ECLI:NL:RBROT:2007:BA8601
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor melding ongebruikelijke transactie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2007 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. D.C. van den Heuvel, tegen een besluit van het Bureau Financieel Toezicht. Dit besluit, gedateerd op 26 april 2007, hield in dat verzoeker een last onder dwangsom was opgelegd van € 3.000,-, met de verplichting om binnen drie weken melding te maken van een ongebruikelijke transactie aan de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-NL). Deze transactie had plaatsgevonden in 2005 en betrof dienstverlening aan Cheung Holding B.V. en Chinatown B.V.
Verzoeker maakte bezwaar tegen het besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, met als doel de last onder dwangsom te schorsen. De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de voorzieningenrechter constateerde dat de begunstigingstermijn van drie weken op 17 mei 2007 was verstreken, en dat verzoeker pas op 18 mei 2007 om een voorlopige voorziening vroeg. Hierdoor was de dwangsom reeds verbeurd, en kon de voorzieningenrechter niet ingaan op het verzoek.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek niet spoedeisend was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden naar de betrokken partijen.