ECLI:NL:RBROE:2003:AI0838

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
31 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03 / 131 WRO K1
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een bouwaanvraag in relatie tot de juridische situatie en het bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 31 juli 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond. Eiser had op 5 maart 2001 een bouwaanvraag ingediend voor het realiseren van een bovenwoning op het adres […]weg 2b te B. De gemeente weigerde echter planologische medewerking te verlenen aan dit bouwplan, omdat er al twee woningen vergund waren binnen het betreffende differentiatiegebied, hetgeen in strijd was met het vigerende bestemmingsplan. Eiser stelde dat de beoordeling van de bouwaanvraag gebaseerd moest worden op de feitelijke situatie, terwijl de gemeente zich baseerde op de juridische situatie, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan.

De rechtbank oordeelde dat de juridische situatie inderdaad doorslaggevend was. De rechtbank verwees naar de tekst van artikel 8 onder II punt 7 sub b van de planvoorschriften, waarin staat dat binnen het differentiatievlak maximaal twee woningen zijn toegestaan. Het gebruik van het woord 'toegestaan' in dit voorschrift duidt erop dat de vergunde situatie bepalend is voor de beoordeling van de bouwaanvraag. De rechtbank concludeerde dat ten tijde van de aanvraag van eiser al twee woningen vergund waren, waardoor de aanvraag om een bouwvergunning in strijd was met het bestemmingsplan.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de gemeente terecht had geweigerd om een vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) te verlenen, omdat dit een discretionaire bevoegdheid betrof. De rechtbank stelde vast dat de gemeente de belangen van het aangrenzende horecabedrijf Y had meegewogen in haar besluitvorming. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de belangenafweging door de gemeente zorgvuldig was uitgevoerd. Het beroep van eiser werd dan ook ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
Procedurenr. : 03/131 WRO K1
Inzake : A, wonende te B, eiser,
tegen : het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond, verweerder.
Datum en aanduiding van het bestreden besluit:
de brief d.d. 10 december 2002,
kenmerk: 2002/13127.
Datum van behandeling ter zitting: 25 juni 2003.
I. PROCESVERLOOP
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen een besluit van 17 september 2002 ongegrond verklaard. Bij het besluit van 17 september 2002 heeft verweerder besloten geen planologische medewerking te verlenen aan een bouwplan ten behoeve van een woning aan de […]weg 2b te B. Tegen het besluit van 10 december 2002 is namens eiser door X bij deze rechtbank beroep ingesteld.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiser gezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 25 juni 2003, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door X, voornoemd, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door drs. V.M.J. Munnecom en ing. A.H.G. Janssen.
II. OVERWEGINGEN
Bij aanvraag van 14 februari 2001 is door de architect van eiser verzocht om medewerking te verlenen aan het realiseren van een woning boven de bestaande winkelruimte op het adres […]weg 2b te B.
Bij brief van 23 februari 2001 is de architect meegedeeld dat ingevolge het vigerende bestemmingsplan "Herten 1987" op het betrokken perceel de bestemming "Woondoeleinden III" rust, met het differentiatievlak diverse voorzieningen. Binnen dat differentiatievlak mogen maximaal twee woningen worden opgericht. Aangezien die twee woningen gerealiseerd zijn kan slechts met vrijstelling een bouwvergunning verleend worden.
Vervolgens is op 5 maart 2001 verzocht om vergunning voor het realiseren van een bovenwoning op het adres […]weg 2b te B.
Verweerder heeft daarop bij brief van 8 maart 2001 (nogmaals) meegedeeld dat vanwege de strijdigheid met het bestemmingsplan een vrijstellingsprocedure moet worden doorlopen alvorens een bouwvergunning kan worden verleend. Alvorens een beslissing genomen wordt, zal onderzocht worden in hoeverre de bouw van een woning geluidstechnisch van invloed is op het aangrenzende horecabedrijf Y.
Bij besluit van 17 september 2002 heeft verweerder besloten geen planologische medewerking te verlenen aan het bouwplan. Tegen dat besluit is bezwaar gemaakt en bij het besluit van 10 december 2002 is dat bezwaar ongegrond verklaard.
