ECLI:NL:RBOVE:2025:974

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/08/318002 / HA ZA 24-294
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van de nalatenschap in erfrechtprocedure met betrekking tot beneficiaire aanvaarding

In deze erfrechtprocedure, die zich afspeelt in de Rechtbank Overijssel, gaat het om de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van de betrokken partijen. Op 4 december 2024 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen waarin de vordering van de eisers tot het overleggen van stukken werd afgewezen, evenals de provisionele vordering van de gedaagde tot opheffing van het conservatoir beslag. In de hoofdzaak hebben de partijen zich mogen uitlaten over de vraag of er een boedelnotaris aangesteld moet worden. De eisers hebben aangegeven dat zij hier geen belang meer bij hebben, waardoor de rechtbank nu in staat is om de vorderingen in de hoofdzaak af te doen.

De procedure heeft een verloop gekend waarbij de rechtbank partijen in het tussenvonnis de gelegenheid heeft gegeven om zich uit te laten over de aanstelling van een boedelnotaris. De gedaagde heeft verzocht om terug te komen op een eerdere vaststelling van de rechtbank, namelijk dat de eisers de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om deze eerdere beslissing te herzien, aangezien er geen sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag.

In de hoofdzaak hebben de eisers verklaard geen behoefte te hebben aan de benoeming van een boedelnotaris, wat betekent dat de rechtbank nu kan beslissen over de vorderingen in de hoofdzaak. De rechtbank heeft uiteindelijk de vorderingen van de eisers afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.C. Rozeboom op 19 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/318002 / HA ZA 24-294
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
3.
[eiser 3],
te [woonplaats 3],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. R.F.A. Rorink,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 4],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. C.W. van Weert.

1.Inleiding

Het gaat in deze erfrechtprocedure over de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van partijen. Op 4 december 2024 is een tussenvonnis gewezen Daarin is de vordering in incident van [eisers] tot het overleggen van stukken afgewezen en is ook de provisionele vordering van [gedaagde] tot opheffing van het conservatoir beslag afgewezen. In de hoofdzaak hebben partijen zich mogen uitlaten over de vraag of een boedelnotaris aangesteld moet worden. [eisers] hebben aangegeven dat zij daar geen belang meer bij hebben. De rechtbank kan nu de vorderingen in de hoofdzaak afdoen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024
- de akte van [eisers]
- de akte van [gedaagde].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De rechtbank heeft partijen in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of een boedelnotaris aangesteld moet worden. [gedaagde] heeft evenwel ook gevraagd of de rechtbank wil terugkomen op een eerdere vaststelling. De rechtbank gaat daar eerst op in. Op de andere opmerkingen van [gedaagde] over het beslag gaat de rechtbank niet in, nu [gedaagde] zelf al opmerkt dat die aan het gegeven vonnis niets veranderen.
Terugkomen op eerdere vaststelling?
3.2.
[gedaagde] heeft in zijn laatste akte verzocht om de eerdere vaststelling van de rechtbank, dat [eisers] de nalatenschap van moeder beneficiair hebben aanvaard, te herzien. Volgens [gedaagde] moet ervan worden uitgegaan dat zijn broers en zus de nalatenschap zuiver hebben aanvaard omdat zij vóór en op de dag van de gestelde beneficiaire aanvaarding betalingen hebben gedaan van de rekening van moeder aan hun advocaat.
3.3.
[eisers] wijzen erop dat [gedaagde] een onderwerp aankaart dat niet op tafel ligt, en ontkennen daarnaast dat zij de erfenis door de betreffende betalingen zuiver hebben aanvaard. Zij lichten toe dat ze veronderstelden dat de advocaatkosten van de boedelrekening voldaan zouden worden en dat ze de kosten voor rechtsbijstand zullen aanzuiveren.
3.4.
De rechtbank zal niet tot herziening van het eerder gewezen vonnis overgaan. In het tussenvonnis van 4 december 2024 is onder de feiten (onder 3.6 van dat vonnis) opgenomen dat [eisers] de nalatenschap van moeder beneficiair hebben aanvaard. Dat is een bindende eindbeslissing. Van een bindende eindbeslissing kan de rechtbank niet terugkomen, behalve als bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar maken dat de rechter aan de eindbeslissing is gebonden. Dat is met name het geval als sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag van de rechter of als de desbetreffende beslissing blijkt te berusten op een, niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen, onjuiste feitelijke grondslag (zie arrest van de Hoge Raad van 8 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1224). De rechtbank is van oordeel dat daar geen sprake van is. Niet gebleken is dat de feitenvaststelling berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Er bestaat daarom geen aanleiding voor een heroverweging om daarmee terug te komen op het vonnis van 4 december 2024.
Verdere beoordeling in de hoofdzaak
3.5.
[eisers] hebben in hun laatste akte verklaard dat zij geen behoefte hebben aan benoeming van een boedelnotaris bij de stand van zaken die volgt uit het tussenvonnis,. Dat betekent dat nu in de hoofdzaak beslist kan worden.
3.6.
Uit rechtsoverweging 5.22 van het tussenvonnis volgt dat de vorderingen van [eisers] in de hoofdzaak bij deze stand van zaken zullen worden afgewezen.
Proceskosten in de hoofdzaak
3.7.
Partijen zijn familie van elkaar. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank,
In de hoofdzaak
4.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
4.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025. (ap)