ECLI:NL:CRVB:2005:AU0318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Herziening van premies ingevolge sociale werknemersverzekeringswetten en de toepassing van artikel 4:6 Awb versus artikel 11 en 13 CSV
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R. Mulder, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 20 april 2004 het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het verzoek om herziening van een eerder besluit van 12 april 2001 werd afgewezen. Dit besluit betrof de definitieve vaststelling van de door appellante verschuldigde premies voor sociale werknemersverzekeringen over het jaar 2000. Appellante stelde dat de premies enkel berekend moesten worden over de dagen dat de werknemer daadwerkelijk had gewerkt, in tegenstelling tot het premiebesluit dat alle dagen in het loonbetalingstijdvak meerekende.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de motivering van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat voor herziening van een besluit enkel ruimte bestaat bij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Appellante had echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die haar verzoek konden onderbouwen. De Raad verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat de door appellante aangevoerde argumenten niet voldoende waren om het bestreden besluit te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees een proceskostenveroordeling af.
De uitspraak benadrukt het belang van de criteria voor herziening in het bestuursrecht en de noodzaak voor appellanten om substantiële nieuwe informatie te presenteren om een herzieningsverzoek te rechtvaardigen. De Raad maakte duidelijk dat de ontwikkeling van rechtspraak op zich niet kan worden aangemerkt als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid.