Beschikking ex artikel 7:685 BW
de heer
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. A. Beker
de besloten vennootschap
BRANTANO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Goirle,
verweerster,
gemachtigde: mr. L.P.J.M. van Woensel
Partijen worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerster], tenzij anders is vermeld.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het op 31 januari 2005 ontvangen verzoekschrift en het verweerschrift. Door beide partijen zijn producties ingebracht. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 februari 2005. Partijen en hun advocaten waren aanwezig. [verweerster] werd vertegenwoordigd door mevrouw E. Gelaude, bedrijfsjuriste. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, mr. Beker aan de hand van een overgelegde pleitnota. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekening gehouden. De kantonrechter heeft de uitspraak bepaald op 14 dagen.
2.1. [verzoeker], geboren in 1948, is op 10 juli 1972 in dienst getreden van een van de rechtsvoorgangsters van [verweerster]. Zijn functie is die van filiaalmanager. Het salaris bedraagt €. 2.933,81 bruto per maand, te verhogen met 8% vakantietoeslag.
2.2. [verweerster] exploiteert sedert april 2000 in Nederland een keten van 47 schoenenwinkels. Het concern waarvan [verweerster] deel uitmaakt is ook in andere Europese landen actief. Op 9 december 2004 heeft de hoofddirectie van [verweerster] aan alle medewerkers van de Nederlandse vestigingen te kennen gegeven dat besloten is alle winkels in Nederland te sluiten wegens tegenvallende bedrijfsresultaten. Medegedeeld wordt dat met de A.S. Watson Group (verder: “Watson”) een overeenkomst is gesloten die inhoudt dat zij alle winkels, via beoogde overname van de huurovereenkomsten, alsmede het grootste gedeelte van de medewerkers overneemt. De medewerkers worden tewerkgesteld in de door Watson geëxploiteerde vestigingen van Kruidvat, Ici Paris of Trekpleister.
2.3. In de brief van 10 december 2004 van Watson aan [verzoeker] komen onder andere de volgende passages voor:
“In verband met uw indiensttreding bij A.S. Watson (Health & Beauty Continental Europe) BV bevestigen wij, rekening houdende met de onder punt 1 genoemde voorwaarden, de volgende afspraken.
1. Voorwaardelijk karakter
U bent momenteel in dienst bij [verweerster] Nederland B.V. A.S. Watson is voornemens de huurovereenkomsten van de winkelpanden van [verweerster] over te nemen. Graag bieden wij u deze concept-arbeidsovereenkomst aan bij A.S. Watson. Deze arbeidsovereenkomst kan definitief worden aangegaan zodra [verweerster] het dienstverband met u heeft beëindigd, verband houdend met de overdracht van de winkellocatie waarin u werkzaam bent aan A.S. Watson. De datum van beëindiging van het dienstverband met [verweerster] wordt dan tevens de datum van aanvang van het dienstverband bij A.S. Watson.
Deze arbeidsovereenkomst staat op zich en is uitdrukkelijk geen voorzetting van uw overeenkomst met [verweerster].
2. Functie
U komt in de functie van Kaderlid in opleiding. Naast een periode van praktijkopleiding, die circa 4 weken zal duren, zult u gedurende maximaal 6 maanden op proef in een kaderlidfunctie geplaatst worden. Aan het eind van deze periode vindt een eindevaluatie plaats en zult u in een definitieve functie geplaatst worden.
3. Aard van het dienstverband
De dienstbetrekking wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
6. Standplaats
A.S. Watson probeert u zoveel mogelijk te plaatsen in de nabijheid van uw woonplaats, met als maximum niet meer dan 40 kilometer van uw huidige plaats van tewerkstelling. Zodra wij een goed overzicht hebben wie van de medewerkers daadwerkelijk in dienst treden, zullen wij u informeren over uw voorlopige standplaats. Bij het bepalen van de definitieve standplaats zullen we trachten zoveel mogelijk rekening te houden met uw wensen en mogelijkheden van de organisatie. Indien organisatorische omstandigheden in de toekomst zich wijzigen, dan dient u bereid te zijn op een andere locatie arbeid te verrichten.”
2.4. [verzoeker] heeft deze brief niet voor de door Watson aangegeven datum ondertekend. Hierna heeft Watson het aanbod aan [verzoeker] om bij haar in dienst te treden ingetrokken. [verweerster] heeft zich gewend tot het CWI om ontslagtoestemming. Het onderhavige verzoek is gaande de CWI-procedure ingediend.
