ECLI:NL:RBROT:2009:BI2759
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van advocaat voor het gebruik van valse getuigenverklaringen in civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een advocaat, die werd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van valse getuigenverklaringen in een civiele procedure. De verdachte, die als raadsman optrad voor een cliënte, werd verweten dat hij opzettelijk gebruik had gemaakt van vervalste getuigenverklaringen en meineed had uitgelokt. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 april 2009, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de valsheid van de getuigenverklaringen en dat er geen bewijs was voor opzet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wist of moest weten dat de getuigen de aanrijding niet hadden gezien en dat hun verklaringen vals waren. Hierdoor kon het opzet op het gebruik van valse verklaringen en het uitlokken van meineed niet worden bewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken en de rol van de advocaat in civiele procedures.