ECLI:NL:RBROT:2009:BI1132

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/3021 BESLU-T1
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor lozen van hemelwater en aanpassing waterhuishoudkundige staat in Strijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een eigenaresse van een perceel in Strijen, en het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Hollandse Delta. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het waterschap, waarbij een vergunning was verleend aan de gemeente Strijen voor het lozen van hemelwater en het aanpassen van de waterhuishoudkundige staat ten behoeve van de bouwlocatie ‘De Dam’. Eiseres betoogde dat de vergunning in strijd was met het peilbesluit voor het bemalingsgebied ‘Het land van Essche’, dat een peil van NAP -1,50m voorschrijft. De rechtbank overwoog dat de vergunning niet voorzag in een afwijking van het peilbesluit en dat de bezwaren van eiseres niet opgingen. De rechtbank oordeelde dat de vergunninghoudster, de gemeente Strijen, de vereiste compensatie voor de afname van waterberging had geregeld door elders open water te graven. Eiseres stelde dat de werkzaamheden schade aan haar eigendommen zouden veroorzaken door het dempen van watergangen, maar de rechtbank oordeelde dat zij deze stelling niet had onderbouwd met deskundig bewijs. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de proceskosten af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd gewezen op de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/3021 BESLU-T1
Uitspraak in het geding tussen
[naam eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Hollandse Delta, verweerder.
Aan het geding heeft mede als partij deelgenomen:
de gemeente Strijen, vergunninghoudster.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 15 juli 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 16 augustus 2007 (hierna: het primaire besluit) ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2009. Eiseres was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.W. Houweling, beleidsmedewerker planvorming, G.J.Borst, senior adviseur juridische zaken en J. Troost, adviseur juridische zaken. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door L.H.M. Quist en L. Bos.
2 Overwegingen
Eiseres is eigenaresse van een perceel met opstallen aan de [straatnaam] te [woonplaats]. Dit perceel is gelegen in het plangebied ‘De Dam’, waar nieuwbouw wordt gerealiseerd, bestaande uit een school en 31 appartementen. De bouwlocatie bevindt zich op ongeveer 50 meter afstand van het perceel van eiseres.
Het perceel van eiseres en de bouwlocatie zijn tevens gelegen in het bemalingsgebied ‘Het land van Essche’. Op dit gebied is het peilbesluit ‘Het land van Essche’ van 9 december 2004 (hierna: het peilbesluit) van toepassing. Het perceel van eiseres en de bouwlocatie vallen binnen het in het peilbesluit aangewezen peilgebied 15-H1, waarvoor een peil van NAP -1,50m geldt.
De eerste fase van het bouwplan voorziet onder meer in het dempen van een aantal watergangen en het aanbrengen van verhard oppervlak. In verband hiermee heeft verweerder bij het primaire besluit aan de gemeente Strijen een vergunning op grond van de Keur voor het waterschap Hollandse Delta verleend voor het lozen van hemelwater afkomstig van een nieuw aan te brengen verhard oppervlak en het aanpassen van de waterhuishoudkundige staat ten behoeve van bouwlocatie ‘De Dam’ te Strijen. Ter compensatie van de door het dempen van watergangen afgenomen waterberging schrijft de vergunning voor dat elders 630 m2 open water moet worden gegraven.
Het door eiseres hiertegen gemaakte bezwaar heeft verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het advies van de Awb hoor- en adviescommissie gevolgd, waarin is overwogen dat het primaire besluit niet voorziet in een afwijking van het geldende peilbesluit en dat de bezwaren van eiseres zich niet richten tegen de werkzaamheden die de vergunning omvat. De Awb hoor- en adviescommissie volgt hierbij de overwegingen van de voorzieningenrechter in de uitspraak van 11 oktober 2007 inzake het verzoek om voorlopige voorziening dat eiseres hangende het bezwaar had ingediend.
Omdat er inmiddels een wijziging had plaatsgevonden van de geplande werkzaamheden en in het primaire besluit onjuiste leggergegevens waren opgenomen, waardoor verwarring was ontstaan over welke werkzaamheden wel en niet onder de vergunning vielen, heeft verweerder aanleiding gezien om bij het bestreden besluit, ondanks de ongegrondverklaring van het bezwaar, het primaire besluit in te trekken en te vervangen door een nieuwe vergunning. Deze nieuwe vergunning maakt, zoals de rechtbank uit de tekst ervan afleidt en door verweerder ter zitting is bevestigd, deel uit van het bestreden besluit.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Zij meent dat haar bezwaar ten onrechte ongegrond is verklaard en dat de nieuwe vergunning ten onrechte is verleend. Eiseres stelt dat de oorspronkelijke vergunning, op basis waarvan werkzaamheden zijn uitgevoerd, en de nieuwe vergunning in strijd zijn met het peilbesluit en dat zij ten gevolge hiervan schade aan haar eigendommen heeft ondervonden dan wel zal ondervinden. Door het dempen en verduikeren van de watergangen in het gebied komen de veenlagen droog te staan en gaan deze inklinken. Het graven van open water elders ten behoeve van voldoende waterberging biedt hiervoor geen oplossing. Ten gevolge van dit proces ontstaat schade aan de op staal gefundeerde eigendommen van eiseres. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de vergunning in strijd is met de agrarische bestemming die op grond van het bestemmingsplan ‘Dorpskern Strijen’ geldt voor haar perceel en de bouwlocatie en dat het peilbeheer hierop moet worden afgestemd. De werkzaamheden waarvoor verweerder de vergunning heeft verleend passen niet in deze op grond van het bestemmingsplan geldende agrarische functie.
De rechtbank overweegt dat de oorspronkelijke vergunning en de van het bestreden besluit deel uitmakende gewijzigde vergunning niet voorzien in een afwijking van het in het peilbesluit voor het bemalingsgebied ‘Het land van Essche’ voorgeschreven peil van NAP 1,50m. Ook zien deze vergunningen niet op het peilbeheer. De vergunde werkzaamheden mogen niet leiden tot een wijziging van het peil en het peilbeheer. Met hetgeen eiseres heeft aangevoerd met betrekking tot de hoogte van het peil en het peilbeheer kan zij dan ook niet het door haar beoogde (rechts)gevolg bereiken. Voor zover feitelijk sprake zou zijn van een afwijking van het peil betreft dat een kwestie van handhaving, die thans niet aan de orde is. De door eiseres aangevoerde strijd met het bestemmingsplan kan in deze procedure, die betrekking heeft op een keurvergunning, evenmin aan de orde komen nu dit daarmee geen verband houdt.
Eiseres heeft haar visie dat de vergunde demping en verduikering van watergangen verdroging en inklinking van de veenlagen tot gevolg hebben en dat zij daardoor schade aan haar eigendommen zal ondervinden, niet aannemelijk gemaakt nu zij deze visie niet heeft doen ondersteunen door een van een deskundige afkomstige rapportage.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzitter, en mr. M. Schoneveld en mr. R.H.L. Dallinga, leden, in tegenwoordigheid van M.B. van Zantvoort, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2009.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: