In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de tenlastelegging tegen de verdachte, die op 22 oktober 2019 professioneel vuurwerk in een woning heeft opgeslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vervolging van de verdachte voor het eerst is ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, waar op 24 januari 2020 een machtiging voor een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (SFO) is afgegeven. De verdediging stelde dat de rechtbank Overijssel niet bevoegd was, omdat er sprake was van een gelijktijdige vervolging. De officier van justitie betoogde echter dat de rechtbank Overijssel wel bevoegd was, omdat de SFO-machtiging niet als een aanvang van de vervolging werd beschouwd. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de machtiging SFO als een daad van vervolging wordt aangemerkt en dat de rechtbank Rotterdam daarom bevoegd blijft. De rechtbank Overijssel heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is dat de vervolging in Rotterdam formeel is beëindigd of dat deze is overgedragen aan de rechtbank Overijssel. Daarom heeft de rechtbank Overijssel zich onbevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen.