3.6uitgaven
Stortingen uit ondernemingen, Bankstortingen bankrekeningen en Levensonderhoud
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 98.602,00 aan stortingen vanuit privé in de ondernemingen [bedrijf 1] vof, [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] van verdachte. Verder is uitgegaan van een bedrag van € 206.830,00 aan bankstortingen en een bedrag van € 47.580,00 aan kosten voor levensonderhoud.
Deze bedragen zijn volgens de verdediging hoogstwaarschijnlijk correct. Nu ten aanzien van deze posten geen verweer is gevoerd, neemt de rechtbank deze bedragen uit de kasopstelling over.
Voertuigen
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 14.335,00. Dit bedrag bestaat uit bedragen van € 2.595,00, € 1.695,00 en € 2.995,00 voor de aankoop van scootmobielen en een bedrag van € 7.050,000 voor de aankoop van een BMW M 550D.
Scootmobielen:
Verdachte heeft tijdens de zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij de scootmobielen in bewaring van [naam 9] had en dat deze scootmobielen dus niet van hem waren. Het OM heeft deze verklaring geverifieerd door [naam 9] als getuige te horen. [naam 9] heeft verklaard dat hij scootmobielen in bezit had en dat hij deze bij een autohandel heeft neergezet. Hij verklaarde dat dit heel goed de autohandel van verdachte kan zijn geweest.
Met de officier van justitie acht de rechtbank het op grond van deze verklaring aannemelijk dat de scootmobielen niet door verdachte zijn gekocht. Gelet hierop zal de rechtbank deze post in de kasopstelling laten vervallen.
BMW M550D
Uit de dossierstukken blijkt er op 28 januari 2019 een contante storting van € 7.050,00 op ING rekening [rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf 6] is gedaan ten behoeve van de aankoop van een BMW M550D. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij denkt dat deze storting op de bankrekening vanuit de kas is gedaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag van € 7.050,00 bij de voertuigenpost ‘BMW M550D’ kan komen te vervallen, omdat dit bedrag ook al is verwerkt in de post ‘stortingen vanuit privé in de kas van het bedrijf’ en dat er anders sprake is van een dubbeltelling. De rechtbank volgt dit standpunt en zal deze post in de kasopstelling laten vervallen.
Voorgaande betekent dat de post ‘voertuigen’ integraal vervalt. De rechtbank zal de contante uitgaven daarom met een bedrag van € 14.335,00 verminderen.
Leningen
Dit bedrag betreft de terugbetaling van verschillende leningen. In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 66.000,00. Dit bestaat uit de volgende bedragen:
- € 4,500,00 aan rentebetaling op de lening van [naam 2]
heeft op 4 december 2020 als getuige verklaard dat hij € 50.000,00 aan verdachte heeft geleend, dat deze lening twee jaar liep en dat verdachte € 500,00 per maand aan rente betaalde.Uit gegevens van de ING bank is gebleken dat er over de maanden januari 2017 tot en met maart 2018 en over de maand januari 2019 telkens een bedrag van € 500,00 aan rente via de bank is betaald.Gelet op de looptijd van de lening is het volgens het OM aannemelijk dat de resterende negen termijnen (over de maanden april 2018 tot en met december 2018) contant zijn betaald. Gelet hierop is in de kasopstelling uitgegaan van een bedrag van € 4.500,00.
Verdachte heeft tijdens de zitting van 21 mei 2024 verklaard dat hij de rente op deze lening alleen via de bank heeft betaald. Naar het oordeel van de rechtbank is deze enkele stelling, zonder enige nadere onderbouwing, geen concrete en verifieerbare verklaring, nu deze niet strookt met de verklaring van [naam 2] en nu uit onderzoek is gebleken dat de overige termijnen wel aantoonbaar via de bank zijn gegaan.
Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om deze post in de kasopstelling aan te passen.
- € 15.000,00 aan terugbetaling van de lening van [naam 10] .
Verdachte heeft op 24 augustus 2020 tegenover de politie verklaard dat van de lening van
€ 50.000,00 nog een bedrag van zo’n € 30.000,00 á 35.000,00 openstaat.
Tijdens de zitting van 21 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat hij op de lening van zijn schoonvader [naam 10] niets heeft afbetaald en dat hij in zijn eerdere verklaring een andere lening bedoelde, waarop hij wel € 15.000,00 contant heeft afgelost.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee aannemelijk geworden dat verdachte in ieder geval een bedrag van € 15.000,00 contant op een lening heeft afgelost. Of dit nu de lening van [naam 10] of een andere lening is, is niet relevant voor de berekening van de contante uitgaven. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om deze post in de kasopstelling aan te passen.
