ECLI:NL:RBOVE:2025:7561

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
08.238088-25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders na winkeldiefstal

Op 24 december 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 52-jarige man die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte heeft op 15 augustus 2025 in Zwolle meerdere blikken Red Bull weggenomen bij een Albert Heijn, met de intentie om deze wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de openbare terechtzitting op 18 december 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte heeft het feit bekend, en er is geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekentenis van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte, vastgesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit, dat valt onder artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Gezien de recidive van de verdachte, die een zeer actieve veelpleger is, heeft de rechtbank besloten om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die geen huisvesting heeft en eerder hulp heeft gemeden.

Daarnaast heeft Albert Heijn zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en een vordering ingediend voor materiële schade. De rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.238088-25 (P)
Datum vonnis: 24 december 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
verblijvende in de PI [plaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 december 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig weergegeven, op neer dat verdachte zich op
15 augustus 2025 in Zwolle schuldig heeft gemaakt aan een winkeldiefstal bij Albert Heijn .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2025 te Zwolle, een of meerdere blikken Red Bull , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door verdachte of zijn raadsvrouw is geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal - overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering - met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek op de zitting van 18 december 2025;
het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens Albert Heijn van 19 augustus 2025, pagina’s 7 en 8.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 15 augustus 2025 te Zwolle meerdere blikken Red Bull , die aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte de maatregel wordt opgelegd van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen, maar een andere straf. Verdachte wenst graag hulp te krijgen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Winkeldiefstallen veroorzaken niet alleen hinder en (financiële) schade voor de betrokken winkeliers, maar brengen ook onrust mee voor het winkelend publiek.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 18 november 2025. Hieruit volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten, in het bijzonder winkeldiefstallen. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 1 december 2025 en op wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
Verdachte is een zeer actieve veelpleger. Hij heeft geen huisvesting, mijdt zorg en wil niet met de reclassering in gesprek gaan. Eerder reclasseringstoezicht is negatief voortijdig beëindigd. Hoewel verdachte op de zitting heeft verklaard wel hulp te willen krijgen, is hier op eerdere momenten geenszins van gebleken. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, net als het risico op onttrekken aan voorwaarden. De reclassering vindt dat de problematiek van verdachte maakt dat hij hulp, begeleiding en behandeling nodig heeft en dat oplegging van de ISD-maatregel daarom aangewezen is.
ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan
15 augustus 2025 (de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit) meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals vermeld in het hiervoor genoemde reclasseringsrapport, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Eerdere straffen die aan verdachte zijn opgelegd hebben hem er niet toe bewogen zijn criminele gedrag te beëindigen.
Verdachte is een zeer actieve veelpleger zoals bedoeld in de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie. Tegen verdachte zijn over een periode van vijf jaar processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste een in de laatste twaalf maanden, teruggerekend vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. De vordering tot oplegging van de ISD-maatregel is in lijn met de richtlijn.
Gelet op het strafblad van verdachte en de inhoud van het reclasseringsrapport eist de veiligheid van personen en goederen naar het oordeel van de rechtbank dat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. De rechtbank zal deze maatregel dan ook aan hem opleggen, zodat de maatschappij tegen verdachte kan worden beschermd en kan worden gewerkt aan gedragsverandering bij verdachte zodat recidive kan worden voorkomen en het tij hopelijk kan worden gekeerd.
De rechtbank bepaalt de duur van de ISD-maatregel op twee jaren. De rechtbank is, gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, de binnen het kader van de maatregel te doorlopen stappen en het gegeven dat verdachte in het verleden alle hulp heeft gemeden, van oordeel dat een duur van twee jaren noodzakelijk is. Gelet op het doel van de maatregel en de persoon van verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding het voorarrest in mindering te brengen op de duur van de maatregel. Ook acht de rechtbank het gelet hierop niet aangewezen om op voorhand een tussentijdse toetsing te bepalen. Desgewenst kan verdachte gedurende de ISD-maatregel zelf om een tussentijdse toetsing verzoeken.

7.De vordering van de benadeelde partij

De vordering
Albert Heijn 1419 heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. Albert Heijn vordert verdachte te veroordelen tot betaling van € 32,11, bestaande uit materiële schade,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Ook is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie acht deze vordering toewijsbaar. De verdediging heeft betoogd dat de juiste machtiging ontbreekt en dat niet naar de verkoopprijs van de blikjes Red Bull moet worden gekeken, maar naar de inkoopprijs.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de verdediging niet heeft onderbouwd welk gebrek aan welke machtiging wordt bedoeld. Een volmacht als bedoeld in artikel 51c lid 3 Sv is niet vereist indien de benadeelde partij een rechtspersoon is en het voegingsformulier is ondertekend door een persoon die optreedt namens de rechtspersoon (HR 16 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3043) Uit het dossier blijkt voldoende dat [aangever] kennelijk bevoegd is namens Albert Heijn 1419 de vordering in te dienen. De interne vertegenwoordigingsregeling van de rechtspersoon strekt ter bescherming van de belangen van de rechtspersoon zelf en niet die van verdachte.
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Zo ontbreekt bijvoorbeeld een kassabon of een ander bewijs van de waarde van de gestolen blikjes. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij de vordering alsnog nader te onderbouwen, vormt een onevenredige belasting van dit strafproces. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9.
De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige
dadersvoor de duur van
2(
twee) jaren.
de vordering van de benadeelde partij
- bepaalt dat de
benadeelde partij Albert Heijn 1419in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen, die ten aanzien van de vordering zijn gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, met registratienummer PL0600-2025397143 van 10 september 2025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.