ECLI:NL:RBOVE:2025:891

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
11451282 \ CV EXPL 24-4028
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris en deugdelijke salarisspecificaties in kort geding

In deze zaak vordert eiseres, een verkoopmedewerker, betaling van achterstallig salaris door gedaagde, een besloten vennootschap, en dat gedaagde het overeengekomen salaris blijft betalen tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. De kantonrechter heeft op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in kort geding. Eiseres is op 1 augustus 2022 in dienst getreden bij gedaagde voor een bepaalde tijd van zeven maanden. Na een ziekmelding op 26 augustus 2024 heeft gedaagde het salaris van oktober 2024 op 12 november 2024 betaald, maar het salaris van november 2024 niet. Eiseres vordert onder andere betaling van het achterstallige salaris van november 2024, de wettelijke verhoging en deugdelijke salarisspecificaties. Gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere dat eiseres niet gedaagde had moeten dagvaarden, maar een andere vestiging. De kantonrechter oordeelt dat de juiste partij is gedagvaard en dat er voldoende aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomst is voortgezet voor onbepaalde tijd. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres toe, inclusief de wettelijke verhogingen en rente, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 11451282 \ CV EXPL 24-4028
Vonnis in kort geding van 13 februari 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats],
eisende partij, hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. S.A. van Lammeren,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats 1],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
vertegenwoordigd door haar directeur/bestuurder [naam].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 december 2024;
- de mondelinge behandeling van 31 januari 2025, waar de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat er is besproken.
1.2.
De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 1 augustus 2022 bij [gedaagde] in dienst getreden als verkoopmedewerker. De arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde tijd van zeven maanden. Omstreeks eind februari, begin maart 2023 is [eiseres] aan het werk gegaan in een andere vestiging van [gedaagde], [bedrijf] in [vestigingsplaats 2].
2.2.
Op 26 augustus 2024 heeft [eiseres] zich ziekgemeld.
2.3.
[gedaagde] heeft het salaris van [eiseres] van oktober 2024 op 12 november 2024 uitbetaald. [gedaagde] heeft het salaris van november 2024 niet uitbetaald. Op 23 december 2024 heeft [gedaagde] een bedrag van € 220,00 aan [eiseres] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om:
I. uiterlijk binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis het achterstallige salaris over de maand november 2024 van € 2.025,11 netto aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
II. uiterlijk binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de wettelijke verhoging over het te laat betaalde salaris van oktober 2024 aan [eiseres] te betalen;
III. uiterlijk binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis het achterstallige salaris van € 1.206,89 netto aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
IV. uiterlijk binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis deugdelijke salarisspecificaties aan [eiseres] te verstrekken van de hierboven genoemde betalingen alsmede van alle salarisbetalingen die [eiseres] sinds 1 augustus 2022 van [gedaagde] heeft ontvangen;
V. het overeengekomen salaris te blijven betalen tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
VI. de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen te betalen;
VII. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader
4.1.
Het gaat hier om vorderingen in kort geding. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis een spoedeisend belang bij die vorderingen heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing daarvan gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Voor geldvorderingen in kort geding geldt bovendien dat bij de toewijzing daarvan terughoudendheid moet worden betracht. De rechter zal niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. De rechter moet ook het restitutierisico meewegen.
Spoedeisend belang
4.3.
Gelet op de aard van de vorderingen is het spoedeisend belang bij de vorderingen voldoende gegeven.
Ontvankelijkheid
4.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] niet [gedaagde] ([vestigingsplaats 1]) had moeten dagvaarden, maar [bedrijf]. Volgens [gedaagde] is [eiseres] sinds 1 maart 2023 bij [bedrijf] in dienst en werkt zij dus niet meer bij [gedaagde]. [gedaagde] heeft die stelling echter onvoldoende onderbouwd. De enige arbeidsovereenkomst die de kantonrechter in deze procedure heeft ontvangen, is een arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde]. [gedaagde] heeft op geen enkele manier onderbouwd dat sprake is van een arbeidsovereenkomst met [bedrijf]. De enkele omstandigheid dat de salarisbetalingen vanaf een rekening met de naam ‘[bedrijf] B.V.’ worden voldaan, is onvoldoende om aan te nemen dat [eiseres] daar in dienst is. Betalingen kunnen immers om meerdere redenen vanuit een andere onderneming in een ‘groep ondernemingen’ worden gedaan. De kantonrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de juiste partij is gedagvaard. De vorderingen tegen [gedaagde] kunnen hierna dan ook inhoudelijk worden besproken.
