ECLI:NL:RBROT:2008:BF2099

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
WRO 07/2967-VRLK
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor appartementencomplex met binnenplanse vrijstelling en gevolgen voor privacy en schaduwwerking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 september 2008 uitspraak gedaan over de verlening van een bouwvergunning voor een appartementencomplex in Schiedam. Eiser, een omwonende, had bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning, omdat hij vond dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn belangen, met name op het gebied van privacy en schaduwwerking. De rechtbank oordeelde dat het bouwplan in grote lijnen in overeenstemming was met de bestemmingsplanvoorschriften, met uitzondering van een overschrijding van de maximale bouwhoogte met 1,13 meter. Deze overschrijding viel binnen de mogelijkheden van een binnenplanse vrijstelling, die tot 5 meter is toegestaan.

De rechtbank concludeerde dat de overschrijding van de bouwhoogte geen onevenredige schending van de privacy van eiser met zich meebracht. Eiser had niet zelf een tegenonderzoek naar de schaduwwerking laten uitvoeren, waardoor de rechtbank de uitkomsten van het onderzoek van verweerder als juist beschouwde. De rechtbank merkte op dat de vrees van eiser voor inkijk in zijn tuin vanuit de bovenste woonlagen niet relevant was voor de belangenafweging, omdat deze woningen onder de toegestane hoogte bleven.

