RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummers : 04/850159-11, 04/816213-11, 04/850284-10
Datum uitspraak : 6 april 2012
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres en woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2012.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
tenlastelegging met parketnummer 04/850159-11:
1.
hij op of omstreeks 28 april 2011 in de [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig (personenauto) met een hoge snelheid achteruit is ingereden op voornoemde [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 29 april 2011 te [plaats 2], in elk geval in de [gemeente 2], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 515 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
(artikel 8 Wegenverkeerswet 1994);
3.
hij op of omstreeks 29 april 2011 te [plaats 2], in elk geval in de [gemeente 2], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straatnaam], een motorrijtuig, (een personenauto), heeft bestuurd;
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 9 Wegenverkeerswet 1994);
4.
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te [plaats 2], in elk geval in de [gemeente 2], als bestuurder van een voertuig, (vierwielige quad), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 525 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek
te zijn;
(artikel 8 Wegenverkeerswet 1994);
5.
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te [plaats 2], in elk geval in de [gemeente 2], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straatnaam], een motorrijtuig, (een vierwielige quad), heeft bestuurd;
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 9 Wegenverkeerswet 1994);
tenlastelegging met parketnummer 04/816213-11:
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2011 te [plaats 3], in elk geval in de [gemeente 3], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat], een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), heeft bestuurd;
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 9 Wegenverkeerswet 1994);
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2011 te [plaats 3], in elk geval in de [gemeente 3], als bestuurder van een voertuig, (tweewielige bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 645 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
(artikel 8 Wegenverkeerswet 1994);
tenlastelegging met parketnummer 04/850284-10:
1.
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te [plaats 1], in elk geval in de [gemeente 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] met een (ijzeren) staaf op haar hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te [plaats 1], in elk geval in de [gemeente 1], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met een (ijzeren) staaf op het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te [plaats 1], in elk geval in de [gemeente 1], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van het pand, gelegen aan de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [woningbouwvereniging], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te [plaats 2], in elk geval in de [gemeente 2], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,82 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te [plaats 2], in elk geval in de [gemeente 2], voorhanden heeft gehad een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool van het merk Gamo, model P23 (serienummer 04-4C-036410-01) vermeld op lijst b van bijlage I van de Regeling Wapens en munitie;
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 13 Wet Wapens en munitie);
5.
hij op of omstreeks 08 december 2010 te [plaats 4], in elk geval in de [gemeente 1], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], in de keel althans hals heeft geknepen en/of heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 23 maart 2012 gevorderd dat het ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 1, 2, 3, 4 en 5, het ten aanzien van parketnummer 04/816213-11 onder 1 en 2 en het ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 1 en ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde. Voor het overige heeft de verdediging aangegeven zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de overige feiten te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 1 en ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 3 en 5 is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 1 parketnummer 04/850159-11
[slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting van 23 maart 2012 verklaard dat ze op 28 april 2011 tegen de bestuurderskant van de auto van verdachte heeft getrapt en dat het mogelijk is dat zij niet tussen haar auto en die van verdachte stond toen verdachte achteruit reed, maar naast de auto van verdachte. De verklaring van [slachtoffer 1] is consistent met de verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd en die hij ter terechtzitting heeft herhaald. De rechtbank is er daardoor niet van overtuigd dat [slachtoffer 1] zich, bij het terugzetten van de auto door verdachte, tussen de twee auto’s bevond en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3 parketnummer 04/850284-10
Uit het dossier blijkt dat op 3 juli 2010 in de woning aan [adres verdachte],82 gram amfetamine werd aangetroffen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op het adres [adres verdachte] stond ingeschreven, maar dat hij daar destijds niet woonachtig was. Volgens verdachte woonde [getui[getuige 1] indertijd in de woning en is de aangetroffen amfetamine van hem. Op 13 juli 2010 werd [getui[getuige 1] door de politie als getuige gehoord. Tijdens dat verhoor gaf [getuige 1] aan dat hij woonachtig was op het adres [adres verdachte].
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de stelling van verdachte, dat [getuige 1] eigenaar van de aangetroffen amfetamine was, niet uitgesloten wordt door de voorhanden zijnde bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 5 parketnummer 04/850284-10
De rechtbank is van oordeel dat voor de ten laste gelegde mishandeling, naast de verklaring van aangeefster, onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
7.3. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 2, 3, 4 en 5, het ten aanzien van parketnummer 04/816213-11 onder 1 en 2 en het ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
(Samenvatting van de) bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 2 en 3 van parketnummer 04/850159-11
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2012 , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [1] en [2] en het ademanalyseformulier betreffende verdachte .
