ECLI:NL:RBROT:2009:BH9181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09.38 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en afwijzing door de rechtbank

In deze zaak heeft verzoeker op 15 januari 2009 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoeker wilde zijn schuldeiser, de XYBank N.V., bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling, die uitvoerbaar bij voorraad zou zijn. Tijdens de zitting op 11 maart 2009 waren verzoeker en zijn schuldhulpverleenster aanwezig, maar de Bank was niet vertegenwoordigd. De Bank had eerder schriftelijk verweer gevoerd tegen het verzoek.

Verzoeker stelde dat hij alles had gedaan om een buitengerechtelijk akkoord te bereiken met zijn crediteuren. Hij had een aanbod gedaan van 50,37% van de totale schuld, wat door twee van de drie concurrente crediteuren was geaccepteerd. De Bank weigerde echter in te stemmen, omdat zij vond dat verzoeker meer had moeten aflossen gezien zijn situatie. Verzoeker betoogde dat de weigering van de Bank hem onevenredig benadeelde, omdat de wettelijke schuldsaneringsregeling geen uitzicht bood op volledige voldoening van de vordering.

De rechtbank moest beoordelen of de Bank in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank concludeerde dat de Bank dit wel kon, gezien de omstandigheden. Verzoeker had geen bewijs geleverd dat zijn gokverslaving onder controle was en de rechtbank had twijfels over de nakoming van de regeling. De Bank had een substantieel belang bij de beslissing, aangezien zij 51% van de totale schuldenlast vertegenwoordigde. Daarom werd het verzoek afgewezen.

De rechtbank bepaalde dat, indien verzoeker zijn verzoek tot schuldsanering niet binnen twee maanden introk, dit verzoek op 25 juni 2009 zou worden behandeld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 18 maart 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Verzoek ex artikel 287a Faillissementswet
rekestnummer: 09.38 R
uitspraakdatum: 18 maart 2009
X
wonende te
0000 DB te R.
verzoeker.
1. De procedure
Verzoeker heeft op 15 januari 2009, met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, van de Faillissementswet ingediend om zijn schuldeiser de XYBank N.V. (hierna: de Bank), die weigert mee te werken aan de door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling, zulks uitvoerbaar bij voorraad.
Ter terechtzitting van 11 maart 2009 zijn verschenen en gehoord: verzoeker, voornoemd, alsmede mw. Van W. (schuldhulpverleenster ) met haar collega mw. H. Tevens zijn verschenen 3 familieleden van verzoeker.
Namens de Bank is niemand verschenen. De Bank heeft per brief d.d. 6 maart 2009 van mr. B. haar verweer tegen het verzoek ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.
2. Standpunt partijen
In het verzoek wordt gesteld dat verzoeker al het mogelijke heeft gedaan om middels de op hem rustende inspanningsverplichting, zowel arbeidsrechtelijk als financieel, aan zijn crediteuren een maximaal buitengerechtelijk akkoord voor te leggen. Aan de drie concurrente crediteuren is op basis van schuldbemiddeling een aanbod van 50,37% tegen kwijtschelding van het restant van de vordering voorgelegd. Inmiddels hebben twee van de concurrente crediteuren, die tezamen 49% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, dit aanbod aanvaard. De Bank heeft in de correspondentie ten tijde van het minnelijk traject aangeven dat zij niet akkoord gaat met dit voorstel nu er gezien de leeftijd en het toekomstperspectief van de debiteur een hogere aflossing van de schuld mogelijk is. Tevens geeft de Bank aan dat verzoeker verwijtbaar heeft gehandeld door de lening van YZ Bank die door de Bank in mei 2007 werd ingelost en opgezegd, maar die niet door de YZ Bank werd afgewikkeld, wederom volledig aan te wenden. Verzoeker heeft derhalve niet te goeder trouw gehandeld jegens de schuldeisers.
Verzoeker stelt dat hij door deze weigering onevenredig getroffen wordt in zijn belang nu het alternatief, de wettelijke schuldsaneringsregeling, noch aan hem noch aan de weigerende
crediteur enig uitzicht op volledige voldoening van de vordering biedt. Integendeel, de weigerende crediteur zal binnen het alternatief van de wettelijke schuldsaneringsregeling of een faillissement minder ontvangen dan in het onderhavige buitengerechtelijke akkoord.
3. Beoordeling
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of de Bank in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en het belang van de schuldenaar dat door de weigering wordt geschaad. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en heeft daartoe het volgende overwogen.
Uit de onderliggende stukken en ter terechtzitting is gebleken dat verzoeker sinds 7 januari 2009 bij Bouman GGZ is gestart met de cursus “stoppen met gokverslaving”. Het eerste deel van deze cursus is afgerond. Verzoeker neemt thans deel aan het vervolgtraject. Verzoeker heeft geen rapport overgelegd waaruit blijkt dat de verslaving definitief onder controle is. Hoewel de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verzoeker thans op de goede weg is, is de geschetste situatie nog te pril om te veronderstellen dat de kans op terugval beperkt is. De rechtbank heeft gezien het voorgaande reden om te twijfelen aan de waarborging van de nakoming van de aangeboden regeling, zeker nu de aangeboden regeling betaling aan de schuldeisers gedurende een periode van 3 jaar behelst.
Tevens is van belang dat bijna 95% van de totale schuldenlast is ontstaan in 2007. Daarbij komt dat de Bank weliswaar de enige schuldeiser is die niet heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling, maar er in totaal slechts 3 schuldeisers zijn. De vordering van de Bank ad € 32.041,80 vertegenwoordigt 51% van de totale schuldenlast. De Bank heeft aldus een substantieel belang bij de beslissing over de schuldregeling.
Tegen de achtergrond van genoemde feiten en omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat de Bank in redelijkheid niet tot weigering van instemming kon komen. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
Indien en voor zover het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet binnen twee maanden na heden wordt ingetrokken door verzoeker zal laatstgenoemd verzoek worden behandeld ter zitting van 25 juni 2009 te 09:30 uur. Verzoeker zal daartoe separaat worden opgeroepen.
4. De beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden behandeld ter terechtzitting van 25 juni 2009 te 09:30 uur indien en voor zover dit verzoek niet binnen twee maanden na heden wordt ingetrokken. Verzoeker zal daartoe separaat worden opgeroepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Batelaan-Boomsma (voorzitter), mr. E.A. Vroom en mr. I.C. Prenger-De Kwant en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2009.