- € 45.500,00 aan terugbetaling op de lening van [naam 10] / [naam 11]
Uit het politieonderzoek is gebleken dat van de bankrekening van [naam 10] meerdere geldbedragen van in totaal € 11.500,00 op de gezamenlijke rekening van verdachte en zijn toenmalige partner [naam 1] zijn overgeboekt, en dat er van de bankrekening van [naam 10] meerdere geldbedragen van in totaal € 20.000,00 op de rekening van
[naam 1] zijn overgeboekt. Daarnaast is gebleken dat van de bankrekening van [naam 11] (de partner van [naam 10] ) meerdere geldbedragen van in totaal € 14.000,00 op de rekening van verdachte zijn overgeboekt.
[naam 10] heeft op 22 januari 2021 tegenover de politie verklaard dat hij geld aan verdachte heeft uitgeleend, dat hij dacht dat dit een bedrag van € 14.000,00 was en dat de lening contant door verdachte is afgelost.
Tijdens de zitting van 21 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat hij op de lening van [naam 10] [naam 1] een deel van € 20.000,00 contant heeft terugbetaald. Deze verklaring is door het Openbaar Ministerie geverifieerd en in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [verbalisant] op 18 juli 2024 vermeld dat hij getuige [naam 10] op 21 dan wel 29 januari 2021 heeft voorgehouden dat er meerdere bedragen vanaf zijn rekening en vanaf de rekening van zijn partner [naam 11] zijn overgeboekt en dat [naam 1] daarop heeft verklaard dat de bedragen in totaliteit door verdachte contant zijn afgelost. Verder heeft verbalisant [verbalisant] vermeld dat verdachte tijdens zijn verhoor op 21 juli 2021 bij de politie heeft verklaard dat hij [naam 10] in december 2018 contant heeft terugbetaald.
Nu [naam 10] en zijn partner [naam 11] verschillende geldbedragen aan verdachte en zijn partner [naam 1] hebben uitgeleend, in het dossier een onderliggend proces-verbaal ontbreekt waaruit blijkt welke exacte geldbedragen aan [naam 10] tijdens zijn verhoor zijn voorgehouden en [naam 10] niet specifiek heeft verklaard over welk bedrag door verdachte aan hem dan wel zijn partner is terugbetaald, blijft er naar het oordeel van de rechtbank onduidelijkheid bestaan over welk geldbedrag precies door verdachte contant is afgelost. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat de verklaring van verdachte dat hij slechts € 20.000,00 op de lening heeft afbetaald juist is.
De rechtbank zal daarom in het voordeel van verdachte deze post met een bedrag van
€ 25.500,00 (€ 45.500 - € 20.000,00) verminderen.
- € 1.000,00 aan terugbetaling op de lening van [naam 12] .
Dit bedrag wordt door verdachte niet bestreden.
Conclusie ten aanzien van de post leningen:
De rechtbank zal de contante uitgaven voor de post leningen met een bedrag van € 25.500,00 verminderen. De rechtbank neemt de overige onder deze post opgenomen bedragen over. De rechtbank ziet in het verweer van de verdediging geen aanleiding om dit bedrag verder te verminderen.
Reizen
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 22.845,00 voor de contante betaling van diverse reizen.
Tijdens de zitting van 21 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat de onder 8 genoemde reis naar Ibiza door de heer [naam 13] is betaald en dat de onder 11 genoemde reis naar Bonaire ten bedrage van € 6.175,00 door zijn schoonvader [naam 10] is betaald.
Het Openbaar Ministerie heeft hier nader onderzoek naar gedaan. [naam 13] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat hij niets van deze reis heeft betaald.De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen en zal de contante uitgave voor deze reis daarom niet aanpassen.
[naam 10] heeft als getuige tegenover de politie verklaard dat hij de reis naar Bonaire heeft betaald. De rechtbank zal de post reizen als gevolg hiervan met een bedrag van € 6.175,00 verminderen.
Onroerend goed
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 34.413,00 aan contante uitgaven voor onroerend goed, te weten de [adres 6] .
Verdachte heeft ter zitting van 21 mei 2024 verklaard dat er in het taxatierapport ten onrechte van wordt uitgegaan dat het pand voor een bedrag van € 117.500 aan verbeteringen heeft gekregen. Ook het bedrag van € 34.413,00 dat hij contant in de woning zou hebben geïnvesteerd klopt niet, aangezien hij alle werkzaamheden zelf (met hulp) heeft uitgevoerd.
