ECLI:NL:RBROT:2008:BF3841

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
313264 / HA RK 08-219
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens niet tijdige indiening en beoordeling van rechterlijke bejegening

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 oktober 2008 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 8 augustus 2008, maar de rechtbank oordeelde dat dit verzoek niet tijdig was gedaan. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld, die onder andere stelden dat de rechter onvoldoende dossierkennis had en partijen niet in de gelegenheid stelde hun standpunten volledig uiteen te zetten. Verzoekster en haar advocaat voerden aan dat de rechter blijk gaf van partijdigheid en dat er voorafgaand aan de zitting mogelijk contact was geweest tussen de rechter en de advocaat van de wederpartij.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien verzoekster en haar advocaat de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag lagen, al tijdens de zitting van 1 augustus 2008 hadden kunnen aanvoeren. De rechtbank benadrukte dat de wet vereist dat een verzoek tot wraking onmiddellijk moet worden gedaan zodra de feiten bekend zijn. Door te wachten met het indienen van het verzoek, hebben verzoekster en haar advocaat de behandeling van de zaak door de rechter laten voortduren, wat in strijd is met de bedoeling van de wet.

Ten overvloede overwoog de rechtbank dat de door verzoekster aangedragen argumenten voornamelijk betrekking hadden op de wijze waarop zij door de rechter waren bejegend, en dat deze bejegening niet voldoende grond vormde voor de conclusie dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank oordeelde dat de rechter zich had mogen beperken tot de relevante feiten en dat de argumenten van verzoekster niet wezenlijk wezenlijk waren voor de beoordeling van de onpartijdigheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer : [zaaknummer]
Rekestnummer : [rekestnummer]
Uitspraak : 1 oktober 2008
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
strekkende tot wraking van mr. [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 1 augustus 2008 is door de rechter behandeld de tussen verzoekster en de heer [naam wederpartij] aanhangige verzoekschriftprocedure, strekkende tot het uitspreken van de echtscheiding tussen partijen en het treffen van neven-voorzieningen, welke procedure als kenmerk heeft: [kenmerk].
Bij brief van 8 augustus 2008, ingekomen ter griffie op 11 augustus 2008, heeft de advocaat van verzoekster de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van:
- het griffiedossier van de hierboven omschreven verzoekschriftprocedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de brief d.d. 15 september 2008 van de advocaat van verzoekster aan de algemeen secretaris van de wrakingskamer en
- de brief d.d. 17 september 2008 van de algemeen secretaris van de wrakingskamer aan de advocaat van verzoekster.
Verzoekster, haar advocaat, alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 25 september 2008, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoekster en haar advocaat mr. [naam advocaat]. Zij hebben hun standpunt nader toegelicht, waarbij de advocaat pleitnotities heeft overgelegd en voorgedragen.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Ter zitting heeft de rechter blijk gegeven van onvoldoende dossierkennis. Zo bleek zij niet te weten dat de woning aan de [adres] staande het huwelijk van partijen was gekocht en sprak zij over een overwaarde van deze woning, terwijl die woning niet is bezwaard met een hypothecaire lening. Ook bleek de rechter niet te weten dat de polis met betrekking tot de levensverzekering, voorafgaande aan het huwelijk met de wederpartij, al op naam van verzoekster stond en dat die polis verbonden was aan een eerdere hypotheek op een huis, dat alleen aan verzoekster heeft toebehoord.
2.1.2
Verzoekster en haar advocaat werden - evenals de wederpartij en zijn advocaat - ter zitting door de rechter onvoldoende in de gelegenheid gesteld hun standpunten uiteen te zetten en toe te lichten. Het werd partijen niet toegestaan de door hen voorbereide pleitnotities voor te dragen. Partijen en hun raadslieden werd door de rechter herhaaldelijk en met betrekking tot verschillende onderwerpen (de verrekening van overgespaarde inkomsten, eventuele verrekening van de meerwaarde van de polis levensverzekering bij Nationale Nederlanden, nominale vergoeding van de inbreng van de man in de woning van de vrouw dan wel meedelen in de waardestijging van die woning) de mond gesnoerd, onder meer met de opmerking dat de rechter niet was geïnteresseerd in wat zij daaromtrent verder nog naar voren wensten te brengen. De rechter wenste alleen met partijen te spreken over de door haar aan de orde gestelde onderwerpen.