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2012 , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [1] en [2] , alsmede de aantekening mondeling vonnis van 13 september 2010 van de politierechter te Roermond en de uitdraai uit het Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB) betreffende verdachte, zoals hierna is vermeld in de voetnoten 16 en 17.
Ten aanzien van feiten 4 en 5 van parketnummer 04/850159-11
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2012 , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [3] en het ademanalyseformulier betreffende verdachte .
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2012 , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [3] , alsmede de aantekening mondeling vonnis van 13 september 2010 van de politierechter te Roermond en de uitdraai uit het Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB) betreffende verdachte, zoals hierna is vermeld in de voetnoten 16 en 17.
Ten aanzien van parketnummer 04/816213-11
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2012 , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [4] en [5] , alsmede de aantekening mondeling vonnis van 13 september 2010 en de uitdraai uit het Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB) betreffende verdachte .
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2012 , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [4] en [5] en het ademanalyseformulier betreffende verdachte .
Ten aanzien van parketnummer 04/850284-10
Ten aanzien van feit 1 primair
[slachtoffer 2] verklaart op 3 juli 2010 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ik wens aangifte te doen van mishandeling tegen [verdachte]. Op 3 juli 2010, omstreeks 02.00 uur, hoorde ik geschreeuw voor mijn woning. Ik zag dat [verdachte] voor mijn voordeur stond. Hij zei: Als je niet open doet, dan trap ik je voorgevel in.” Hierop heb ik de voordeur geopend omdat ik wilde dat [verdachte] wegging. Toen ik de voordeur opendeed stond [verdachte] op het trottoir. Hij liep vervolgens naar mij toe. Ik pakte een ijzeren staaf van de grond op. Mijn vriend stond achter mij in de gang. [verdachte] liep op mijn vriend af. Ik zag vervolgens dat mijn vriend en [verdachte] begonnen te vechten en zij beiden op de grond vielen in de voortuin van mijn woning. Ik wilde ze uit elkaar halen. Ik had de ijzeren staaf nog steeds vast. Ik merkte plots dat de ijzeren staaf uit mijn handen werd getrokken. Ik zag dat [verdachte] dit deed. Vervolgens zag ik die ijzeren staaf vlak voor mijn neus langsgaan. Hierop voelde ik een flinke pijnscheut op mijn voorhoofd, boven mijn linkeroog. Ik ben hierna gevallen op de grond en werd even duizelig. Even later kon ik weer opstaan en zag ik dat er bloed op mijn handen, benen en kleren zat. Ik voelde aan mijn hoofd en voelde een wond. Ik voelde ook dat er bloed over mijn gezicht stroomde.”
Bij voornoemd proces-verbaal van aangifte zijn foto’s van het letsel van aangeefster gevoegd.
[getuige 2] verklaart op 3 juli 2010 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ik woon op de [adres]. Ik ben getuige geweest van een voorval wat zich bij de buren heeft afgespeeld op 3 juli 2010. Vannacht stond er een man bij de voordeur van de buurvrouw aan de [adres]. De man riep: “Ik sla hier alles kapot, ik vermoord je.” Ik hoorde dat de buurvrouw de deur opende. Op een gegeven moment ontstond er een gevecht tussen de vriend van mijn buurvrouw en de man. Mijn buurvrouw wilde ze uit elkaar halen. Op een gegeven moment zag ik die man een stok van het zonnescherm pakken. Hij hield de stok met twee handen vast. Hij haalde de stok naar achteren en sloeg direct naar het hoofd van mijn buurvrouw. Hierdoor viel mijn buurvrouw op de grond.”
De rechtbank overweegt dat de foto op pagina 45 van het dossier past bij de beschrijving van het letsel door aangeefster en de verklaring van getuige [getuige 2] en niet bij de verklaring van verdachte, dat hij de stang van aangeefster had afgepakt, waarna hij de stang weggooide. Hierbij zou aangeefster per ongeluk zijn geraakt. Het letsel van aangeefster is consistent met het uitdelen van een gerichte slag tegen het hoofd, zoals aangeefster en getuige beschrijven. De rechtbank acht daarom de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 2] overtuigend.
Gelet op de gemoedstoestand van verdachte, (hij was woest, had kort daarvoor de ruit van de voordeur van aangeefster ingetrapt en was in gevecht geraakt met [betrokkene]) en de wijze waarop hij aangeefster heeft geslagen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2012 en de aangifte van [slachtoffer 2] .
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2012 en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [6] .
