ECLI:NL:RBROT:2009:BI2433

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
325989 / HA RK 09-52
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2009 een verzoek tot wraking van een rechter behandeld. Het verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat, werd ingediend op 9 maart 2009, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was. De wraking was gegrond op de vermeende vooringenomenheid van de rechter, die in het verleden actief was in de politiek en zich bezighield met emancipatiezaken. Verzoeker stelde dat de rechter hierdoor niet objectief kon oordelen in de lopende civiele procedure tussen hem en mevrouw [naam eiseres]. Tijdens de zitting op 14 april 2009 werd het wrakingsverzoek besproken, waarbij verzoeker en zijn advocaat hun standpunt toelichtten. De rechtbank nam kennis van het griffiedossier van de civiele procedure, waarin eerdere vonnissen en getuigenverhoren waren opgenomen. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien verzoeker al eerder op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen. De rechtbank overwoog verder dat de betrokkenheid van de rechter bij het CDA Vrouwenberaad en haar politieke verleden niet automatisch duiden op vooringenomenheid in de huidige zaak. De rechtbank verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk en benadrukte dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en werd ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak : 28 april 2009
Zaaknummer : 325989
Rekestnummer : HA RK 09-52
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. M. van Gastel,
strekkende tot wraking van [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de rechter is in behandeling de civielrechtelijke procedure tussen mevrouw [naam eiseres] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en verzoeker als gedaagde in conventie, eiser in reconventie. Deze procedure heeft als kenmerk 235858 / HA ZA 05-989.
Op 9 maart 2009 is ter griffie ingekomen het namens verzoeker door zijn advocaat ingediende verzoek tot wraking van de rechter.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hierboven omschreven civielrechtelijke procedure, waarin zich onder meer bevinden:
- de door de rechter gewezen tussenvonnissen van 16 augustus 2006 en 14 januari 2009;
- de processen-verbaal van getuigenverhoor op 29 november 2006 en 18 januari 2007;
- het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 oktober 2007.
Verzoeker, zijn advocaat, de rechter en de advocaat van mevrouw [naam eiseres] zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 14 april 2009, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker en zijn advocaat. Zij hebben hun standpunt nader toegelicht, waarbij door de advocaat een pleitnotitie is overgelegd.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
De rechter heeft niet alleen belangstelling voor emancipatiezaken, maar is ook actief geweest op dat gebied, als secretaris en voorzitter van het CDA Vrouwenberaad. Als parlementariër heeft zij zich actief bezig gehouden met het emancipatiebeleid van de CDA Tweede Kamer fractie en met emancipatiezaken. Het feit dat de rechter op dit moment niet, of minder politiek actief is, doet niets af aan het feit dat zij daarmee blijk heeft gegeven hoe zij over emancipatiezaken denkt. Dat de politieke achtergrond van de rechter bij haar sollicitatie naar het rechtersambt bekend was en besproken is, betekent nog niet dat er daarom nooit sprake zou kunnen zijn van vooringenomenheid. Er zijn geen aanwijsbare feiten dat zij daar thans anders over denkt. Bij verzoeker is de overtuiging ontstaan, althans de indruk gewekt, dat de rechter de emancipatie zodanig benadert dat zij onder alle omstandigheden aan de kant van de vrouw staat.
2.1.2
In de bodemprocedure wil mevrouw [naam eiseres] onder meer bewijs leveren van haar stelling dat zij (substantiële) werkzaamheden heeft verricht in de onderneming van de man en dat zij in 1998 een bedrag van € 45.000,-- heeft geïnvesteerd in die onderneming. Zij wenst daartoe een omkering van de bewijslast en vordert dat de kasboeken van de laatste tien jaar alsmede de jaarrekeningen vanaf 1998 door de man worden overgelegd. De kasboeken zijn door de man overgelegd en de man betwist de door de vrouw gestelde investering in zijn onderneming niet. Inzage in de volledige jaarcijfers is derhalve niet nodig. Toch heeft de rechter beslist dat de man de jaarcijfers moet produceren omdat deze van betekenis kunnen zijn voor de onderbouwing c.q. de bewijslevering door de vrouw en in deze zin niet door haar kunnen worden gemist. Het is niet duidelijk of de te overleggen stukken van betekenis kunnen zijn. In hoger beroep is deze beslissing van de rechter ten dele vernietigd.
