ECLI:NL:RBOVE:2025:6630

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
11728342 \ CV EXPL 25-1776
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurder voor vorderingen van Auto Financier

In deze zaak vordert Auto Financier B.V. betaling van een aantal vorderingen die aan haar zijn gecedeerd, evenals provisiebedragen. De gecedeerde vorderingen zijn aanbetalingen van klanten van Fleasing B.V. Zowel gedaagde Fleasing als de bestuurder erkennen de verplichting om deze bedragen te betalen. De zaak draait om de hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurder van Fleasing. De kantonrechter oordeelt dat de bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden, omdat hij de ontvangen gelden niet voor de juiste doeleinden heeft gebruikt en de vennootschap haar verplichtingen niet nakwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuurder niet heeft gereageerd op de conclusie van repliek, waardoor zijn aansprakelijkheid vaststaat. De kantonrechter wijst de vorderingen van Auto Financier toe, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De proceskosten worden ook toegewezen aan Auto Financier, die in het gelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 11 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11728342 \ CV EXPL 25-1776
Vonnis van 11 november 2025
in de zaak van
AUTO FINANCIER B.V.,
te Enschede,
eisende partij,
hierna te noemen: Auto Financier,
gemachtigde: BasicLegal,
tegen

1.FLEASING B.V.,

te Zwolle,
verschenen bij de heer [bestuurder], middellijk bestuurder van Fleasing B.V.
2.
[gedaagde],
te [woonplaats],
procederend in persoon.
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Fleasing en [bestuurder],

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
De rechtbank heeft Fleasing en [bestuurder] per e-mail van 2 september 2025 in de gelegenheid gesteld te reageren op de conclusie van repliek. Dit e-mailbericht is verzonden naar het e-mailadres dat Fleasing en [bestuurder] zelf aan de rechtbank hebben doorgegeven en waarmee zij tot en met 10 juli 2025 ook met de rechtbank hebben gecorrespondeerd. Vervolgens zijn Fleasing en [bestuurder] ook nog per brief van 10 september 2025 in de gelegenheid gesteld te reageren op de conclusie van repliek. Deze brieven zijn verzonden naar de adressen zoals vermeld in de dagvaarding. De e-mailberichten van 2 september 2025 en de aan Fleasing verzonden brief van 10 september 2025 zijn niet afgeleverd of retour gekomen. Fleasing en [bestuurder] hebben niet meer op de conclusie van repliek gereageerd. Voor zover dat het gevolg is van het niet of niet tijdig ontvangen van stukken, overweegt de kantonrechter dat dit voor rekening van Fleasing en [bestuurder] komt, nu zij geen wijziging hebben doorgegeven van het (e-mail)adres waarop zij bereikbaar zijn.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Fleasing is een dienstverlener die zich bezighoudt met de operational lease van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
2.2.
Fleasing heeft met RSP Koerier en Multi Wijkzorg Holding B.V. een financieringsovereenkomst gesloten. Omdat de financieringsovereenkomsten niet zijn uitgevoerd, zijn er creditfacturen opgemaakt ter restitutie van de betaalde bedragen.
2.3.
RSP Koerier had een vordering op Fleasing uit hoofde van een creditfactuur ter hoogte van € 2.981,25. RSP Koerier heeft deze vordering verkocht en door middel van een akte van cessie geleverd op 7 mei 2025 aan Auto Financier.
2.4.
Multi Wijkzorg Holding B.V. had een vordering op Fleasing uit hoofde van een creditfactuur ter hoogte van € 6.073,50. Multi Wijkzorg Holding B.V. heeft deze vordering verkocht en door middel van een akte van cessie geleverd op 7 mei 2025 aan Auto Financier.
2.5.
Fleasing heeft met Auto Financier een overeenkomst gesloten en zich op grond daarvan verplicht om een provisie aan Auto Financier te betalen als er een financieringsovereenkomst tot stand kwam (hierna: de provisieovereenkomst).
2.6.
Op 10 april 2025 heeft Auto Financier drie facturen verzonden op grond van de provisieovereenkomst ter hoogte van in totaal € 2.678,33.

3.Het geschil

3.1.
Auto Financier vordert – samengevat – veroordeling van Fleasing en [bestuurder] tot betaling van € 12.499,99, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Fleasing en [bestuurder] voeren verweer. Fleasing en [bestuurder] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Auto Financier, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Auto Financier, met veroordeling van Auto Financier in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

Fleasing en [bestuurder] zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de aanbetalingen
4.1.
Auto Financier vordert betaling van de vorderingen die aan haar zijn gecedeerd op 7 mei 2025. [bestuurder] en Fleasing erkennen de verplichting om de aanbetalingen van de klanten van Fleasing terug te betalen aan Auto Financier.
4.2.
[bestuurder] is het er niet mee eens dat hij persoonlijk aansprakelijk wordt gehouden voor deze vorderingen. [bestuurder] stelt dat er geen wettelijke of contractuele gronden zijn om hem privé aansprakelijk te stellen voor de verplichtingen van Fleasing. Auto Financier stelt in de conclusie van repliek dat [bestuurder] wel aansprakelijk is voor de wanprestatie van Fleasing, omdat sprake is van onbehoorlijk bestuur door [bestuurder]. Daarvoor stelt Auto Financier dat op [bestuurder] als bestuurder van Fleasing een zorgplicht rustte waarbij verwacht mocht worden dat de aanbetalingen van de klanten van Fleasing bewaard zouden worden en alleen gebruikt zouden worden voor de specifieke transacties waarvoor deze bestemd waren. Auto Financier stelt dat Fleasing door handelen van [bestuurder] de ontvangen gelden naar eigen believen heeft gebruikt voor andere transacties. Hierop heeft [bestuurder] niet meer gereageerd, zodat dat vast komt te staan. Auto Financier heeft daarmee voldoende gesteld dat [bestuurder] heeft bewerkstelligd dat de vennootschap haar contractuele verplichtingen niet nakomt. De kantonrechter is van oordeel dat het handelen van [bestuurder] zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. [bestuurder] wist immers dat de door hem bewerkstelligde handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen. Het handelen van [bestuurder] – het gebruiken van gelden die gereserveerd waren voor de financieringsovereenkomsten met de klanten van Fleasing – wijst erop dat Fleasing evenmin verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Onder deze omstandigheden is [bestuurder] als bestuurder ook aansprakelijk. [1]
Fleasing en [bestuurder] zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het voldoen van de provisiebedragen
4.3.
Tegen dit deel van de vordering is door Fleasing geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter dit zal toewijzen.
4.4.
Voor zover [bestuurder] bedoelt dat hij ook voor de nakoming van deze verbintenissen niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden, gaat de kantonrechter aan dat verweer voorbij. Auto Financier stelt in de dagvaarding dat de financieringsovereenkomsten werden afgesloten zonder dat daar middelen voor waren. Dat is niet door [bestuurder] weersproken, zodat dat vast komt te staan. Auto Financier heeft daarmee voldoende gesteld dat [bestuurder] de verbintenissen namens de vennootschap is aangegaan, terwijl hij wist dat de rechtspersoon niet aan haar verplichtingen jegens Auto Financier zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Onder deze omstandigheden is [bestuurder] als bestuurder ook aansprakelijk.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.5.
Auto Financier vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Auto Financier heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Auto Financier heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is gelijk aan het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. Daarom zal een bedrag van € 892,33 worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.6.
Omdat de vorderingen niet op tijd zijn voldaan, moeten Fleasing en [bestuurder] ook de wettelijke handelsrente betalen. Hiertegen is geen afzonderlijk verweer gevoerd. De gevorderde wettelijke handelsrente zal dan ook worden toegewezen, zoals hierna vermeld.
De proceskosten
4.7.
Fleasing en [bestuurder] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Auto Financier worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
123,73
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.613,73
Hoofdelijke veroordeling
4.8.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Fleasing en [bestuurder] hoofdelijk om aan Auto Financier te betalen een bedrag van € 12.499,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 11.733,08, met ingang van 22 mei 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Fleasing en [bestuurder] om aan Auto Financier te betalen een bedrag van € 892,33 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt Fleasing en [bestuurder] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.613,73, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als Fleasing en/of [bestuurder] niet binnen genoemde termijn betalen en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op
11 november 2025.

Voetnoten

1.HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen) en HR 23 mei 2014, rechtsoverweging 3.3.5, ECLI:HR:2014:1204.