ECLI:NL:RBOVE:2025:6127

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
C/08/337367 / KG ZA 25-198
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over geluids- en wietoverlast tussen buren met vorderingen tot verbod en beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in Almelo, hebben eiser 1 en eiser 2, buren van gedaagde 2 en gedaagde 3, een kort geding aangespannen wegens overlast. Eiser 1 en eiser 2 ervaren hinder van geluids- en wietoverlast die door gedaagde 2 en gedaagde 3 wordt veroorzaakt. Ze vorderen een verbod voor gedaagde 2 en gedaagde 3 om deze overlast te veroorzaken en eisen dat gedaagde 1, de verhuurder, maatregelen neemt om de huurovereenkomst te beëindigen indien de overlast aanhoudt. De voorzieningenrechter heeft op 16 oktober 2025 alle vorderingen van eiser 1 en eiser 2 afgewezen. De rechter oordeelde dat de overlast niet zodanig ernstig en structureel was dat deze als onrechtmatig kon worden aangemerkt. De rechter benadrukte dat enige hinder van buren geduld moet worden en dat de stellingen van eiser 1 en eiser 2 niet voldoende waren onderbouwd. De rechter heeft ook opgemerkt dat de goede verstandhouding tussen de buren verstoord is, maar dat partijen er verstandig aan doen om rekening met elkaar te houden. Eiser 1 en eiser 2 zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van gedaagde 2, gedaagde 3 en gedaagde 1 betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/337367 / KG ZA 25-198
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1] en [eiser 2],
advocaat: mr. J.A. Beekers,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 3],
hierna te noemen [gedaagde 1],
verschenen in persoon,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 4],
hierna te noemen [gedaagde 2]
advocaat: mr. A. aan het Rot,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats 5],
hierna te noemen [gedaagde 3],
advocaat: mr. A. aan het Rot,
gedaagde sub 2 en 3 samen te noemen [gedaagde 2] en [gedaagde 3],
gedaagde partijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en de producties
- de producties van [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
- de mondelinge behandeling van 6 oktober 2025, ter gelegenheid waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser 1] en [eiser 2]
- de pleitnota van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en een tweetal bijlages.
1.2.
Tenslotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De kern van de zaak
Deze zaak betreft een burengeschil. [eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] anderzijds zijn buren en ervaren over en weer hinder van elkaar. Voor [eiser 1] en [eiser 2] is de maat vol. Zij vorderen in dit kort geding een verbod voor [gedaagde 2] en [gedaagde 3] om (geluids)overlast te veroorzaken en (wiet)rook te verspreiden. Ook vorderen zij een gebod aan [gedaagde 1], de verhuurder van de woning die [gedaagde 2] en [gedaagde 3] huren, om – indien een laatste formele sommatie de overlast niet doet beëindigen – alle (toegestane) maatregelen te treffen om de huurovereenkomst met [gedaagde 2] en [gedaagde 3] te beëindigen en de woning te ontruimen. Ook vorderen [eiser 1] en [eiser 2] een dwangsom van gedaagden per overtreding. De voorzieningenrechter wijst alle vorderingen af. Zij licht haar beslissing hieronder verder toe.

3.De feiten

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] anderzijds zijn (directe) buren van elkaar.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn eigenaren van de woning aan de [adres 1]. Zij wonen daar sinds november 2023 en hebben een dochtertje van zestien maanden. [eiser 1] is zwanger van de tweede.
3.3.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn sinds maart 2024 huurders van de woning aan de
[adres 2].
3.4.
[gedaagde 1] is eigenaar en verhuurder van de woning aan de [adres 2].
3.5.
Met ingang van april 2024 doen [eiser 1] en [eiser 2] meerdere keren melding, via Whatsapp, bij [gedaagde 2] en [gedaagde 3] van met name stankoverlast (in de vorm van wietluchten.
3.6.
Op 27 juli 2025 hebben [eiser 1] en [eiser 2] de verhuurmakelaar van [gedaagde 1], Bricks Twente, aangeschreven en geïnformeerd over de door hen ervaren overlast van [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] is een ‘blowverbod’ opgelegd.
3.7.
Op 28 juli 2025 hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] een verzoek tot buurtbemiddeling neergelegd bij Buurtbemiddeling Almelo. Tot bemiddeling is het niet gekomen.
3.8.
Op 31 juli 2025 mailt Bricks Twente aan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] het volgende:

