afgewezen. Wel is de behandeling van de strafzaak aangehouden opdat de officier van justitie alsnog een aanvullend proces-verbaal van de verbalisanten in het geding kan brengen.
Vervolgens is de behandeling van de zaak voortgezet op 14 mei 2009. Ook die zitting is geleid door de rechter-commissaris in zijn hoedanigheid van politierechter. Tijdens die zitting heeft de advocaat van verzoeker opnieuw aangedrongen op het verhoor van de verbalisanten als getuigen. Dat verzoek is wederom afgewezen en ter zitting van 14 mei 2009 is mondeling vonnis gewezen, geregistreerd onder parketnummer 10/691137-09, waarbij verzoeker veroordeeld is tot een vrijheidsstraf en een taakstraf.
Op 14 mei 2009 heeft de raadsman van verzoeker, mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis.
Op 18 mei 2009 is bij het kabinet van de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam een fax binnengekomen van diezelfde datum, waarin de raadsman van verzoeker verzoekt in bovengenoemde strafzaak op basis van artikel 411a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) nader onderzoek te doen en de betrokken verbalisanten alsnog als getuigen te (doen) horen.
Dit verzoek is door de rechter-commissaris, die in eerste instantie als politierechter de zaak heeft behandeld, op 26 mei 2006 afgewezen.
Bij faxbericht van 16 juni 2009 heeft de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris gevraagd het verzoek op voet van artikel 411a Sv getuigen te horen over te dragen aan een andere rechter-commissaris.
Dit verzoek is op 9 juli 2009 door de rechter-commissaris afgewezen.
In reactie hierop heeft de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris bij faxbericht, gedateerd 14 juli 2009, gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de strafzaak met bovenvermeld partketnummer tegen verzoeker als verdachte.
Verzoeker, zijn raadsman, de rechter-commissaris alsmede de officier van justitie, mr. dr. J.M. Bonnes, zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 11 augustus 2009, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: de raadsman van verzoeker en de officier van justitie. De rechter-commissaris is met bericht van verhindering niet verschenen.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker aangevoerd dat hij tegen het meergenoemde vonnis van 14 mei 2008 van de rechter-commissaris, zitting doende als politierechter in deze rechtbank, hoger beroep heeft ingesteld, omdat verzoeker het niet eens is met de beslissing, waaronder begrepen de afwijzende beslissing om getuigen te horen. Thans in hoger beroep wordt verzoeker echter opnieuw met deze rechter-commissaris geconfronteerd. Dit is in strijd met het karakter van het hoger beroep en het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM). Daarbij geldt artikel 268 Sv - analoog - ook in hoger beroep. Doordat de betrokken rechter-commissaris als politierechter vonnis heeft gewezen, is hij als rechter-commissaris thans niet meer onpartijdig.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris heeft daartoe in zijn brief van 4 augustus 2009 primair aandacht gevraagd voor de ontvankelijkheid van het verzoek tot wraking. Subsidiair heeft de rechter-commissaris zich op het standpunt gesteld dat er geen wettelijk beletsel is om als rechter-commissaris te oordelen op een verzoek op de voet van artikel 411a Sv, nadat er eerder door dezelfde rechter als politierechter in de zaak in eerste aanleg is beslist, en dat er ook overigens geen sprake is van feiten of omstandigheden op grond waarvan de rechter-commissaris partijdig moet worden geacht of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden.
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Het middel is toegekend aan een gedingvoerende partij die wenst te voorkomen dat uitspraak wordt gedaan door de rechter voor wie het geding wordt gevoerd.
Het onderhavige verzoek strekt tot wraking van de rechter-commissaris ter zake van een verzoek op de voet van artikel 411a Sv, dat door de rechter-commissaris is afgewezen bij beschikking van 26 mei 2009.
Het verzoek van 16 juni 2009 om het in het kader van artikel 411a Sv gedane verzoek over te dragen aan een andere rechter-commissaris is op 9 juli 2009 door de rechter-commissaris afgewezen.
Deze beslissingen van de rechter-commissaris zijn beide als eindbeslissing aan de merken op de door verzoeker ingediende verzoeken.
3.2
Aangezien de wet niet voorziet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het geven van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan, is verzoeker om die reden niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271).
3.3
De wrakingskamer merkt ten overvloede op dat het haar onwenselijk voorkomt dat de rechter-commissaris, die als zittingsrechter in volle omvang en ten gronde heeft beslist op de zaak, vervolgens als rechter-commissaris een beslissing neemt op het verzoek tot het instellen van een nader onderzoek op grond van artikel 411a Sv ten behoeve van het hoger beroep tegen zijn vonnis als zittingsrechter. Die onwenselijkheid klemt temeer, nu de rechter-commissaris aan zijn beslissing d.d. 9 juli 2009 tot afwijzing van het verzoek argumenten ten grondslag legt die gewisseld zijn in de procedure die hij als politierechter heeft voorgezeten. Verzoeker kon aan die handelwijze redelijkerwijs de objectief gerechtvaardigde twijfel ontlenen of deze rechter zijn verzoeken wel onbevooroordeeld zou beoordelen.
3.4
De wrakingskamer overweegt voorts dat op zichzelf genomen niets er aan in de weg staat dat in deze zaak, gelet op de gebleken specifieke omstandigheden, de raadsman van verzoeker een nieuw verzoek op grond van artikel 411a Sv indient om de betrokken verbalisanten als getuigen te (doen) horen, waarbij de wrakingskamer ervan uitgaat dat bedoeld verzoek beoordeeld wordt door een andere rechter-commissaris belast met behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam dan [naam rechter-commissaris].
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van rechter-commissaris [naam rechter-commissaris].
Deze beslissing is gegeven op 18 augustus 2009 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. W.J.J. Wetzels en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J. Bijleveld, griffier.