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 2, 3, 4 en 5, ten aanzien van parketnummer 04/816213-11 onder 1 en 2 en ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
tenlastelegging met parketnummer 04/850159-11:
2.
hij op 29 april 2011 te [plaats 2], als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 515 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
hij op 29 april 2011 te [plaats 2], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straatnaam], een motorrijtuig, een personenauto, heeft bestuurd;
4.
hij op 06 juli 2011 te [plaats 2], als bestuurder van een voertuig, vierwielige quad, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 525 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
5.
hij op 06 juli 2011 te [plaats 2], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straatnaam], een motorrijtuig, een vierwielige quad, heeft bestuurd;
tenlastelegging met parketnummer 04/816213-11:
1.
hij op 25 maart 2011 te [plaats 3], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat], een motorrijtuig, tweewielige bromfiets, heeft bestuurd;
2.
hij op 25 maart 2011 te [plaats 3], als bestuurder van een voertuig, tweewielige bromfiets, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 645 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
tenlastelegging met parketnummer 04/850284-10:
1.
hij op 03 juli 2010 te [plaats 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] met een ijzeren staaf op haar hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 03 juli 2010 te [plaats 1], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van het pand, gelegen aan de [adres], toebehorende aan [woningbouwvereniging], heeft vernield;
4.
hij op 03 juli 2010 te [plaats 2], voorhanden heeft gehad een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool van het merk Gamo, model P23 (serienummer 04-4C-036410-01) vermeld op lijst b van bijlage I van de Regeling Wapens en munitie.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
De raadsvrouw heeft gesteld dat het bewezenverklaarde ten aanzien van parketnummer
04/850284-10 onder 1 subsidiair niet strafbaar is, omdat verdachte in een noodweersituatie heeft gehandeld en verdachte dus dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte werd aangevallen door aangeefster [slachtoffer 2] en [betrokkene]. Aangeefster sloeg volgens verdachte hem meerdere keren met een ijzeren staaf op zijn hoofd en verdachte raakte in gevecht met [betrokkene]. Verdachte was op dat moment gewond en omdat hij erger wilde voorkomen heeft hij de ijzeren staaf van aangeefster afgepakt en haar daarbij met de ijzeren staaf geraakt. Verdachte is daarna meteen weggegaan. Verdachte wilde aangeefster en [betrokkene] niet te lijf gaan. Aangeefster heeft naar de mening van verdachte bewust de ijzeren staaf gepakt en deze vervolgens mee naar buiten genomen. Verder is niet gebleken dat aangeefster op enig moment getracht heeft het gevecht tussen verdachte en [betrokkene] te stoppen. Aangeefster en [betrokkene] waren in de meerderheid en hadden de beschikking over een ijzeren staaf. De handelingen van verdachte waren het directe gevolg van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangeefster en [betrokkene]. Door op die aanranding te reageren zoals verdachte heeft gedaan, door de ijzeren staaf af te pakken en zich meteen te verwijderen van de situatie, is voldaan aan de voorwaarden van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte in de nacht van 3 juli 2010 meerdere keren met zijn auto langs de woning van aangeefster is gereden op zoek naar zijn vriendin. Verdachte schreeuwde toen te willen weten waar zijn vriendin was. Aangeefster heeft tegen verdachte gezegd dat zijn vriendin zich niet in haar woning bevond en dat hij weg moest gaan. Op enig moment is verdachte uitgestapt en naar de voordeur van de woning van aangeefster gelopen. Verdachte heeft vervolgens de ruit van de voordeur ingetrapt. Aangeefster heeft daarna de deur geopend en nadien is er een gevecht ontstaan.
Verdachte heeft op 3 juli 2010 zelf de confrontatie gezocht door naar de woning van aangeefster te gaan en daar een ruit in te trappen. Verdachte heeft zich niet van de situatie verwijderd, terwijl dat wel mogelijk was. Immers, verdachte had weg kunnen gaan toen hij zich nog voor de voordeur van aangeefster bevond.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door op een dergelijke manier te handelen, zichzelf hierdoor willens en wetens in een situatie heeft gebracht waarin een confrontatie mogelijk was. Deze zelf gecreëerde situatie staat er naar het oordeel van de rechtbank aan in de weg dat verdachte met succes een beroep op noodweer kan doen.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
t.a.v. van parketnummer 04/850159-11:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
t.a.v. parketnummer 04/816213-11:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994;
t.a.v. parketnummer 04/850284-10:
poging tot zware mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De misdrijven ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 2, 3, 4 en 5 en ten aanzien van parketnummer 04/816213-11 onder 1 en 2 zijn telkens strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het misdrijf ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 2 is strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 4 is strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 23 maart 2012 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 1, 2, 3, 4 en 5, het ten aanzien van parketnummer 04/816213-11 onder 1 en 2 en het ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en dan in het bijzonder zijn alcoholproblematiek. Verdachte heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij hulp nodig heeft en steun bij het zoeken naar de juiste hulp. Betrokken instanties hebben eerder negatief over verdachte gerapporteerd. Echter hebben enkele instanties later geadviseerd dat verdachte onder strikte voorwaarden toch in aanmerking komt voor hulpverlening. De behandeling van verdachte dient zo snel mogelijk gestart te worden. Verdachte erkent dat hij hulp nodig heeft bij het werken aan zijn problemen. Door een gevangenisstraf van maanden is het gevaar tijdelijk geweken, maar is het probleem niet opgelost. Verdachte heeft drie jonge kinderen en heeft intensief contact met hen. Indien verdachte een tijd de gevangenis in moet, zullen zijn kinderen daar erg onder lijden. Tevens hebben diverse mensen in de omgeving van verdachte aangegeven dat het beeld dat van verdachte wordt geschetst niet klopt. Verdachte is een vriendelijke man en erg joviaal.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]. Door dit geweldsmisdrijf wordt inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van een dergelijk delict, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd. Daarnaast heeft verdachte zich zowel op 25 maart 2011, 29 april 2011 als op 6 juli 2011 schuldig gemaakt aan het onder invloed van alcohol besturen van een motorrijtuig, terwijl hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. Door aldus te handelen heeft verdachte meerdere malen gevaar op de weg veroorzaakt. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool.