(…)
Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud van hedenmorgen zijn wij samen met de eigenaar de heer [gedaagde 1] en de huurder [gedaagde 2] van de woning aan de [adres 2] het volgende overeengekomen:
De huurder de heer [gedaagde 2] heeft zonder overleg met de verhuurder de heer [gedaagde 1] een huisdier aangeschaft (een hond).
De heer [gedaagde 1] heeft aangegeven dit niet te kunnen accepteren in de huurovereenkomst staat duidelijk dat dit niet is toegestaan. De hond moet de woning verlaten.
Tevens zijn er klachten vanuit de overige buurtbewoners, dat er overmatig overlast is van de geur van softdrugs.
Ik heb de heer [gedaagde 2] hier op aangesproken en hij heeft toegegeven dat er in en om de woning wordt geblowd.
Dit is niet acceptabel en geeft veel overlast voor de andere buurtbewoners zowel binnenshuis als buitenshuis.
De heer [gedaagde 1] heeft aangegeven dat het gebruik van softdrugs per direct moet stoppen, gebruik van softdrugs in en om de woning is niet toegestaan.
Ook dit is duidelijk beschreven in de huurovereenkomst.

9.VERKORT AANGEDUIDE BELANGRIJKE REGELINGEN UIT DE ALGEMENE HUURVOORWAARDEN

Hieronder volgen verkort aangeduide belangrijke regelingen uit de Algemene
Huurvoorwaarden (AHV), die daarin nader zijn uitgewerkt. Bepalend is de betreffende tekst van de Algemene Huurvoorwaarden.
9.3
Het is niet toegestaan een of meer huisdieren te houden in het gehuurde zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder. Bij overtreding van dit verbod zijn
boetes verschuldigd (artikel 3.12 en 3.18 AHV).
9.1
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken en/of aanwezig te
hebben, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Bij overtreding van dit verbod zijn boetes verschuldigd (artikel 26 AHV).
Wij hebben bij de heer [gedaagde 2] aangegeven dat de hond de woning moet verlaten en dat het gebruik van softdrugs niet langer is toegestaan in en om de woning.
Kan hij niet aan deze voorwaarden voldoen, hij per direct op zoek moet naar een andere woning samen met zijn vriendin mevrouw [gedaagde 3].
De huurder de heer [gedaagde 2] heeft er mee ingestemd om per direct uit te kijken naar een andere (huur) woning.
Wij geven de heer [gedaagde 2] en mevrouw [gedaagde 3] de ruimte om een andere woning te vinden met een tijdslimiet van 4 maanden
in gaande per 1-8-2025.”.
3.9.
Op 5 augustus 2025 hebben [eiser 1] en [eiser 2] Brocks Twente wederom aangeschreven over de door hen ervaren overlast.
3.10.
Op 6 augustus 2025 heeft [gedaagde 1] de woning geïnspecteerd en met [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gesproken. Bij e-mail van 6 augustus 2025 mailt [gedaagde 1] aan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onder meer het volgende:

(…)
Bedankt voor het prettige gesprek vanochtend.
Zoals besproken hoeft de hond het appartement niet te verlaten en hoeven jullie niet per
se op zoek naar een ander appartement/woonruimte.
Daarentegen is het nog steeds niet toegestaan om te blowen. Ik wil namelijk, zoals
aangegeven, geen klachten meer hebben van de buren over stankoverlast.
(…)
Als laatste hebben we gesproken over eventuele interesse in het kopen van het
appartement. Ik zal zorgen dat er een prijsindicatie voor het appartement komt.
Hierdoor kunnen jullie rustig uitzoeken of het interessant is voor jullie om het te kopen.
Ik hoop dat jullie met een gerust gevoel de toekomst in kunnen en dat de strijdbijl met de
buren begraven wordt, zodat iedereen er prettig kan wonen.
(…).”.
3.11.
Op 7 augustus 2025 hebben [eiser 1] en [eiser 2] een melding gedaan bij de politie over de door hen ervaren aanhoudende overlast door [gedaagde 2] en [gedaagde 3].
3.12.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben ook een melding gedaan bij de gemeente en haar verzocht om onderzoek te doen naar de situatie en handhavend op te treden.
3.13.
Bij dagvaarding van 26 augustus 2025 hebben [eiser 1] en [eiser 2] dit kort geding ingeleid.

4.De vorderingen en de standpunten van partijen

4.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] verbiedt om in of vanuit de woning aan de [adres 2], of in de directe omgeving daarvan, gedragingen te verrichten die onrechtmatige hinder veroorzaken aan [eiser 1] en [eiser 2], waaronder in ieder geval, maar niet uitsluitend:
o het veroorzaken van (geluids )
o overlast;
o het verspreiden van (wiet)rook, stank of andere geurhinder;
o het toelaten van derden die dergelijke overlast veroorzaken, zulks op straffe van
een dwangsom van € 250,— per overtreding, dan wel een door de rechtbank in
goede justitie te bepalen bedrag, tot een maximum van € 25.000,—
II. [gedaagde 1] beveelt om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis:
a. schriftelijk en aantoonbaar aan gedaagde sub 2 en 3 een laatste, formele sommatie te doen toekomen tot beëindiging van alle overlast, met een redelijke termijn; en
b. indien de overlast voortduurt na afloop van die termijn, onverwijld alle in rechte toegestane maatregelen te treffen om de huurovereenkomst met [gedaagde 2] en [gedaagde 3] te beëindigen en tot ontruiming van het gehuurde over te gaan, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat [gedaagde 1] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,-;
III. Subsidiair een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorziening te treffen die er toe leidt dat de onrechtmatige hinder voor [eiser 1] en [eiser 2] wordt beëindigd en beëindigd blijft;
IV. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de proceskosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
[eiser 1] en [eiser 2] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat, kort gezegd, er sprake is van wiet-en geluidsoverlast veroorzaakt door [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De blowrook veroorzaakt een constante wietlucht in en rondom hun woning. Het blowen vindt plaats zowel binnenshuis als in de achtertuin, vaak meerdere keren per dag. De geur dringt hun woning binnen, waardoor ramen gesloten moeten blijven en het gebruik van de tuin ernstig is beperkt. De overlast is inmiddels ondraaglijk voor [eiser 1] en [eiser 2]. Het raakt de gezondheid en het woongenot, ook dat van hun dochtertje van 18 maanden. Het leidt tot medische complicaties bij [eiser 1] die zwanger is. De overlast is structureel, niet incidenteel. Er is sprake van burenhinder die te ver gaat en dus handelen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig. Dat geldt ook voor de verhuurder. Hij behoort bij herhaalde overlast in te grijpen, aldus [eiser 1] en [eiser 2].
4.3.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] (bij advocaat) en [gedaagde 1] (in persoon) voeren verweer.
Zij concluderen ieder voor zich tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1
Voordat de voorzieningenrechter inhoudelijk op de zaak ingaat, moet eerst worden vastgesteld of [eiser 1] en [eiser 2] een spoedeisend belang hebben bij de door hen gevraagde voorzieningen.
Gelet op de gestelde voortdurende overlast is dat het geval. Daarom komt de voorzieningenrechter toe aan beantwoording van de vraag of een voorlopige voorziening toewijsbaar is. [eiser 1] en [eiser 2] zijn in zoverre, ontvankelijk in dit kort geding.
5.2.
De voorzieningenrechter zal hierna achtereenvolgens de vorderingen per gedaagde partij beoordelen. De voorzieningenrechter kiest ervoor om eerst de tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ingestelde vorderingen te bespreken.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3]
Onrechtmatige hinder?
5.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat enige hinder van buren geduld moet worden. Niet elk toebrengen van hinder is onrechtmatig, zelfs niet indien die enige schade veroorzaakt. Onder meer de ernst van de hinder, de aard van de hinder, de duur van de hinder, de aard en omvang van de toegebrachte schade en de omstandigheden waaronder de hinder plaatsvindt, zijn van belang bij het beoordelen van de onrechtmatigheid van de hinder (zie onder andere HR 3 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8108, r.o. 3.4,
NJ2001, 108).
5.4.
Volgens [eiser 1] en [eiser 2] veroorzaken [gedaagde 2] en [gedaagde 3] stankoverlast door het roken van wiet in en rondom het huis en geluidsoverlast door het slaan met de deuren/poort, alsmede overlast als gevolg van wietdealers die bij [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan de deur komen.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] ontkennen niet dat zij af en toe een jointje hebben gerookt in hun woning en/of in hun tuin aan de achterzijde van de woning, maar zij betwisten dat zij in ernstige en structurele mate blow- en/of (geluids)overlast veroorzaken.
5.5.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben ter onderbouwing van hun stellingen een door hen bijgehouden logboek overgelegd met data/tijden van overlast (productie 4), Whatsapp- correspondentie met [gedaagde 2] en [gedaagde 3] over overlast van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (productie 7), een Whatsappbericht met camerabeeld van bezoeken door een drugsdealer (productie 5), een foto die [eiser 1] en [eiser 2] van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] kregen waar op te zien is dat er een joint in de asbak ligt binnen in hun woning, correspondentie met verhuurder en makelaar van eigenaar/verhuurder Bricks Twente (productie 8.1) en een e-mail aan verhuurmakelaar Bricks Twente over het blowverbod (productie 8.2) en een melding aan de politie (productie 9).
5.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende aannemelijk geworden dat de overlast van het blowen zodanig is dat deze moet worden aangemerkt als onrechtmatige hinder.
