ECLI:NL:RBROT:2008:BD9879

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
262995 / HA ZA 06-1670
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op eigendomsrecht door verkoop van geleasde auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen IDM Leasemaatschappij B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft een inbreuk op het eigendomsrecht van IDM door de verkoop van een geleasde auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 12 maart 2004 een drie-partijen overeenkomst van financiële lease is gesloten tussen IDM, [gedaagde] en [persoon1]. Volgens deze overeenkomst heeft [gedaagde] een auto in gebruik gegeven aan [persoon1], die zich verplichtte tot maandelijkse betalingen aan [gedaagde]. Tevens heeft [gedaagde] zijn eigendomsrechten op de auto aan IDM verkocht en geleverd voor een bedrag van € 20.000,-.

Op 23 maart 2004 heeft [gedaagde] de auto van [persoon1] teruggenomen en de koopprijs van € 20.000,- aan [persoon1] terugbetaald. Vervolgens heeft [gedaagde] de auto op 28 augustus 2004 verkocht aan een derde partij. [gedaagde] betwistte dat hij onrechtmatig had gehandeld, stellende dat hij ervan uit mocht gaan dat [persoon1] de eigenaar van de auto was, omdat deze alle delen van het kentekenbewijs in zijn bezit had.

De rechtbank oordeelde echter dat [gedaagde], als professioneel autoverkoper, op de hoogte had moeten zijn van het eigendomsrecht van IDM. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] niet kon volstaan met een onderzoek naar de tenaamstelling van het kentekenbewijs, maar ook bij IDM had moeten nagaan of er wijzigingen waren in de leaseovereenkomst. Door de auto terug te nemen van [persoon1] en deze door te verkopen aan een derde, heeft [gedaagde] een verwijtbare inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van IDM. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 20.000,- aan IDM, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hem in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 262995 / HA ZA 06-1670
Uitspraak: 16 april 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IDM LEASEMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. D.L.A. Voskuilen,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde.
Partijen worden hierna aangeduid als "IDM" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 24 oktober 2007 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 13 december 2007.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Op 12 maart 2004 hebben IDM, [gedaagde] en [persoon1] (hierna: “[persoon1]”) een drie-partijen overeenkomst van financiële lease gesloten. Op grond van de overeenkomst heeft [gedaagde] een auto (van het merk Saab, met kenteken [kenteken]) in gebruik gegeven aan [persoon1] en heeft [persoon1] zich verplicht tot maandelijkse betaling van een vergoeding voor gebruik aan [gedaagde]. Tevens heeft [gedaagde] zijn rechten op [persoon1], alsmede het eigendomsrecht van de auto aan IDM verkocht en geleverd tegen betaling van € 20.000,-.
2.2
[gedaagde] heeft het kentekenbewijs van de auto op 17 maart 2004 op naam van [persoon1] gesteld.
2.3
Op 23 maart 2004 heeft [gedaagde] de auto van [persoon1] teruggenomen onder terugstorting van de koopprijs ad € 20.000,- aan [persoon1]. [persoon1] heeft hierbij de kentekenbewijzen deel I, II en III aan [gedaagde] overhandigd. Vervolgens heeft [gedaagde] de auto op 28 augustus 2004 verkocht en tenaamgesteld aan een derde.
3 De beoordeling
3.1
[gedaagde] betwist onrechtmatig te hebben gehandeld. Hij stelt dat hij er van uit mocht gaan dat [persoon1] eigenaar van de auto was, aangezien [persoon1] bij het terugbrengen van de auto alle delen van het kentekenbewijs in zijn bezit had en aan hem heeft overhandigd.
3.2
Volgens vaste jurisprudentie wordt goede trouw van een koper van een tweedehands auto aangenomen indien de verkoper in bezit is van het kentekenbewijs deel III (het overschrijvingsbewijs) in combinatie met een op zijn naam staand deel II. Deze algemene rechtsregel gaat naar het oordeel van de rechtbank in het voorliggende geval echter niet op. Daartoe overweegt de rechtbank dat [gedaagde] een professioneel autoverkoper is, die op grond van de door hem mede ondertekende financial lease overeenkomst op de hoogte had moeten zijn van het eigendomsrecht van IDM. [gedaagde]’s stelling dat hij in de veronderstelling was dat de gesloten financial lease overeenkomst slechts een lening betrof doet daaraan niet af. Uit de tekst van de finacial lease overeenkomst blijkt immers het tegendeel en van een professioneel autoverkoper mag redelijkerwijs verwacht worden dat hij de consequenties van een dergelijke, in de autobranche zeer gebruikelijke, eigendomsconstructie overzag op het moment dat hij de overeenkomst ondertekende.
Deze omstandigheid, mede in aanmerking genomen dat [persoon1] de auto reeds na 5 dagen na de aankoop door IDM heeft teruggebracht naar [gedaagde], leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat [gedaagde] niet kon volstaan met een onderzoek van de tenaamstelling van kentekenbewijs deel II (met name daar hij de tenaamstelling zelf heeft verricht) en het bezit van het kentekenbewijs deel III. [gedaagde] had minst genomen bij IDM moeten nagaan of er een wijziging was opgetreden in de leaseovereenkomst.
3.3
Door de auto terug te nemen van [persoon1] en deze door te verkopen aan een derde heeft [gedaagde] dan ook een verwijtbare inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van IDM. Nu de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet is betwist, zal de rechtbank [gedaagde] terzake veroordelen tot betaling van € 20.000,-. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van IDM.
4 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan IDM te betalen het bedrag van € 20.000,- (zegge: twintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 maart 2004 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van IDM bepaald op € 440,- aan vast recht, op € 98,69 aan overige verschotten en op € 1.052,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C. Prenger-de Kwant.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1666