ECLI:NL:RBROT:2000:AA6093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
DIV 99/1952 SCR
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.W.J. Schoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om kwijtschelding restantschuld door de gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft eiser, A, een verzoek ingediend bij de gemeente Rotterdam om kwijtschelding van een restantschuld die voortvloeit uit een borgstelling in verband met een gemeentegarantie. De gemeente had zich in het verleden garant gesteld voor de betaling van een hypothecaire lening die door eiser was afgesloten voor de aankoop van een woning. Toen eiser niet meer aan zijn betalingsverplichtingen voldeed, heeft de gemeente de verliezen die voor de hypotheeknemer uit de verkoop van de woning zijn voortgevloeid, aangezuiverd. Eiser heeft vervolgens verzocht om kwijtschelding van de schuld, maar de gemeente heeft dit verzoek afgewezen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het besluit van de gemeente om het verzoek om kwijtschelding af te wijzen, geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel definieert een besluit als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die inhoudt een publiekrechtelijke rechtshandeling. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding uitsluitend betrekking heeft op een betalingsverplichting die voortvloeit uit een privaatrechtelijke overeenkomst tussen eiser en de gemeente. Hierdoor is er geen mogelijkheid voor eiser om beroep in te stellen tegen dit besluit.

De rechtbank heeft het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Eiser kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken, te rekenen vanaf de dag na verzending van het afschrift van deze uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van M.B. van Zantvoort als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2000.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: DIV 99/1952 SCR
Uitspraak
in het geding tussen
A, wonende te B, eiser,
en
de gemeenteraad van Rotterdam, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 9 april 1999 heeft eiser verweerder verzocht hem te vrijwaren van de schuld met betrekking tot de woning […]straat 41A.
Bij besluit van 8 juli 1999 (verzonden op 23 juli 1999) heeft verweerder het verzoek afgewezen
Hiertegen heeft eiser bij brief van 31 augustus 1999 (ingekomen bij de rechtbank op 3 september 1999) beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 21 december 1999 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2000. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr T. Zanen, die zich heeft laten bijstaan door G. Zwiers van de Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting.
2. Overwegingen
De gemeente Rotterdam heeft zich omstreeks 1980 garant gesteld voor de betaling van rente en aflossing van de hypothecaire lening die (mede) door eiser is afgesloten voor de aankoop van de woning […]straat 41A. Deze woning is verkocht toen er niet meer aan de betalingsverplichting werd voldaan. In verband met de verleende gemeentegarantie heeft de gemeente de verliezen die voor de hypotheeknemer uit deze verkoop is voortgevloeid aangezuiverd. Omdat de gemeente in de rechten van de hypotheeknemer is getreden, heeft de gemeente eiser aangesproken het door de gemeente betaalde bedrag terug te betalen. Daartoe hebben eiser en de gemeente een betalingsregeling getroffen.
Bij brief van 9 april 1999 heeft eiser verzocht de schuld kwijt te schelden. Bij besluit van 8 juli 1999 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen.
In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het besluit van 8 juli 1999 inzake eisers verzoek om kwijtschelding van de schuld die eiser tengevolge van de uit de verleende gemeentegarantie voortvloeiende borgstelling in verband met de verkoop van de woning […]straat 41A dient te voldoen, uitsluitend betreft een betalingsverplichting die voortvloeit uit een privaatrechtelijke overeenkomst tussen eiser en de gemeente. Dit besluit ziet derhalve op een rechtshandeling naar burgerlijk recht. Het besluit van 8 juli 1999 is daarom niet een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Gelet op artikel 8:1 van de Awb staat daartegen dan ook, nog daargelaten dat behoudens enkele hier niet ter zake doende uitzonderingen tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, op de voet van artikel 7:1 van de Awb eerst bezwaar zou moeten zijn gemaakt, geen beroep open.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr C.W.J. Schoor.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. van Zantvoort als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 april 2000
De griffier: De rechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - waaronder in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden