ECLI:NL:RBOVE:2024:6378

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
10671285 \ CV EXPL 23-3185
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van franchise- en huurovereenkomst tussen franchisegever en franchise nemer met betrekking tot onbetaalde huursommen en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen FEBO BEHEER B.V. en FEBO PRODUCTIE B.V. (hierna: Febo c.s.) en DRIVE-THRU ZWOLLE B.V. (hierna: DTZ). Febo c.s. heeft in conventie vorderingen ingesteld tegen DTZ, die onder andere betrekking hebben op de ontbinding van de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst, alsook op betaling van achterstallige huursommen. De kantonrechter heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat DTZ toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de franchiseovereenkomst, en heeft de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst ontbonden. Tevens is DTZ veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 92.663,78 aan achterstallige huursommen, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter heeft de vorderingen van DTZ in reconventie afgewezen, omdat DTZ geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van Febo c.s. De proceskosten zijn voor rekening van DTZ gesteld, die in totaal € 5.432,83 bedragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10671285 \ CV EXPL 23-3185
Vonnis van 5 november 2024
in de zaak van

1.FEBO BEHEER B.V.,

te Amsterdam,
2.
FEBO PRODUCTIE B.V.,
te Amsterdam,
eisende partijen in conventie, verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: Febo c.s., en afzonderlijk te noemen: Febo Beheer en Febo Productie,
gemachtigden: mrs. K. Aupers en R.G. Meester,
tegen
DRIVE-THRU ZWOLLE B.V.,
te Zwolle,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: DTZ,
gemachtigde: mrs. B.J.P. Middelkamp en H. Knotter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 juli 2024;
- de akte van DTZ;
- de akte van Febo c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 9 juli 2024 (hierna: het
Tussenvonnis).
2.2.
In het Tussenvonnis is onder meer het volgende overwogen. Voor wat betreft de vorderingen van DTZ in
reconventie, heeft de kantonrechter geconcludeerd dat DTZ niet heeft gedwaald bij het aangaan van de franchiseovereenkomst, dat Febo c.s. daarnaast niet onrechtmatig heeft gehandeld, en Febo c.s. evenmin is tekortgeschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomst. DTZ heeft dus geen bedragen onverschuldigd aan Febo c.s. betaald, Febo c.s. is ook niet ongerechtvaardigd verrijkt en DTZ heeft ten slotte geen recht op een schadevergoeding. Op grond daarvan heeft de kantonrechter overwogen dat de reconventionele vorderingen van DTZ integraal zullen worden afgewezen (zie Tussenvonnis, rechtsoverweging (“rov.”) 5.20.).
2.3.
Voor wat betreft de vorderingen van Febo c.s. in
conventie, heeft de kantonrechter (samengevat) onder meer het volgende overwogen:
  • de vordering van Febo c.s. om voor recht te verklaren dat DTZ toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de franchiseovereenkomst is toewijsbaar. (Tussenvonnis, rov. 5.22.)
  • de vordering tot ontbinding van de franchiseovereenkomst is toewijsbaar. (Tussenvonnis, rov. 5.22.)
  • de vordering tot vergoeding van schade, bestaande uit gemiste omzet aan snackproducten en gemiste franchise fee, wordt afgewezen. (Tussenvonnis, rov. 5.24.)
  • de vordering tot betaling van achterstallige huursommen zal – ten gunste van Febo Beheer – worden toegewezen voor de huurtermijnen vanaf 1 september 2023 en voor het overige worden afgewezen. (Tussenvonnis, rov. 5.27.)
  • de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst is toewijsbaar. (Tussenvonnis, rov. 5.28.)
2.4.
Voor wat betreft de gevolgen van de ontbinding van de huurovereenkomst, en dan specifiek de gevorderde ontruiming van het gehuurde en de betaling van een gebruiksvergoeding voor de periode waarin de ontruiming nog niet is gerealiseerd, heeft de kantonrechter overwogen dat het inhoudelijke debat daarover nog niet voldoende was gevoerd. De kantonrechter heeft DTZ daarom in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen om daarin (alleen) in te gaan op de desbetreffende vorderingen van Febo c.s. onder V. en VI. De kantonrechter heeft tevens bepaald dat Febo c.s. daar bij antwoordakte op mag reageren. (Tussenvonnis, rov. 5.30.)
2.5.
DTZ heeft vervolgens de mogelijkheid benut om een akte te nemen. Zij heeft daarin gesteld dat gelet op de inhoudelijke beslissingen uit het Tussenvonnis, en de sommatie die Febo c.s. daarna aan haar hebben gedaan, haar niets anders rest dan het staken van de exploitatie van haar restaurant uit de vestiging waarover deze procedure gaat. DTZ geeft aan bij die stand van zaken “geen (aanvullend) juridisch inhoudelijk verweer” te hebben tegen de gevorderde ontruiming. Ook tegen de vordering van Febo c.s. ter zake de gebruiksvergoeding stelt DTZ geen (aanvullend) juridisch inhoudelijk verweer te hebben.
2.6.
Gelet op de omstandigheid dat DTZ geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen V. en VI. Van Febo c.s., zal de kantonrechter deze toewijzen.
2.7.
De stellingen van Febo c.s. uit haar antwoordakte hoeven bij die stand van zaken niet te worden besproken. Ofwel omdat zij niet relevant zijn, gelet op de toewijzing van de vorderingen van Febo c.s., zoals hiervóór onder 2.6. overwogen. Dan wel omdat Febo c.s. door niet zozeer te reageren op de akte van DTZ, maar op andere onderwerpen in te gaan, [1] is getreden buiten de ruimte die de kantonrechter haar heeft geboden om zich nog nader uit te laten; in het Tussenvonnis, rov. 5.30. is immers overwogen dat Febo c.s. enkel mocht
reagerenop de akte van DTZ. De kantonrechter merkt verder op dat evenzeer onbesproken blijft de stelling van Febo c.s. dat zij voorstaat om de ontruiming op een kortere termijn toe te wijzen dan volgt uit haar vordering V., aangezien zij haar eis niet dienovereenkomstig heeft gewijzigd, althans, voor zover dat in haar stellingen moet worden ingelezen, die eiswijziging zó impliciet is, en in een dusdanig laat stadium van de procedure plaatsvindt, dat de eisen van de goede procesorde eraan in de weg staan om daar rekening mee te houden.
Slotsom
2.8.
De conclusie is dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. De vorderingen in conventie zullen worden toegewezen zoals in rov. 2.3. en 2.6. is overwogen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat het bedrag aan achterstallige huursommen vanaf 1 september 2023 tot aan heden wordt becijferd op het in het Tussenvonnis (rov. 5.27.) vermelde bedrag van € 58.967,86, vermeerderd met de na het Tussenvonnis vervallen huur over vier maanden van (4 x € 8.423,98 =) € 33.695,92, dus in totaal € 92.663,78. Over die termijnen is DTZ wettelijke rente verschuldigd, zoals Febo c.s. heeft gevorderd en in het dictum zal worden beschreven.
2.9.
De kantonrechter zal DTZ, als de partij die zowel in conventie als in reconventie overwegend ongelijk heeft gekregen, in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordelen. De proceskosten van Febo c.s. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,33
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
3.804,50
(3,5 punten × € 1.087,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.432,83

