ECLI:NL:RBROT:2008:BC8048
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Schoneveld
- H. de Vries
- Rechtspraak.nl
Weigering van werkloosheidsuitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag zonder vaststaand werkaanbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2008 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die een werkloosheidsuitkering had aangevraagd, en verweerder, het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had op 5 juni 2007 een aanvraag voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ingediend, maar zijn aanvraag werd geweigerd omdat hij verwijtbaar werkloos was. Eiser had zijn dienstverband bij Correct, waar hij sinds 1996 werkte, opgezegd per 1 juni 2007, zonder dat er een definitieve arbeidsovereenkomst was getekend bij een andere werkgever, Centocor. Eiser stelde dat hij zwaarwegende redenen had om naar ander werk te zoeken, waaronder zijn gezinssituatie en financiële problemen. Hij had gesolliciteerd bij Centocor, maar de functie werd uiteindelijk niet aangeboden.
De rechtbank oordeelde dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden, omdat hij zijn vaste baan bij Correct had opgezegd zonder dat er een onmiskenbaar aanbod voor een nieuwe functie was. De rechtbank stelde vast dat eiser niet voldoende gebruik had gemaakt van de mogelijkheden om zijn bezwaren in de bezwaarfase naar voren te brengen. Verweerder had wel degelijk onderzoek gedaan naar de feiten en had eiser telefonisch benaderd om zijn situatie te verduidelijken. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de beslissing van verweerder om de uitkering te weigeren. Eiser had een groot werkloosheidsrisico genomen door zijn dienstverband op te zeggen zonder een definitieve toezegging van een nieuwe werkgever.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde het bestreden besluit van verweerder. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, en de uitspraak werd openbaar gemaakt. Eiser en verweerder hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep, met een termijn van zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.