2.1.3
De rechter heeft er ter zitting blijk van gegeven ten aanzien van de kwestie van de woning reeds een standpunt te hebben ingenomen, namelijk dat die woning ten behoeve van de door de rechtbank te nemen beslissing moest worden getaxeerd, terwijl verzoekster vond dat er eerst een ander juridisch geschilpunt met betrekking tot die woning moest worden beslist, te weten de hiervoor onder 2.1.2 reeds gememoreerde vraag omtrent de nominale vergoeding van de inbreng van de man in de woning van de vrouw, dan wel meedelen in de waardestijging van die woning.
2.1.4
De rechter heeft er ter zitting blijk van gegeven ten aanzien van de kwestie van de verrekening van de polis een standpunt te hebben ingenomen, namelijk dat die polis diende te worden verrekend. De stellingen van verzoekster, inhoudende dat er met een beroep op de redelijkheid en billijkheid geen verrekening zou moeten plaatsvinden, werden door de rechter afgekapt. Zij ging er van uit dat er verrekening moest plaatsvinden.
2.1.5
De rechter heeft er ter zitting blijk van gegeven ten aanzien van de kwestie van de verevening van de pensioenrechten van partijen reeds een standpunt te hebben ingenomen. Zij deelde mee dat die pensioenrechten conform de Wet verevening pensioenrechten na scheiding dienden te worden verevend en was doof voor het argument van verzoekster dat die verevening, met een beroep op de redelijkheid en billijkheid, niet dient plaats te vinden.
2.1.6
Verzoekster kreeg ter zitting de indruk dat er voorafgaande aan de zitting contact was geweest tussen de rechter en de advocaat van de wederpartij. Verzoekster baseert die indruk op de mededeling van de advocaat van de wederpartij dat de rechter toch wist dat er door de wederpartij een aantal keren schikkingsvoorstellen waren gedaan. Die voorstellen komen niet voor in de stukken van het geding en waren tot aan die opmerking van de advocaat van de wederpartij ook niet op de zitting aan de orde geweest.
2.1.7
Het door de rechter en haar griffier van de zitting van 1 augustus 2008 opgemaakte proces-verbaal is niet volledig, is op onderdelen onduidelijk en op onderdelen niet juist. Het bevat geen weergave van wat er ter zitting is gebeurd. Meerdere uitspraken van de rechter ter zitting zijn in het proces-verbaal weggelaten of aangepast.
2.1.8
De advocaat van verzoekster heeft de rechter in de loop der tijd leren kennen als een rechter die ter zitting alleen de door haar uit een dossier gehaalde geschilpunten wil behandelen en dan nog zo kort mogelijk en alleen ten aanzien van de vragen die zij zelf wil stellen. Op een zitting van de rechter is geen ruimte voor het geven van - feitelijke dan wel juridische - toelichting, welke buiten de door de rechter gedachte oplossing voor geschilpunten aanwezig is. De rechter laat geen ruimte voor een pleidooi voor een andere beslissing dan die welke zij juist acht en in overeenstemming met de jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de rechter volgens de advocaat niet schroomt arresten aan te halen, die bij geen van de raadslieden bekend zijn en volgens de advocaat niet van toepassing zijn op de litigieuze zaak.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
De rechtbank heeft allereerst te onderzoeken of het verzoek tot wraking tijdig, als bedoeld in artikel 37 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is gedaan. Daaromtrent wordt als volgt geoordeeld.
3.2
De wet heeft via het middel van wraking de partijen in de door de rechter te behandelen zaak de mogelijkheid gegeven de rechter te wraken en daarmee de behandeling van de zaak door die rechter te stuiten, wanneer het vermoeden is gerezen dat de rechter jegens die partijen niet onpartijdig is. Op grond van artikel 37 lid 1 Rv dient de rechter te worden gewraakt zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen bij de wrakende partij bekend zijn.
3.3
Verzoekster heeft dienaangaande aangevoerd hetgeen hiervoor onder punt 2.1 in samengevatte vorm is weergegeven. Al die omstandigheden hebben zich aan verzoekster en haar advocaat geopenbaard tijdens de zitting van 1 augustus 2008.
3.4
Dit in aanmerking nemende had het op de weg van verzoekster en haar advocaat gelegen om direct ter zitting de wraking van de rechter te verzoeken. In plaats daarvan hebben verzoekster en haar advocaat - die naar eigen zeggen 'ontdaan' waren door de hele gang van zaken ter zitting - ervoor gekozen de hele kwestie eerst enkele dagen te laten betijen en vervolgens in samenspraak met elkaar alsnog tot indiening van een wrakingsverzoek besloten, hetgeen uiteindelijk bij brief van 8 augustus 2008, ingekomen ter griffie op 11 augustus 2008, is geschied, dit alles in de wetenschap dat de rechter op 15 augustus 2008 uitspraak zou gaan doen en tot laatstgenoemde datum zich over de zaak zou beraden.