2.1.3
Bij aanvang van het getuigenverhoor, waarbij mevrouw [naam eiseres] en verzoeker ieder als partijgetuige zouden worden gehoord, heeft de rechter te kennen gegeven dat de man de zittingszaal diende te verlaten en niet aanwezig mocht zijn bij het verhoor van mevrouw [naam eiseres] als getuige. De advocaat van de man heeft daartegen bezwaar gemaakt. De man heeft er niet zelf voor gekozen niet aanwezig te zijn bij het verhoor van mevrouw [naam eiseres] als getuige. Uiteindelijk is de man niet aanwezig geweest bij het verhoor van mevrouw [naam eiseres], terwijl mevrouw [naam eiseres] wel aanwezig is geweest bij het verhoor van verzoeker als partijgetuige.
2.1.4
In de hele procedure is door de rechter nog met geen woord gerept over de reconventionele vordering van de man.
2.1.5
Alle vorengenoemde elementen tezamen wekken bij verzoeker de indruk dat er sprake is van vooringenomenheid van de rechter. Zo er geen sprake is van vooringenomenheid, dan is er toch op zijn minst sprake van een schijn van vooringenomenheid.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Het verzoek tot wraking van de rechter is gegrond op handelingen en beslissingen van de rechter, door haar verricht bij gelegenheid van de getuigenverhoren, welke zijn gehouden ter zittingen van 29 november 2006 en 18 januari 2007.
Voorts zijn door verzoeker aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd zijn klachten over de beslissingen, welke door de rechter zijn neergelegd in haar tussenvonnis van 14 januari 2009. Daarnaast dateren de stukken, waaraan verzoeker de gronden van zijn wrakingsverzoek mede ontleend (te weten dat de rechter zich tijdens haar politieke loopbaan bezig houdt of heeft bezig gehouden zich met emancipatiezaken) van 2 februari 2009. Op die datum heeft verzoeker die stukken kennelijk van internet gedownload.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verzoeker blijkens mededeling van zijn advocaat ter zitting op 11 februari 2009 had moeten concluderen en dat de te nemen conclusie op die datum ook gereed lag, maar dat het nemen van die conclusie ter zitting is nagelaten omdat op dat moment de vraag ter tafel kwam of er grond was voor wraking van de rechter.
Vervolgens is gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek tot 9 maart 2009.
3.2
Op grond van de hiervoor onder 3.1 geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat het wrakingsverzoek is ingediend zodra de feiten en omstandigheden, waarop de wraking is gegrond, aan verzoeker bekend zijn geworden. Het argument dat verzoekers advocaat eerst nog wilde overleggen met de Orde van Advocaten maakt het vorenstaande niet anders, nu niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat dat voorafgaand overleg noodzakelijk was voor de indiening van het wrakingsverzoek.
Het verzoek tot wraking van de rechter moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.3
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende:
Het door de rechter deel uitmaken van het CDA vrouwenberaad en het zich bezig houden door de rechter met emancipatoire vraagstukken - over de concrete inhoud waarvan overigens verder niets is aangevoerd - voordat zij in 2002 tot rechter benoemd is, maakt niet dat de rechter in deze zaak een vooringenomenheid koestert jegens de man, althans dat de door verzoeker beweerdelijk gekoesterde vrees voor een vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is. Dat wordt niet anders indien daarbij betrokken worden de beslissingen die de rechter tot nu toe in deze zaak heeft genomen, wat van die beslissingen overigens ook zij.
Er is in dat verband sprake van nog appellabele rechterlijke beslissingen. De wrakingskamer treedt in beginsel niet in de beoordeling van de juistheid van die beslissingen, tenzij die beslissingen dermate onbegrijpelijk zijn dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing kan worden ontleend voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat dit laatste zich in deze zaak niet voordoet. Van belang is daarbij ook dat het vonnis van 14 januari 2009 voortbouwt op een in hoger beroep voor een belangrijk deel bevestigd onderdeel van het in de onderhavige zaak gewezen, eerste tussenvonnis van de rechter.
4. De beslissing
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 28 april 2009 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. O.E.M. Leinarts, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.