Daarnaast werd de stelling van eiser dat de bouw geluidsoverlast zou veroorzaken, afgewezen. De rechtbank stelde dat indien er geluidsoverlast zou zijn, eiser verweerder kan verzoeken om handhaving. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden. De rechtbank zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: WRO 07/2967-VRLK
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [adres], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 26 januari 2007 heeft verweerder aan Wijkontwikkelingsmaatschappij Groenoord (hierna: vergunninghouder), onder verlening van een binnenplanse vrijstelling op grond van artikel 4.1.1.a van het vigerende bestemmingsplan "Groenoord 2003", vergunning verleend voor de bouw van een woongebouw met 76 appartementen op een verdiepte parkeergarage en een casco bedrijfsruimte voor maatschappelijke doeleinden op de begane grond op de locatie Bachplein, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nr. 7686 (ged.).
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 21 februari 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 juli 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 10 augustus 2007 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 18 februari 2008 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2008. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Wubben en ir. S. Riemsdijk.
2 Overwegingen
In beroep heeft eiser, die in de omgeving van het bouwplan woont, aangevoerd dat verweerder bij het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke belangen, die geschaad worden door het verlenen van de bouwvergunning en de bouw van het appartementengebouw, mede in verhouding tot het algemeen belang. Voorts merkt eiser op dat bij de voorbereiding van het betreffende bestemmingsplan onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van omwonenden, en in het bijzonder met zijn persoonlijke belangen. Eiser stelt dat door de bouw van het appartementengebouw zijn woongenot op een aantal punten wordt aangetast. Allereerst heeft het nadelige gevolgen voor zijn privacy. De toekomstige bewoners van met name de tien hoogste etages van het gebouw kunnen zijn tuin overzien. Bovendien neemt het gebouw licht en zon weg uit zijn woonomgeving en tuin. Eiser trekt de uitkomsten van het namens verweerder opgestelde bezonningsdiagram in twijfel. Aangezien verweerder zelf belanghebbende is bij de realisering van het bouwplan, zou het juister zijn geweest als verweerder de bezonningsdiagram door een onafhankelijke derde had laten uitvoeren. De stelling van verweerder dat de privacy wordt beschermd door de bomen is niet juist, omdat dat slechts het geval is in de periode dat de bladeren aan de bomen zitten. Voorts zal tijdens de bouw sprake zijn van geluidsoverlast en andere overlast. Hoewel het veroorzaken van geluidsoverlast bij de bouw mogelijk geen reden zal zijn voor verweerder om een bouwvergunning te weigeren, betekent dat niet dat verweerder geen voorwaarden kan stellen om de geluidshinder tot een minimum te beperken om de belangen van omwonenden te dienen. Eiser meent dat hij door de bouw van het appartementsgebouw zowel materiële als immateriële schade zal lijden. De bouw zal leiden tot een daling van de waarde van zijn woning. Voorts is van belang dat de woning voor eiser en zijn partner een hoge subjectieve waarde heeft, omdat beiden gehandicapt zijn en de woning toegankelijk is gemaakt voor een rolstoel. Verhuizen is voor hen geen optie. Eiser merkt op dat verweerder zijn belang ondergeschikt acht aan het algemeen belang, en plaatst daar een aantal kanttekeningen bij. Eiser vraagt zich af of het algemeen belang wel gediend is bij de bouw van het appartementsgebouw. Te vrezen valt dat de woonkwaliteit van de huidige bewoners er door de bouw op achteruit gaat door verlies van licht en privacy in hun appartementen en verlies van ruimte in hun omgeving. Tenslotte brengt eiser naar voren dat de gemeente Schiedam mede-belanghebbende is bij het bestemmingsplan en de bouw van het appartementengebouw. Wijkontwikkelingsmaatschappij Groenoord, waaraan de bouwvergunning is verleend, is immers een samenwerkingsverband van de gemeente Schiedam en Woonplus Schiedam. Dit maakt de belangenafweging waarop het bestreden besluit is gebaseerd subjectief.
De rechtbank overweegt ter zake als volgt.
In artikel 44, eerste lid, van de Woningwet is bepaald dat de reguliere bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd, indien:
a. het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2 en 120;
b. het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening, of zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, aan de voorschriften die zijn gegeven bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120;
c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend, of
e. voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan bij een bestemmingsplan worden bepaald, dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de in het plan vervatte regelen bevoegd zijn van bij het plan aan te geven voorschriften vrijstelling te verlenen.
In artikel 4.1.1.a van de voorschriften, behorend bij bestemmingsplan "Groenoord 2003" is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn met inachtneming van de betreffende omschrijving in hoofdlijnen vrijstelling te verlenen ten behoeve van een afwijking van ten hoogste 5 m in de begrenzing, het beloop of het profiel van een weg of een waterloop, de ligging of de vorm - inclusief de hoogte - van bebouwing of van een terrein of de hoogte van een ander bouwwerk in het belang van het te verwachten verkeer, de volkshuisvesting en/of een behoorlijke bebouwing c.q. inrichting noodzakelijk of redelijk gewenst is, dan wel de noodzaak daartoe bij uitzetting van het plan op het terrein blijkt.
De rechtbank stelt vast dat het bouwplan voor het grootste deel in overeenstemming is met de bestemmingsplanvoorschriften. Het bouwplan is slechts op één punt in strijd met de voorschriften behorend bij het bestemmingsplan: de maximale bouwhoogte wordt met 1,13 meter overschreden door de dakrand en de liftopbouw. Nu een bouwhoogte tot 47 meter op grond van het limitatief-imperatieve stelsel van artikel 44 van de Woningwet niet mag worden geweigerd omdat dit in overeenstemming is met de bestemmingsplanvoorschriften, beperkt de belangenafweging die verweerder bij het verlenen van de binnenplanse vrijstelling heeft moeten maken, zich tot de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met 1,13 meter.
De rechtbank overweegt dat uit de binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid tot 5 meter blijkt dat de planwetgever een bouwhoogte van 52 meter in principe ruimtelijk aanvaardbaar heeft geacht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijk op het standpunt kunnen stellen dat de overschrijding van de maximale bouwhoogte geen onevenredige schending van eisers privacy tot gevolg heeft, nu vanaf de dakrand en de liftopbouw geen inkijk in de tuin van eiser mogelijk is, hetgeen eiser ter zitting ook heeft erkend. Eisers vrees voor inkijk in zijn tuin vanuit de bovenste woonlagen, die onder de toegestane 47 meter hoogte blijven, kan niet bij deze belangenafweging worden betrokken.
Ten aanzien van eisers twijfel aan de deugdelijkheid van het onderzoek naar de schaduwwerking van het appartementencomplex, overweegt de rechtbank dat eiser dit slechts stelt, en niet zelf een tegenonderzoek door een deskundige heeft laten verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder gelet hierop uitgaan van de juistheid van de uitkomsten uit het onderzoek naar de schaduwwerking. Overigens merkt de rechtbank op dat verweerder, anders dan eiser kennelijk meent, alleen de schaduwwerking veroorzaakt door de dakrand en de liftopbouw bij de belangafweging hoefde te betrekken.
Ten aanzien van eisers stelling dat de bouw geluidsoverlast zal veroorzaken, overweegt de rechtbank dat eiser, indien geluidsnormen worden overschreden of geluidsoverlast plaatsvindt op een tijdstip dat werken niet is toegestaan volgens de voorwaarden opgenomen in de vergunning, verweerder kan verzoeken om handhaving.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Eisers beroep is ongegrond.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzitter, en mr. drs. J.W.H.G. Loyson en mr. J.F. Peters, leden, en door de voorzitter en mr. I. Geerink-van Loon, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2008
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.