ECLI:NL:RBROT:2008:BD8461
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J.L. Holierhoek
- L.M.J. Klein Zeggelink
- Rechtspraak.nl
Voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind
In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming te Rotterdam op 18 juli 2008 een verzoekschrift ingediend tot ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. Het verzoek omvatte ook een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van het ongeboren kind vanaf de geboorte. De kinderrechter, M.J.L. Holierhoek, heeft op 23 juli 2008 uitspraak gedaan. Het verzoek tot uithuisplaatsing werd afgewezen, maar de kinderrechter verklaarde de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad. De kinderrechter oordeelde dat het dringend noodzakelijk was om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen voor een termijn van maximaal drie maanden, hangende een nader onderzoek naar de noodzaak van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter benadrukte dat het verhoor van overige belanghebbenden niet kon worden afgewacht zonder dat dit onmiddellijk en ernstig gevaar voor het ongeboren kind met zich meebracht. De Raad verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter wees erop dat de wet niet voorziet in een voorwaardelijke machtiging tot uithuisplaatsing. De beslissing om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen werd genomen met het oog op de noodsituatie op het moment van beoordeling, en niet op basis van een onzekere toekomstige gebeurtenis.
De kinderrechter benoemde bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam tot stichting in de zin van de Wet op de jeugdzorg en bepaalde dat het verhoor van de Raad en belanghebbenden op 1 augustus 2008 om 13.45 uur zou plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Rotterdam. Deze beschikking werd gegeven in bijzijn van de griffier, L.M.J. Klein Zeggelink, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.