ECLI:NL:RBOVE:2025:694

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
10671285 \ CV EXPL 23-3185
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake betaling achterstallige huurpenningen door DTZ aan Febo Productie

In deze hersteluitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 4 februari 2025, wordt een kennelijke fout gecorrigeerd die zich voordeed in het eindvonnis van 5 november 2024. De kantonrechter, mr. M.A.M. Essed, oordeelt dat in het eindvonnis de veroordeling tot betaling van een bedrag van € 180.225,87 door DRIVE-THRU ZWOLLE B.V. (DTZ) aan FEBO PRODUCTIE B.V. niet was opgenomen, terwijl dit bedrag wel was toegewezen in een eerder tussenvonnis van 9 juli 2024. Het verzoek tot verbetering werd ingediend door mr. K. Aupers namens de eisende partijen, FEBO BEHEER B.V. en FEBO PRODUCTIE B.V., die samen als Febo c.s. worden aangeduid. DTZ, vertegenwoordigd door mr. B.J.P. Middelkamp, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De kantonrechter concludeert dat de omissie in het eindvonnis een kennelijke fout betreft die eenvoudig kan worden hersteld. In de uitspraak wordt het dictum van het eindvonnis aangepast om de veroordeling tot betaling van het bedrag van € 180.225,87 aan Febo Productie op te nemen, evenals de bijbehorende rente. De rechter wijst ook op de noodzaak voor beide partijen om de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis te retourneren aan de griffie. Deze hersteluitspraak is openbaar uitgesproken op 4 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10671285 \ CV EXPL 23-3185
Herstelvonnis van 4 februari 2025
in de zaak van

1.FEBO BEHEER B.V.,

te Amsterdam,
2.
FEBO PRODUCTIE B.V.,
te Amsterdam,
eisende partijen in conventie, verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: Febo c.s., en afzonderlijk te noemen: Febo Beheer en Febo Productie,
gemachtigden: mrs. K. Aupers en R.G. Meester,
tegen
DRIVE-THRU ZWOLLE B.V.,
te Zwolle,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: DTZ,
gemachtigde: mrs. B.J.P. Middelkamp en H. Knotter.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij e-mail van 2 december 2024 heeft mr. K. Aupers namens Febo c.s. de kantonrechter verzocht om verbetering van het op 5 november 2024 in deze zaak gewezen vonnis. Volgens mr. Aupers zijn in het tussenvonnis van 9 juli 2024 in rechtsoverweging 5.39. de vorderingen van Febo c.s. op DTZ toegewezen voor een bedrag van € 180.225,87, en is dit niet in het eindvonnis (in het dictum) opgenomen. Dat is abusievelijk gebeurd, aldus mr. Aupers, en daarom wordt verzocht dit bij vonnis te herstellen.
1.2.
De kantonrechter heeft DTZ bij e-mail van 2 december 2024 in de gelegenheid gesteld zich op dit verzoek van Febo c.s. uit te laten. Bij e-mail van 13 december 2024 heeft mr. B.J.P. Middelkamp namens DTZ bericht dat DTZ zich, voor wat betreft het verzoek van Febo c.s., refereert aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter is van oordeel dat het vonnis van 5 november 2024 een kennelijke fout bevat die zich voor eenvoudig herstel leent. In rechtsoverweging (hierna: “rov.”) 5.39. van het tussenvonnis van 9 juli 2024 heeft de kantonrechter een opsomming gegeven van de bedragen waarover in de daaraan voorafgaande rov. 5.33., 5.35., 5.37 en 5.38. is overwogen dat Febo Productie recht heeft op betaling daarvan. Dat betreft een totaalbedrag van € 180.225,87, zoals in rov. 5.39. ook met zoveel woorden is overwogen. Bij dat bedrag zat nog niet inbegrepen het bedrag dat vanwege de achterstallige huurpenningen zou worden toegewezen (rov. 5.27. van het tussenvonnis). In het tussenvonnis is ter zake het bedrag van € 180.225,87 geen veroordeling uitgesproken maar zijn (afgezien van dat partijen de gelegenheid kregen om akten te nemen) in het dictum alle beslissingen aangehouden tot aan het eindvonnis. In het eindvonnis van 5 november 2024 is in het dictum vervolgens de veroordeling tot betaling van de achterstallige huurpenningen uitgesproken (rov. 3.4.), maar ontbreekt een veroordeling van DTZ tot betaling van het bedrag van € 180.225,87. Dit is een kennelijke fout, en die leent zich voor eenvoudig herstel, namelijk als volgt. De kantonrechter zal rov. 2.8., waarin samenvattend wordt overwogen wat het lot is van de vorderingen in conventie en reconventie, aanvullen met de vermelding dat het bedrag van € 180.225,87 aan Febo Productie zal worden toegewezen, met beslissingen over de rente als zijn gegeven in rov. 5.41. van het tussenvonnis. Vervolgens zal ook aan het dictum een veroordeling met die strekking worden toegevoegd.

3.De beslissing

3.1.
bepaalt dat rov. 2.8. van het op 5 november 2024 tussen partijen gewezen vonnis, dat luidt:
“2.8. De conclusie is dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. De vorderingen in conventie zullen worden toegewezen zoals in rov. 2.3. en 2.6. is overwogen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat het bedrag aan achterstallige huursommen vanaf 1 september 2023 tot aan heden wordt becijferd op het in het Tussenvonnis (rov. 5.27.) vermelde bedrag van € 58.967,86, vermeerderd met de na het Tussenvonnis vervallen huur over vier maanden van (4 x € 8.423,98 =) € 33.695,92, dus in totaal € 92.663,78. Over die termijnen is DTZ wettelijke rente verschuldigd, zoals Febo c.s. heeft gevorderd en in het dictum zal worden beschreven.”
wordt gewijzigd in:
“2.8. De conclusie is dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. De vorderingen in conventie zullen worden toegewezen zoals in rov. 2.3. en 2.6. is overwogen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat het bedrag aan achterstallige huursommen vanaf 1 september 2023 tot aan heden wordt becijferd op het in het Tussenvonnis (rov. 5.27.) vermelde bedrag van € 58.967,86, vermeerderd met de na het Tussenvonnis vervallen huur over vier maanden van (4 x € 8.423,98 =) € 33.695,92, dus in totaal € 92.663,78. Over die termijnen is DTZ wettelijke rente verschuldigd, zoals Febo c.s. heeft gevorderd en in het dictum zal worden beschreven. Verder wordt ten gunste van Febo Productie een bedrag van € 180.225,87 toegewezen, zoals overwogen in het Tussenvonnis (rov. 5.39.). Zoals overwogen in rov. 5.41. van het Tussenvonnis wordt de contractuele rente van 1% per maand toegewezen over een gedeelte van € 90.550,75, en wordt de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW toegewezen over het resterende bedrag van € 89.675,12, beiden vanaf de datum van de dagvaarding.”
3.2.
bepaalt dat vóór rov. 3.7. van het op 5 november 2024 tussen partijen gewezen vonnis, de volgende overweging wordt toegevoegd:
“3.7. veroordeelt DTZ om aan Febo Productie te betalen een bedrag van € 180.225,87, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand over een bedrag van € 90.550,75, en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over een bedrag van € 89.675,12, in beide gevallen vanaf 26 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling;”
3.3.
bepaalt dat de rov. 3.7. tot en met 3.10. van het op 5 november 2024 tussen partijen gewezen vonnis vernummeren naar 3.8. tot en met 3.11.;
3.4.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 4 februari 2025 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 5 november 2024;
3.5.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 5 november 2024 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van het team kanton en handelsrecht van deze rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025.