Hoewel zonder meer kan worden aangenomen dat [eiser 1] en [gedaagde 3] vanaf april 2024 (ten minste) enkele keren per maand de sterke specifieke geur van wiet hebben geroken – en ook voorstelbaar is dat zij daarvan last hebben (gehad) – is dat onvoldoende voor het oordeel dat er gedurende een lange periode, naar objectieve maatstaven gemeten, sprake is (geweest) van ernstige en structurele stankoverlast door het roken van wiet. Daarbij komt nog dat tussen [eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] anderzijds niet in discussie is dat andere buurtbewoners ook blowen. Dat (desalniettemin) zou moeten worden aangenomen dat de wietlucht die [eiser 1] en [eiser 2] hebben geroken altijd van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] afkomstig was, kan niet worden gevolgd.
5.7.
Voor de gestelde geluidsoverlast, die [gedaagde 2] en [gedaagde 3] overigens hebben weersproken, geldt dat deze eerst na dagvaarding op 26 augustus 2025 lijkt te zijn ervaren, gelet op hetgeen [eiser 1] en [eiser 2] in hun logboek hebben beschreven.
Niet kan echter worden geconcludeerd dat deze geluidsoverlast dermate ernstig en structureel is dat deze moet worden aangemerkt als onrechtmatige hinder. Dat geldt ook voor de gestelde – door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] weersproken – overlast als gevolg van wietdealers die volgens [eiser 1] en [eiser 2] meerdere malen bij [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan de deur zouden zijn gezien.
5.8.
Bij dit alles komt dat de stellingen van [eiser 1] en [eiser 2] ook niet met waarnemingen van onafhankelijke derden zijn onderbouwd.
5.9.
Dat [gedaagde 1] zijn huurders een ‘blowverbod’ heeft opgelegd voor het door hen erkende blowgedrag, hetgeen op basis van de inhoud van de huurovereenkomst gerechtvaardigd lijkt, maakt het voorgaande niet anders. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben ter zitting overigens verklaard dat zij sinds 28 juli 2025 geen joint meer hebben gerookt in of rondom hun woning. [eiser 1] en [gedaagde 3] hebben dit weersproken. De voorzieningenrechter kan in deze kort gedingprocedure niet vaststellen of het klopt wat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] beweren, maar [gedaagde 2] en [gedaagde 3] kunnen zelf bedenken dat het (ook dan wel met name) in hun eigen belang is dat zij het blowverbod nakomen.
5.10.
De conclusie is dan ook dat de door [eiser 1] en Schuring gevorderde verboden niet toewijsbaar zijn in deze procedure.
5.11.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat zij ook hinder ervaren van de leefgeluiden (geluidsoverlast van de hond, slaan met deuren en stofzuigen vroeg in de ochtend) van [eiser 1] en [eiser 2]. Zij hebben eveneens een logboek bijgehouden. Ook voelen zij zich bespied door de camera die [eiser 1] en [eiser 2] in het gemeenschappelijke halletje hebben opgehangen. Nu [gedaagde 2] en [gedaagde 3] geen tegenvordering hebben ingesteld, hoeft de door hen gestelde hinder niet te worden besproken.
5.12.
De voorzieningenrechter constateert – tot slot – dat duidelijk is dat de goede verstandhouding die partijen eerder als buren hadden, is verstoord, wat de acceptatie van elkaars gedrag en leefgeluiden er niet gemakkelijker op maakt en ook kan maken dat bij eigen activiteiten minder rekening wordt gehouden met de buren.
[eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] anderzijds doen er verstandig aan rekening te houden met elkaar. Het siert beide partijen dat zij vanaf het moment dat ze buren werden onderling hebben geprobeerd om op een zo prettig mogelijke manier naast elkaar te wonen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben herhaaldelijk oplossingen voorgesteld (gebruik schuur, ventilatie, aanbieden mobiele airco) voor de door hen ervaren (wiet)overlast. Ook al hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet van alle voorgestelde oplossingen gebruik gemaakt, het is de voorzieningenrechter wel gebleken dat zij zoveel als mogelijk hebben geprobeerd om rekening te houden met de belangen van [eiser 1] en [eiser 2]. Vanaf juli 2025 is er een kantelpunt gekomen in de tot dan toe goede onderlinge verstandhouding.
De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging dat buurtbemiddeling of mediation een route is die altijd - ook nu nog - kan worden bewandeld.
[gedaagde 1]
5.13.
Nu de vorderingen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden afgewezen, liggen de vorderingen die [eiser 1] en [eiser 2] hebben ingesteld tegen [gedaagde 1] ook voor afwijzing gereed. Toewijzing van de door [eiser 1] en [eiser 2] ingestelde vorderingen tegen [gedaagde 1] veronderstelt dat sprake moet zijn van onrechtmatige hinder door [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. Zoals de voorzieningenrechter hiervoor heeft geoordeeld hebben [eiser 1] en [eiser 2] dat niet aannemelijk gemaakt.
proces- en nakosten
5.14.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] begroot op:
- griffierecht
- salaris advocaat
331,00
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.616,00
De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde 1] begroot op:
- griffierecht
- reis- en verblijfkosten
331,00
50,00
- nakosten
enkel de verhoging zoals vermeld in de beslissing
Totaal
381,00
5.15.
De ten behoeve van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] uitgesproken proceskostenveroordeling zal, zoals door hen gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] af,
6.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk in de proceskosten van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] van € 1.616,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eiser 1] en [eiser 2] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk in de proceskosten van [gedaagde 1] van € 381,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eiser 1] en [eiser 2] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling onder 6.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken door
mr. A. van Diggele op 16 oktober 2025.