ECLI:NL:RBROT:2006:AV6122
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake premierestitutie door termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen Holland America Line Beheer B.V. en de Stichting Algemeen Ziekenfonds voor Zeelieden AZVZ. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde D. Konings, had verzocht om restitutie van aan verweerder afgedragen premies over de jaren 1997 tot en met 2002. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar was verstreken. Eiseres ging hiertegen in beroep bij de rechtbank te Amsterdam, die de zaak doorstuurde naar de Rechtbank Rotterdam, omdat deze rechtbank bevoegd was om het beroep te behandelen.
Tijdens de zitting op 16 januari 2006 werd vastgesteld dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar niet in geschil was. De rechtbank oordeelde dat er geen besluit voorlag ten aanzien van het verzoek om premierestitutie, waardoor het beroepschrift niet gericht was tegen een besluit op bezwaar. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk moest worden verklaard, aangezien er geen beslissing was genomen op het restitutieverzoek. De rechtbank merkte op dat de Centrale Raad van Beroep in een eerdere uitspraak had overwogen dat nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden niet konden worden aangemerkt als zodanig, wat relevant was voor de beoordeling van het verzoek.
De rechtbank besloot geen veroordeling in de proceskosten uit te spreken en gaf aan dat belanghebbenden, waaronder eiseres, hoger beroep konden instellen bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Hamaker, in tegenwoordigheid van griffier mr. H.T. van de Erve.