[verzoeker] U, Kantonrechter, verzoekt bij beschikking de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens gewijzigde omstandigheden met toekenning aan hem van een vergoeding van € 200.000,00 bruto, althans van een zodanige vergoeding als de kantonrechter billijk acht, te betalen binnen twee weken na de dag van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de door [verzoeker] aan te geven wijze, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van het geding.”
Het verweerschrift besluit als volgt:
“(…) Ten aanzien van het verzoek zijdens [verzoeker]:
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] toe te wijzen, zonder toekenning van enige vergoeding.”
5. De argumenten van [verzoeker]
Kort en zakelijk samengevat en voorzover van belang luiden deze als volgt:
1. de [verweerster]-groep als geheel maakt winst en de Nederlandse vestigingen hebben daar ook aan bijgedragen;
2. de anciënniteit van [verzoeker] bij [verweerster] wordt niet overgenomen door Watson. Er is geen sprake van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW;
3. [verweerster] stelt zich ten onrechte op het standpunt niet gehouden te zijn te voorzien in enige regeling ten behoeve van werknemers wier arbeidsovereenkomsten door Watson kunnen worden overgenomen;
4. [verzoeker] heeft zijn gehele werkzame leven in de schoenenbranche gewerkt en heeft geen affiniteit met de verkoop van drogisterij- of parfumerieproducten;
5. de kans dat hij de proefperiode van zes maanden bij Watson met succes afrondt is praktisch nihil, gezien zijn leeftijd en zijn niet branchegerelateerde werkervaring;
6. Watson doet geen uitdrukkelijke toezegging over het functieniveau na de proefperiode maar van [verzoeker] wordt wel gevergd dat hij afstand doet van zijn rechten jegens [verweerster];
7. [verweerster] handelt in strijd met de normen van goed werkgeverschap door hem en zijn collega’s geen enkele voorziening te bieden, anders dan ontslag nemen en een niet passende baan aanvaarden bij Watson. Dit zijn gewijzigde omstandigheden die de gevraagde vergoeding rechtvaardigen.
6. De argumenten van [verweerster]
Kort en zakelijk samengevat en voorzover van belang luiden deze als volgt:
a. er heeft in 2002 reeds een kostenreductie plaatsgevonden. Toen zijn de dienstverbanden van 30 werknemers beëindigd;
b. de directie heeft de nodige alternatieven afgewogen waaronder het aanvragen van het eigen faillissement. Uiteindelijk is [verweerster], mede in het belang van haar werknemers, met Watson tot overeenstemming gekomen zodat aan het overgrote gedeelte van haar personeel (239 personen) een arbeidsovereenkomst kon worden aangeboden;
c. 97 werknemers hebben om allerlei redenen aangegeven niet bij Watson in dienst te willen treden en ten aanzien van deze arbeidsovereenkomsten is ontslagtoestemming gevraagd;
d. [verzoeker] heeft een gesprek gehad met Watson en bleek daarin zeer negatief;
e. het betreft wel een passende functie; [verzoeker] is en blijft filiaalmanager. [verweerster] verwijst naar voormelde brief van Watson d.d. 10 december 2004. [verzoeker] heeft een garantie op een baan en dat komt praktisch tot nooit voor in het geval van een massaontslag zoals het onderhavige;
f. [verzoeker] is naïef met zijn focus op de schoenenmarkt. Het gaat daarin al heel lang slecht en bovendien zit het economisch tij tegen. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal het UWV ook vergen dat hij buiten deze branche solliciteert en een baan aanvaardt;
g. er is geen reden voor een vergoeding want er is geen nadeel voor [verzoeker]. Daarbij komt dat als er wel een vergoeding betaald zou moeten worden, dit desastreuze gevolgen heeft voor de financiële positie van [verweerster] en komt een faillietverklaring alsnog in zicht.
7.1. Niet gebleken is dat zich enig opzegverbod voordoet.
7.2. Partijen zijn het er over eens zijn dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden. Enkel dient derhalve nog de vraag te worden beantwoord of er redenen zijn om aan [verzoeker] enige naar billijkheid vast te stellen vergoeding toe te kennen wegens de oorzaak van de ontbinding, te weten gewijzigde omstandigheden bestaande uit sluiting van de [verweerster]-winkels op grond van bedrijfseconomische redenen.