Uit het reclasseringsadvies van 18 augustus 2011 blijkt dat er bij verdachte sprake is van een alcoholafhankelijkheid. Door het overmatige gebruik van alcohol ontstaan er problemen op het vlak van gedrag en denkpatronen. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij een alcoholprobleem heeft en hulp nodig heeft bij het aanpakken van dit probleem.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Zo is verdachte in de periode van 2005 tot en met 2011 diverse keren veroordeeld voor het rijden onder invloed, alsmede voor het rijden tijdens een ontzegging. Deze veroordelingen hebben hem er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen en ook interventies en begeleiding door de reclassering in het verleden hebben niet kunnen verhinderen dat verdachte is gaan recidiveren. Het recidiverisico wordt ook thans door de reclassering als hoog-gemiddeld ingeschat.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op vorenstaande, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Kennelijk heeft verdachte niet geleerd van eerdere straffen en hebben interventies niet tot het gewenste resultaat geleid. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten in de eis van de officier van justitie onvoldoende tot uitdrukking komt en zal daarom – hoewel zij minder bewezen acht – verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
201106335: 1 Quad, [kenteken], YAMAHA yfm700r 2007;
dient te worden verbeurdverklaard.
Genoemd voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met betrekking tot dat voorwerp het feit is begaan.
10.5. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten:
1: 1 Pistool, kleur: zwart, GAMO p23;
2: 1 Slede, kleur: zwart, BRUNI 85;
3: 0,39 gram amfetamine;
4: 0,61 gram amfetamine;
5: 0,31 gram hennep,
6: 0,82 gram amfetamine;
7: 786,60 gram poeder;
dient te worden onttrokken aan het verkeer.
De onder 1 tot en met 6 genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het onder 7 vermelde poeder is eveneens vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien zij een gezamenlijkheid van voorwerpen vormt met de voorwerpen genoemd onder 3, 4 en 6.
10.6. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 04/850159-11)
[slachtoffer 1], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 1 ten laste gelegd feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 1.376,57 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van haar verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Ten aanzien van feit 1 (parketnummer 04/850284-10)
[slachtoffer 2], wonende te [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 1 ten laste gelegd feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 2] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 900,00 gesteld en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank alleszins redelijk voor. De vordering immateriële schade, die door verdachte niet is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 900,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 18 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 63, 91, 302, 350 Wetboek van Strafrecht;
8, 9, 176 Wegenverkeerswet 1994;
13, 55 Wet wapens en munitie.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 1 en ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten aanzien van parketnummer 04/850159-11 onder 2, 3, 4 en 5, het ten aanzien van parketnummer 04/816213-11 onder 1 en 2 en het ten aanzien van parketnummer 04/850284-10 onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart verbeurd: 201106335: 1 Quad, [kenteken], YAMAHA yfm700r 2007;
verklaart onttrokken aan het verkeer:
1: 1 Pistool, kleur: zwart, GAMO p23;
2: 1 Slede, kleur: zwart, BRUNI 85;
3: 0,39 gram amfetamine;
4: 0,61 gram amfetamine;
5: 0,31 gram hennep,
6: 0,82 gram amfetamine;
7: 786,60 gram poeder;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], tot een bedrag van € 900,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 900,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 900,00 subsidiair 18 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] voornoemd, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 900,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, V.P. van Deventer en J.H.M. Delnooz-Engels, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. N. Geene als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op
6 april 2012.