ECLI:NL:RBROT:2007:BC1922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/4056
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijstellingsbesluit voor medisch centrum en appartementen in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [Eiser], en het dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk, verweerder. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij een vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en een bouwvergunning zijn verleend voor de oprichting van een medisch centrum en 18 appartementen aan de Gashouderstraat te Rotterdam. Eiser heeft zijn beroep ingesteld omdat hij van mening was dat zijn belangen niet voldoende waren meegewogen in het besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet binnen de wettelijke bezwaartermijn op persoonlijke titel bezwaar heeft gemaakt tegen het vrijstellingsbesluit. Dit is in strijd met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet kan worden vrijgesteld van het maken van bezwaar, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat [Y], als voorzitter van de Vereniging Het Paleis, wel tijdig bezwaar heeft gemaakt, maar dat de stukken die door bewoners zijn ingebracht niet als machtigingen kunnen worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat eiser niet namens de Vereniging Het Paleis kan optreden, omdat er geen tijdig beroep is ingesteld door of namens de vereniging. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: WRO 06/4056 STRN
Uitspraak in het geding tussen
[Eiser], wonende te Rotterdam, eiser,
gemachtigde mr. M.H. de Lange, advocaat te Vlaardingen,
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk, verweerder.
Aan het geding hebben mede als partijen deelgenomen
[X VOF], gevestigd te Capelle aan den IJssel, vergunninghouder,
en
Gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Op 24 maart 2006 heeft verweerder vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een medisch centrum en 18 appartementen aan de Gashouderstraat te Rotterdam.
Tegen dit besluit heeft [Y], als voorzitter van de Vereniging Het Paleis, namens deze vereniging bij brief van 3 mei 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 september 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eisers gemachtigde bij brief van 17 oktober 2006 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 23 januari 2007 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met de zaak met registratienummer WRO 06/4170 STRN, plaatsgevonden op 17 september 2007. Aanwezig waren eiser en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E.F.W. de Vogel en E.M. Scholten. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Poort, K.A. Broek en M.D. Schouten.
2 Overwegingen
Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt.
Artikel 6:13 van de Awb bepaalt, voor zover thans van belang, dat geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt, in navolging van het door verweerder in het verweerschrift ingenomen standpunt, dat eiser niet binnen de wettelijke bezwaartermijn op persoonlijke titel bezwaar heeft gemaakt. Gelet op artikel 6:13 van de Awb moet zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is gebleken dat hem geen verwijt kan worden gemaakt voor het niet maken van bezwaar.
Door [Y] is als voorzitter van de Vereniging Het Paleis wel tijdig bezwaar gemaakt. Na afloop van de bezwaartermijn heeft [Y] een aantal, door bewoners van Noordeinde, waaronder eiser, ondertekende stukken ingebracht. In deze stukken staat vermeld dat de ondertekenaars [Y], bewoner van Noordeinde 19 en voorzitter van de Vereniging Het Paleis, dan wel de Vereniging Het Paleis machtigen om namens hen op te treden in de bezwaarschriftprocedure. De rechtbank vat deze stukken op als steunbetuigingen en niet als machtigingen, omdat uit de ongedateerde brief van de [Y] (gedingstuk 26.1) blijkt dat hij alleen namens de Vereniging Het Paleis bezwaar heeft gemaakt. Bovendien, ook als de ‘machtigingen’ wel bedoeld zijn geweest om [Y] of (de voorzitter van) de Vereniging Het Paleis te machtigen om tevens bezwaar te maken namens de genoemde bewoners op persoonlijke titel, dan is dit buiten de bezwaartermijn gedaan en zouden deze bezwaren niet-ontvankelijk zijn.
Tot slot merkt de rechtbank op dat evenmin kan worden aangenomen dat eiser in onderhavige procedure optreedt namens de Vereniging Het Paleis, nu niet is gebleken dat door of namens de Vereniging Het Paleis tijdig beroep is ingesteld.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzitter, en mr. M. Schoneveld en mr. J.E. Hoitink, leden, en door de voorzitter en M.B. van Zantvoort, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 11 december 2007
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.