3.5
De in artikel 36 lid 1 Rv neergelegde regel dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoekster tot wraking bekend zijn, strekt er mede toe te voorkomen dat een rechter, ten aanzien van wie op goede gronden geoordeeld zou kunnen worden dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, desalniettemin voortgaat met de behandeling en beoordeling van de zaak. Door ondanks al hetgeen ter zitting van de rechter door verzoekster en haar advocaat was ervaren en de daarop gebaseerde vrees van verzoekster voor partijdigheid van de rechter die behandeling en beoordeling door de rechter door te laten gaan, om eerst een aantal dagen nadien een verzoek tot wraking in te dienen, heeft kunnen gebeuren wat bedoelde bepaling nu juist beoogt te voorkomen. De rechtbank concludeert dat het verzoek niet tijdig is gedaan. Verzoekster is niet ontvankelijk in haar verzoek.
3.6
Ten overvloede overweegt de rechtbank ten aanzien van de inhoud van het wrakingsverzoek nog het volgende.
3.7
Zoals ter zitting van de wrakingskamer is gebleken zijn de (belangrijkste) door en namens verzoekster aangedragen argumenten alle terug te voeren op de wijze waarop verzoekster en haar raadsvrouw door de rechter zijn bejegend. Diezelfde bejegening viel - naar eigen zeggen van verzoekster en haar advocaat - ook ten deel aan verweerder in die procedure en diens advocaat. Gelet hierop heeft naar het oordeel van de wrakingskamer bij verzoekster niet het objectief te rechtvaardigen beeld kunnen ontstaan dat de rechter niet onpartijdig was, noch zijn de door de advocaat aangedragen argumenten - ook niet in samenhang bezien - grond om te oordelen dat in subjectieve zin sprake is van partijdigheid van de rechter.
De omstandigheid dat de rechter verzoekster en haar advocaat heeft beperkt in hetgeen zij naar hun eigen oordeel ter zitting naar voren dienden te brengen, levert geen grond op voor toewijzing van het verzoek. De rechter kon en mocht zich immers beperken tot de feiten, welke relevant waren voor het geschil zoals dat aan haar was voorgelegd. De vraag in welke mate de feiten relevant zijn voor de te nemen beslissing is ter beoordeling aan de rechter, en de omstandigheid dat de rechter op dat punt bij wege van voorlopig oordeel verzoekster niet (steeds) is gevolgd in haar standpunten, wijst er niet reeds op dat de rechter een vooringenomenheid tegen verzoekster koesterde. Daarenboven behoort het tot de taak van de rechter om tijdens een mondelinge behandeling ter zitting, waarbij de orde van de zitting door de rechter wordt bepaald, de zaak met partijen te bespreken, waarbij indicaties over de wijze waarop de zaak zou moeten worden beslist gegeven kunnen worden, zonder dat gezegd kan worden daarmee reeds een definitieve beslissing tot stand is gekomen.
3.8
Het wrakingsverzoek is mede gericht tegen de wijze waarop de rechter en haar griffier het verhandelde ter zitting van 1 augustus 2008 - in het bijzonder hetgeen op die zitting door de rechter respectievelijk partijen en hun raadslieden is opgemerkt - hebben vastgelegd. De omstandigheid dat verzoekster van mening is dat de wijze van verslaglegging in dat proces-verbaal grote gebreken vertoont, levert naar het oordeel van de rechtbank geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de rechter niet onpartijdig was, althans dat de bij verzoekster daaromtrent bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.9
Evenmin is komen vast te staan dat de rechter voorafgaande aan de zitting met de advocaat van de wederpartij van verzoekster contact heeft gehad over tussen partijen gewisselde schikkingsvoorstellen, waarbij mede in aanmerking is genomen dat verzoekster heeft aangegeven dat de rechter op een opmerking daaromtrent van de advocaat van de wederpartij geen reactie heeft gegeven.
3.1
De overige door en namens verzoekster aangedragen argumenten zijn alle gericht op de juridische merites van de door de rechter te nemen beslissing en niet op een vooringenomenheid van de rechter.
4. De beslissing
verklaart het verzoek tot wraking van mr. [naam rechter] niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven op 1 oktober 2008 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. M.C. van der Kolk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.