De loonbetalingen
4.5.
[gedaagde] heeft betoogd dat [eiseres] geen recht meer heeft op loon, omdat de laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 31 oktober 2024 is geëindigd. Nadat [gedaagde] de contracten weer heeft overgenomen van payrollbedrijf Persoonality zijn er namelijk nieuwe contracten gesloten met alle werknemers. [gedaagde] heeft met [eiseres] een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met als einddatum 31 oktober 2023 gesloten. Daarna is de overeenkomst verlengd tot 31 oktober 2024. [gedaagde] heeft een maand van tevoren schriftelijk aangezegd dat deze arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, aldus [gedaagde].
4.6.
Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter is er, ook indien uitgegaan wordt van het betoog van [gedaagde], sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] vanaf 1 augustus 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd van zeven maanden bij [gedaagde] heeft gewerkt. Daarna heeft zij (aan de hand van de data te oordelen) vanaf 1 maart 2023 op basis van een voortzetting [1] van de arbeidsovereenkomst bij de vestiging [bedrijf] gewerkt. Op een gegeven moment is de arbeidsovereenkomst aan de zijde van [gedaagde] overgenomen door payrollbedrijf Persoonality. Op het moment dat [gedaagde] de contracten weer terugnam, zijn er volgens [gedaagde] met alle werknemers nieuwe arbeidsovereenkomsten gesloten. De arbeidsovereenkomst met [eiseres] is daarna met een jaar verlengd. Dat maakt dat er sprake is van meer dan drie elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 7:668a lid 1 onder b BW. Daarmee wordt de laatste arbeidsovereenkomst geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
4.7.
Voor zover [gedaagde] heeft betoogd dat de werkzaamheden bij [bedrijf] en de constructie met payrollbedrijf Persoonality betekenen dat [eiseres] voor andere werkgevers heeft gewerkt en er dus geen sprake is van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten, slaagt dat verweer niet. Op grond van artikel 7:668a lid 2 BW geldt dat de regeling in lid 1 van dat artikel (zoals hierboven genoemd) ook van toepassing is op arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers, als die werkgevers verschillende juridische eenheden van dezelfde organisatie zijn, zoals in dit geval. De regeling geldt ook als de arbeidsovereenkomsten qua werkzaamheden of arbeidsvoorwaarden (aanmerkelijk) van elkaar verschillen. [eiseres] heeft dezelfde werkzaamheden uitgevoerd voor een andere vestiging van [gedaagde]. Gedurende de tijd dat de contracten waren overgenomen door payrollbedrijf Persoonality werkte [eiseres] nog steeds voor [gedaagde]. Naar het oordeel van de kantonrechter moeten de verschillende arbeidsovereenkomsten dan ook redelijkerwijze worden geacht elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten te zijn geweest.
4.8.
Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] inmiddels is voortgezet voor onbepaalde tijd en dus niet tussendoor zomaar door [gedaagde] kan worden beëindigd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat voldoende waarschijnlijk is dat de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure zullen worden toegewezen.
4.9.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] het loon van oktober 2024 te laat heeft betaald en het loon van november 2024 nog moet uitbetalen. Het op 23 december 2024 aan [eiseres] betaalde bedrag van € 220,00 netto zal op het salaris van november 2024 in mindering worden gebracht. [gedaagde] zal dus nog een bedrag van € 1.805,11 netto aan [eiseres] moeten betalen.
4.10.