Zoals reeds aangegeven stelt verweerder zich op het standpunt dat binnen het differentiatievlak, zoals dat op de bestemmingsplankaart is aangegeven, maximaal twee woningen zijn toegestaan. Die woningen zijn in de visie van verweerder reeds gerealiseerd, te weten een woning van de heer A aan de […]straat 34 en een woning op de bovenetage van het restaurant Y aan de […]weg 2. Aan een vrijstelling ex artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) wenst verweerder niet mee te werken gelet op de belangen van Y. Verweerder gaat daarbij uit van de vergunde situatie. De gemachtigde van eiser stelt zich op het standpunt dat er slechts één woning aanwezig is, te weten de woning in de […]straat. De ruimte die op eerdere tekeningen van het restaurant Y als "woning" is aangegeven zou reeds geruime tijd niet meer als woning in gebruik zijn. In de visie van eiser dient uitgegaan te worden van de feitelijke situatie.
Wat partijen in dit geschil verdeeld houdt is of voor de beoordeling van de door eiser op 5 maart 2001 ingediende bouwaanvraag gelet moet worden op de juridische situatie dan wel op de feitelijke situatie.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat in een geval als het onderhavige de juridische situatie doorslaggevend is. Daarop wijst allereerst de tekst van artikel 8 onder II punt 7 sub b van de bij het vigerende bestemmingsplan behorende planvoorschriften. Die tekst maakt er melding van dat binnen het differentiatievlak maximaal twee woningen zijn 'toegestaan'. Het gebruik van het woord 'toegestaan' in het betreffende voorschrift duidt er al op dat niet de feitelijke, maar de vergunde situatie doorslaggevend is.
Dat de vergunde en derhalve de juridische situatie doorslaggevend is, spoort ook met het doel van een bestemmingsplan om de ruimtelijke ontwikkelingen in een bepaald gebied te reguleren, waarbij in het onderhavige geval is gekozen voor een maximum van twee woningen per differentiatiegebied. Indien bij de beoordeling of het maximum van twee woningen in het differentiatievlak is bereikt naar de feitelijke situatie gekeken zou worden, dan zou dat betekenen dat er méér dan twee woningen in dat differentiatie gebied gerealiseerd kunnen worden. Immers een aanvraag om een bouwvergunning gedaan op een moment dat er in een differentiatiegebied feitelijk slechts één woning bestaat, zou niet wegens strijd met het betreffende planvoorschrift geweigerd kunnen worden, ook al is eerder een vergunning verleend voor een woning die nog niet is gerealiseerd.
De rechtbank stelt op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat ten tijde van eisers aanvraag om vergunning voor het realiseren van een bovenwoning op het adres […]weg 2b te B (5 maart 2001) in het betreffende differentiatiegebied reeds twee woningen vergund waren. Die vergunningen betreffen een woning aan de […]straat en een woning op de bovenetage van het restaurant Y. Dat betekent dat ten tijde van eisers aanvraag het maximum aantal vergunde woningen in het differentiatie gebied reeds was bereikt. Eisers aanvraag om een bouwvergunning was daarom in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Dat betekent ook dat het standpunt van eiser dat 13 weken ná 5 maart 2001 een vergunning van rechtswege zou zijn ontstaan niet juist is en dat verweerder de gevraagde vergunning uitsluitend met een vrijstelling ex artikel 19 van de WRO zou hebben kunnen verlenen.
Verweerder heeft echter geweigerd aan een vrijstelling ex artikel 19 van de WRO mee te werken, gelet op de belangen van Y. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid van verweerder, zodat de rechter ter zake slechts een beperkte toetsing toekomt.
Dat brengt mee, dat de rechter het besluit van verweerder heeft te respecteren, tenzij gezegd moet worden, dat verweerder bij de uitoefening van die bevoegdheid in strijd heeft gehandeld met een geschreven of ongeschreven rechtsregel dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. De rechtbank zal, gezien het bepaalde in artikel 3:4 van de Awb, in het bijzonder moeten bezien of verweerders besluit om gebruik te maken van die bevoegdheid berust op een zorgvuldige afweging van de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen en of de nadelige gevolgen van het besluit voor eiser niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Op grond van de gedingstukken en gelet op hetgeen ter zitting is aangevoerd kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 3:4 van de Awb. Daarbij wordt nog overwogen dat verweerder de belangen van restaurant Y terecht heeft meegewogen bij de vraag of eiser vrijstelling van de bepalingen van het geldende bestemmingsplan zou kunnen worden verleend terwijl voorts, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de uitkomst van die belangweging de toets die de rechter hier toekomt kan doorstaan.
Op grond van voorgaande overwegingen moet het beroep van eiser dan ook voor ongegrond worden gehouden.
III. BESLISSING
De rechtbank Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. F.J.C. Huijbers, J.J.A. Kooijman (voorzitter) en M.I.J. Hegeman, in tegenwoordigheid van mr. A.R.O. Kuipers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 jul. 03.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 31 jul. 03
AC-H
Voor belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken.