ECLI:NL:RVS:2000:AA8949

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200002276/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • B. van Wagtendonk
  • R.R. Winter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak over restschuld na executoriale verkoop

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 november 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De zaak betreft een verzoek van appellant, A, over de restschuld na de executoriale verkoop van zijn woning. De raad van de gemeente Rotterdam had op 8 juli 1999 het verzoek van appellant afgewezen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep op 12 april 2000 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de raad geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor er geen beroep bij de rechtbank kon worden ingesteld.

Appellant heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft de zaak op 6 november 2000 ter zitting behandeld, waarbij appellant aanwezig was. De Raad van State heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de beslissing van de raad geen besluit is zoals bedoeld in de Awb. De rechtbank had zich dan ook onbevoegd moeten verklaren om van het beroep kennis te nemen.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de rechtbank alsnog onbevoegd verklaard. Tevens is bepaald dat het griffierecht dat appellant heeft betaald voor de behandeling van het hoger beroep, terugbetaald dient te worden. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en de Raad van State heeft in naam der Koningin uitspraak gedaan.

Uitspraak

Raad van State
200002276/1.
Datum uitspraak: 20 november 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, wonend te B,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 12 april 2000 in het geding tussen:
appellant
en
de raad der gemeente Rotterdam.
1 . Procesverloop
In zijn vergadering van 8 juli 1999 heeft de raad der gemeente Rotterdam (hierna: de raad) een verzoek van appellant betreffende de restschuld na executoriale verkoop van de woning […] 41-A te B afgewezen. Deze beslissing en het advies van de commissie voor de verzoekschriften, waaraan de raad zich daarbij heeft gerefereerd, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 12 april 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 2 juni 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 14 augustus 2000 heeft de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2000, waar appellant is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de beslissing van de raad van 8 juli 1999 geen besluit, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, behelst, zodat daartegen geen beroep bij de rechtbank kon worden ingesteld. De rechtbank had zich dan ook onbevoegd moeten verklaren om van het ingestelde beroep kennis te nemen.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen en de rechtbank alsnog onbevoegd verklaren.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.4. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan appellant wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 12 april 2000, DIV 9911952 SCR;
II. verklaart de rechtbank onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
III. gelast dat het door appellant voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van f 340,-- door de secretaris van de Raad van State aan appellant wordt terugbetaald.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en
mr. B. van Wagtendonk en mr. R.R. Winter, Leden, in tegenwoordigheid van
mr. M.G. Tuinhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Tuinhout
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2000
77-55.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,