7.3. De kantonrechter is van oordeel dat geen vergoeding dient te worden opgelegd en motiveert dit als volgt. In de eerste plaats geldt dat [verweerster] met Watson is overeengekomen dat [verzoeker] een dienstverband voor onbepaalde tijd krijgt aangeboden zonder proeftijdbeding. In de tweede plaats is van belang dat dit een dienstverband is met exact dezelfde primaire arbeidsvoorwaarden. Aldus kan niet gezegd worden dat er sprake is van toekomstige loonderving, hetgeen een belangrijke redengevende factor is voor het toekennen van een vergoeding. [verzoeker] stelt wel dat er door Watson geen garanties worden gegeven, doch stelt ook dat in de CWI-procedure geen redelijk verweer mogelijk is omdat de exploitatie van de [verweerster]winkels wordt gestaakt vanwege de visie van [verweerster] dat deze winkels onvoldoende rendeerden. Dit betekent dat ervan uit kan worden gegaan dat de arbeidsovereenkomst na opzegging zal eindigen zonder enige vergoeding. In die zin heeft [verzoeker] derhalve evenmin garanties.
7.4. Daarnaast is van belang dat een vergoeding tegen de achtergrond van een slechte bedrijfseconomische situatie, terwijl [verzoeker] een andere baan met behoud van positie en loon is aangeboden, niet past in het huidige tijdsgewricht waarin vele werknemers worden geconfronteerd met de noodgedwongen beëindiging van hun dienstverband zonder dat zij enig reëel uitzicht hebben op ander werk.
7.5. Daarbij komt dat ook weer niet is uit te sluiten dat [verzoeker], die kan bogen op aanzienlijke ervaring en naar eigen zeggen doende is te solliciteren in de schoenenbranche, op korte termijn een andere baan vindt. Indien dat het geval zou zijn, acht de kantonrechter het, tegen voormelde achtergrond en in aanmerking nemende voormelde bedrijfseconomische redenen, onredelijk dat [verzoeker] ten laste van [verweerster] een forse vergoeding zou kunnen ontvangen. Denkbaar zou zijn dat [verzoeker] het aanbod van Watson zou hebben geaccepteerd en vanuit een werkende positie zou zijn gaan solliciteren. Anders dan [verzoeker] stelt, is, tegen deze achtergrond gezien, veel minder relevant dat hij zijn gehele werkzame leven in dienst heeft gesteld van [verweerster], althans haar rechtsvoorgangsters.
7.6. Voorts heeft te gelden dat, zoals door [verweerster] terecht wordt aangevoerd, ook voor [verzoeker] een sollicitatieplicht geldt zodat hij zijn afwijzing van het aanbod van Watson niet mede kan baseren op de omstandigheid dat het werkzaamheden in een andere branche betreft waarmee hij geen affiniteit heeft. [verzoeker] zal immers gehouden zijn te solliciteren op alle voor hem passend geachte vacatures indien hij in aanmerking wenst te komen voor een WW-uitkering. Dit is derhalve evenmin een redengevende omstandigheid om een vergoeding op te leggen.
7.7. [verzoeker] snijdt de kwestie van de anciënniteit aan. Zoals uit voormelde brief van Watson volgt gaat die niet mee over. De kantonrechter overweegt dat de kwestie van de anciënniteit met name speelt in het kader van ontbindingen (de hoogte van een eventuele vergoeding). Het is als zodanig niet een recht, laat staan een recht waarover opvolgend werkgever en werknemer zonder meer rechtens bindende afspraken kunnen maken. Indien [verzoeker] het aanbod van Watson zou hebben aanvaard, zou het aan de rechter in een eventuele latere ontbindingsprocedure tussen Watson en [verzoeker] zijn hoe hiermee om te gaan, met name in aanmerking genomen artikel 7:662 e.v. BW en de omstandigheden waaronder de nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Aldus geldt dat de voorwaarde van Watson betreffende dit punt niet zonder meer inhoudt dat [verzoeker] alle rechten zou hebben prijsgegeven en dus evenmin dwingend dient te leiden tot toekenning van een vergoeding. In dat verband is relevant dat [verzoeker], na beëindiging van het dienstverband met [verweerster] door opzegging, een vordering uit kennelijk onredelijk ontslag kan instellen en deze kwestie aan de rechter kan voorleggen en om een vergoeding kan vragen.
7.8. Nu geen vergoeding wordt opgelegd, dient aan [verzoeker] een termijn te worden vergund waarbinnen hij het verzoek kan intrekken.
7.9. De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
geeft aan [verzoeker] een termijn tot en met 10 maart 2005 om het verzoek in te trekken;
en, voor het geval het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 11 maart 2005 zonder dat aan [verzoeker] enige vergoeding wordt toegekend;
compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.