De wettelijke verhoging over het loon van oktober 2024 is toewijsbaar voor 29%, nu [gedaagde] het loon op 12 november 2024 heeft voldaan. De wettelijke verhoging over het loon van november 2024 zal worden toegewezen voor 35%. Het is [gedaagde] te verwijten dat het salaris niet (tijdig) is uitbetaald, maar dat daarbij sprake is geweest van (zeer) ernstige verwijtbaarheid of van opzet is gesteld, noch gebleken.
4.11.
De wettelijke rente over het salaris van november 2024 zal worden toegewezen vanaf 1 december 2024 tot de dag van volledige betaling.
4.12.
De wettelijke rente over de wettelijke verhoging zal worden toegewezen vanaf de achtste dag na de datum dit vonnis, omdat [eiseres] voor de wettelijke verhoging geen aanmaning heeft gestuurd waarin zij [gedaagde] een termijn heeft gesteld om de wettelijke verhoging te betalen, althans zo’n aanmaning is niet overgelegd. Dit vonnis zal daarom als zodanige aanmaning worden gezien, waarna [gedaagde] zeven dagen de tijd heeft om de wettelijke verhoging te betalen.
4.13.
[gedaagde] zal eveneens worden veroordeeld om het overeengekomen salaris door te blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd.
Overuren
4.14.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering tot betaling van het achterstallige salaris wegens gemaakte ‘overuren’ (de tien minuten die [eiseres] vóór de start van iedere dienst verplicht aanwezig moet zijn). De vordering tot betaling van € 1.206,89 netto zal dan ook worden toegewezen.
4.15.
De wettelijke verhoging over de overuren zal worden gematigd tot nihil. [gedaagde] kan wat betreft het niet betalen van deze uren weinig worden verweten, nu pas recent in de jurisprudentie van de verplichting tot betaling van deze ‘overuren’ is gebleken. [2] Bovendien heeft [gedaagde] ter zitting direct erkend dat [eiseres] met toepassing van die jurisprudentie recht heeft op betaling van deze uren.
4.16.
De wettelijke rente over de overuren zal worden toegewezen vanaf 21 november 2024 (vijf dagen na de aanmaning tot betaling van de overuren) tot de dag van volledige betaling.
Salarisspecificaties
4.17.
Ook zal [gedaagde] worden veroordeeld om zowel van de hiervoor toegewezen bedragen, als van de salarisbetalingen vanaf augustus 2022, deugdelijke salarisspecificaties aan [eiseres] te verstrekken. [gedaagde] heeft toegelicht dat de specificaties digitaal zijn in te zien, en dat werknemers op verzoek een specificatie kunnen ontvangen. Ondanks de verzoeken van [eiseres] heeft [gedaagde] nog geen specificaties verstrekt. De vordering tot het veroordelen van [gedaagde] om de specificaties te verstrekken, zal dan ook worden toegewezen. [gedaagde] zal de specificaties binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis moeten verstrekken. Dat is geen ruime termijn, maar gelet op de stelling van [gedaagde] dat de specificaties al digitaal beschikbaar zijn, zal dit geen problemen moeten opleveren.
De proceskosten
4.18.
[gedaagde] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eiseres] betalen. Deze worden begroot op:
griffierecht € 87,00
salaris gemachtigde € 814,00
nakosten
€ 135,00
totaal € 1.036,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis het achterstallige salaris over de maand november 2024 van € 1.805,11 netto aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 december 2024 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de wettelijke verhoging van 29% over het salaris van oktober 2024 en de wettelijke verhoging van 35% over het salaris van november 2024 aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de achtste dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis het achterstallige salaris van € 1.206,89 netto aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 21 november 2024 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis deugdelijke salarisspecificaties aan [eiseres] te verstrekken van de hierboven genoemde betalingen alsmede van alle salarisbetalingen die [eiseres] sinds 1 augustus 2022 van [gedaagde] heeft ontvangen;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om het overeengekomen salaris te blijven betalen tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.036,00;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025. (SB)

Voetnoten

1.Of een nieuwe arbeidsovereenkomst zoals [gedaagde] betoogt.