Dit verweer slaagt niet. Er zijn geen concrete aanknopingspunten geboden dat het in het taxatierapport genoemde bedrag van € 117.500,00 aan gedane verbeteringen aan de woning onjuist is. Verder is gebleken dat er via de bank een totaalbedrag van € 23.674,00 is betaald dat aan de verbouw van de woning te relateren is. Van het resterende bedrag van € 93.826,00 heeft het Openbaar Ministerie een bedrag van € 25.000,00 afgetrokken dat verdachte contant had ontvangen voor de verkoop van de inboedel van de [adres 5] .
Op het vervolgens resterende bedrag van € 68.826,00 heeft het Openbaar Ministerie een bedrag van 50% in mindering gebracht, omdat zij er vanuit is gegaan dat 50% van de kosten naar arbeid is gegaan. Gelet hierop is in de berekening, anders dan verdachte stelt, wel degelijk rekening gehouden met het feit dat verdachte de werkzaamheden aan de woning zelf heeft uitgevoerd.
Nu verdachte ter zitting van 21 mei 2024 aannemelijk heeft gemaakt dat de contante betaling voor de verkoop van de inboedel van de [adres 5] € 27.000,00 bedroeg in plaats van € 25.000,00, zal de rechtbank dit bedrag ook hier hanteren.
De berekening luidt dan als volgt. Van het bedrag van € 93.826,00 wordt een bedrag van
€ 27.000,00 afgetrokken. Van het resterende bedrag van € 66.826,00 wordt 50% in mindering gebracht. Het resterende bedrag van € 33.413,00 heeft verdachte contant aan de woning betaald.
Gelet hierop zal de rechtbank de post ‘onroerend goed’ met een bedrag van € 1.000,00
(€ 34.413,00 - € 33.413,00) verminderen.
Overige
In de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 83.611,00.Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
- Moneytransfers ten bedrage van € 20.976,00;
- Aankoop sieraden ten bedrage van € 250,00;
- Aankoop elektronica ten bedrage van € 1.978,00;
- Aankoop kleding ten bedrage van € 6.467,00;
- Aankoop meubels ten bedrage van € 23.430,00;
- Kosten wonen ten bedrage van € 190,00;
- Uitgaven woning ten bedrage van € 25.727,00;
- Overig ten bedrage van € 4.593,00.
Ten aanzien van de posten ‘money transfers’, ‘sieraden’, ‘elektronica’, ‘meubels’ en ‘wonen’ is geen verweer gevoerd. De rechtbank neemt deze bedragen over.
Kleding:
Ten aanzien van de post ‘kleding’ heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte dit bedrag niet heeft betaald omdat het namaakkleding betreft die verdachte in Turkije heeft gekocht en dat de politie hier geen onderzoek naar heeft verricht.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het Openbaar Ministerie heeft in de berekening (in het voordeel van verdachte) alleen rekening gehouden met de kleding waarvan een (contant)bon is aangetroffen of waar op de verpakking de prijs vermeld stond.
Er bestaat geen aanleiding om deze post aan te passen.
Woning:
De officier van justitie heeft zich ter zitting van 21 mei 2024 op het standpunt gesteld dat deze post kan komen te vervallen, omdat deze uitgave al onder de waardevermeerdering van de woning valt. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de contante uitgaven met een bedrag van € 25.727,00 te verlagen.
Overig
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de standplaats in Raalte niet door verdachte is betaald.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de standplaats in Raalte heeft betaald, maar dat hij het geld hiervoor heeft gekregen van zijn oom en tantes.
Nu verdachte geen namen van deze oom of tantes heeft genoemd en dit niet nader heeft geconcretiseerd, is dit naar het oordeel van de rechtbank geen concrete en verifieerbare verklaring waar het OM nader onderzoek naar moest doen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding om het bedrag van € 1.869,00 in de kasopstelling aan te passen.
Nu ten aanzien van de overige onder deze post opgevoerde posten geen verweer gevoerd is, neemt de rechtbank het bedrag van € 4.593,00 uit de kasopstelling over.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in totaal een bedrag van € 501.479,00 heeft uitgegeven:
Originele bedrag uitgaven uit de kasopstelling
€
574.216,00
-
Voertuigen
€
14.335,00
-
Leningen
€
25.500,00
-
Reizen
€
6.175,00
-
Onroerend goed
€
1.000,00
-
Overige (woning)
€
25.727,00
=
uitgaven
€
501.479,00