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat DTZ toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomst;
3.2.
ontbindt de franchiseovereenkomst;
3.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Febo Beheer en DTZ met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres 1] en [adres 2] ;
3.4.
veroordeelt DTZ om aan Febo Beheer te betalen een bedrag van € 92.663,78 aan achterstallige huursommen, ter vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de datum van verschuldigdheid van de huurtermijnen tot aan de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt DTZ om de onder 3.3. bedoelde bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Febo Beheer te stellen;
3.6.
veroordeelt DTZ om aan Febo Beheer te betalen een gebruiksvergoeding ter hoogte van de huurprijs als verschuldigd per maand of gedeelte van de maand, vanaf het verstrijken van de termijn als genoemd onder 3.5., zolang de ontruiming als bedoeld onder 3.5. nog niet is gerealiseerd;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.8.
wijst de vorderingen van DTZ af;
in conventie en in reconventie
3.9.
veroordeelt DTZ in de proceskosten van € 5.432,83, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als DTZ niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken door mr. D.N.R. Wegerif op 5 november 2024.

Voetnoten

1.De stellingen van Febo c.s. bij haar antwoordakte gaan onder meer over: de facturen die DTZ onbetaald zou hebben gelaten (antwoordakte, randnr. 2), de huurachterstand van DTZ (antwoordakte, randnr. 3), de gevolgen van het staken van de exploitatie door DTZ (antwoordakte, randnr. 7), een verzoek om de ontruiming op kortere termijn toe te wijzen doch zonder een daaraan gekoppelde eiswijziging (antwoordakte, randnr. 8), de stelling dat DTZ geen aanspraak kan maken op een goodwillvergoeding (antwoordakte, randnr. 12), en tegemoetkomingen die Febo c.s. bij ontruiming aan DTZ zou kunnen doen (antwoordakte, randnr. 14).