ECLI:NL:RBROT:2007:BB4868
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- W.J.J. Wetzels
- C.H. van Breevoort-de Bruin
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek in omgangsregeling met minderjarige kleinkinderen
Op 26 september 2007 heeft de Rechtbank Rotterdam een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een omgangszaak met zijn minderjarige kleinkinderen. De verzoeker had de kinderrechter gewraakt, omdat hij zich niet gehoord voelde tijdens de zittingen. Hij stelde dat hij telkens werd onderbroken en dat de rechter meer aandacht had voor de andere partij en de gezinsvoogd. De kinderrechter had op 6 september 2007 een verzoekschrift behandeld dat door de verzoeker was ingediend, waarin hij vroeg om een omgangsregeling met zijn kleinkinderen. Tijdens deze zitting voelde de verzoeker zich niet in staat om zijn standpunt naar voren te brengen, wat leidde tot zijn wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft het griffiedossier van de verzoekschriftprocedure bekeken, inclusief het proces-verbaal van de zitting. De kinderrechter heeft in haar verweer aangegeven dat de zitting nog in de beginfase was en dat de verzoeker voldoende gelegenheid zou krijgen om zijn standpunt te delen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de kinderrechter. De verzoeker had geen objectieve gronden aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, omdat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de oudste rechter en de griffier. De rechtbank benadrukte dat wraking een middel is om de onafhankelijkheid van de rechter te waarborgen, maar dat dit niet lichtvaardig moet worden ingeroepen zonder gegronde redenen.