ECLI:NL:RBROT:2008:BC4356

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
299909 / HA RK 08-28
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure betreffende ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 februari 2008 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend tegen mr. [naam rechter], die tevens kinderrechter is. Het verzoek tot wraking werd gedaan door verzoeker, die zich in een civiele procedure bevond betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag en de omgang met zijn minderjarige kinderen. Tijdens de zitting op 23 januari 2008 vroeg verzoeker om uitstel van de behandeling van de zaak, omdat hij geen rechtskundige bijstand had. De rechter wees dit verzoek af, wat volgens verzoeker een aanwijzing was voor partijdigheid. De wrakingskamer heeft het griffiedossier en het proces-verbaal van de zitting bestudeerd en vastgesteld dat de rechter geen onpartijdigheid heeft getoond. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het uitstelverzoek, gezien de omstandigheden, geen zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet tijdig om uitstel had verzocht en dat de afwijzing van het verzoek om uitstel niet kon worden gezien als een aanwijzing voor vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer : 299909
Rekestnummer : HA RK 08-28
Uitspraak : 13 februari 2008
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. [naam rechter], rechter tevens kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter terechtzitting met gesloten deuren van 23 januari 2008 is door de rechter een aanvang gemaakt met de behandeling van het verzoekschrift van mevrouw [naam], strekkende - kort samengevat - tot wijziging van het ouderlijk gezag over en de omgang met de minderjarige kinderen van verzoeker en mevrouw [naam]. Deze verzoekschrift-procedure heeft als zaaknummer [zaaknummer] en als rekestnummer [rekestnummer].
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven verzoekschriftprocedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Ter zitting van 5 februari 2008, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker alsmede mr. G. Crawfurd, procureur van mevrouw [naam]. De rechter is verschenen, nadat zij telefonisch door de griffier was opgeroepen.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Ter zitting van 23 januari 2008 heb ik de rechter gevraagd de behandeling van de zaak uit te stellen, omdat ik geen advocaat meer heb en mijn beroep tegen de afwijzing van mijn verzoek om in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtshulp nog in behandeling was. Ik heb de schriftelijke bewijsstukken van een en ander aan de rechter aangeboden, doch daarop werd door de rechter geen acht geslagen. Zij liet mij niet al mijn argumenten
aandragen en liet mij niet uitspreken. De wederpartij - die wel werd bijgestaan door een advocaat - maakte bezwaar tegen uitstel. Vervolgens wees de rechter mijn verzoek tot uitstel af. De rechter heeft zich aldus niet onpartijdig opgesteld.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen aanwijzing gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Noch uit het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2008, noch uit de ter zitting van de wrakingskamer gegeven toelichtingen is komen vast te staan dat het verzoek van verzoeker om uitstel van de behandeling van het verzoekschrift van mevrouw [naam] op die zitting - voorafgaande aan het verzoek tot wraking - door de rechter reeds was afgewezen.
De rechtbank is echter van oordeel dat verzoeker de ter zitting bij de bespreking van zijn uitstelverzoek door de rechter gebezigde bewoordingen aldus heeft kunnen opvatten, dat zijn verzoek om aanhouding niet zou worden gehonoreerd en dat de rechter op die zitting zou voortgaan met de inhoudelijke behandeling van de zaak.
3.5
In beginsel heeft een ieder, die in rechte betrokken wordt, het fundamentele recht zich te kunnen voorzien van rechtskundige bijstand. Daar staat tegenover dat naar de aard van de onderhavige zaak een duidelijk belang bestond om de mondelinge behandeling spoedig te laten plaatsvinden. Daarnaast heeft verzoeker, die reeds geruime tijd bekend was met het voor hem niet meer voorhanden zijn van rechtsbijstand, verzuimd om tijdig - dat wil zeggen zo ruim als mogelijk voorafgaande aan de zitting - en om genoemde redenen om uitstel te verzoeken. Dit had tot gevolg dat de verzoekende partij en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming eerst op de zitting met het uitstelverzoek werden geconfronteerd. Onder deze omstandigheden vormt de afwijzing door de rechter van het uitstelverzoek - zo het ter zitting reeds zover is gekomen - geen zwaarwegende aanwijzing voor een objectief gerechtvaardigde vrees van verzoeker voor vooringenomenheid van de rechter jegens hem.
3.6
Het verzoek tot wraking is mitsdien ongegrond.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van mr. [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 13 februari 2008 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. A.J.P. van Essen, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.